| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De drie gezusters Brontë: Charlotte, Emily en Anne, Currer, Ellis en Acton Bell en hun Familie.
(Vervolg van blz. 426.)
Branwell.
Charlotte kwam uit Brussel weer te Haworth terug, den 2en Januari 1844, een diploma medebrengende, dat geteekend was door dh. Héger, en voorzien van het zegel van het Athenaeum, dat zij de Fransche taal volkomen meester was, en in staat, er les in te geven. Anne en Branwell waren beiden thuis voor de vacantie; Branwell was ongeveer een jaar geleden tot gouverneur benoemd bij de familie Robinson te Thorp Green, waar zijn zuster reeds een poosje gouvernante was geweest. Anne en Branwell keerden na een paar dagen naar hun betrekking terug, en Charlotte en Emily bleven met hun vader alleen, en hervatten hun lange, eenzame wandelingen over de moors, en bespraken lang en breed de plannen, om eventueel samen een school op te richten.
Maar hoe meer zij daarover discussieerden, hoe grooter en onoverkomelijker de moeilijkheden en hinderpalen begonnen te lijken. Het is waar, dat zij een prospectus lieten drukken, een pathetisch document, dat men heden ten dage nog op de pastorie te Haworth kan zien.... maar veel verder kwamen zij niet. De oude heer Brontë was nu bijna zeventig en zijn oogen gingen sterk achteruit; het huis was veel te klein om er een school te vestigen, maar misschien zouden zij er een paar lokalen kunnen laten bijbouwen voor het geld dat hun tante hun had nagelaten; maar het kerkhof lag te vlakbij, en de geheele ligging en omgeving was weinig aantrekkelijk. Bovendien werd Branwell de geheele familie hoe langer hoe meer tot een last. Hij had de zonderlingste manieren, was soms uiterst zwaarmoedig, en dan weer krankzinnig opgewonden en vroolijk. Na Kerstmis
| |
| |
1844 werd zijn gedrag nog vreemder, en Anne's brieven verriedden groote angst en bezorgdheid. Er was iets niet in orde met Branwell; mijnheer Robinson was allang niet meer tevreden over hem, en te eeniger tijd zou hij wel moeten worden ontslagen.
De slag viel in Juli 1845, juist toen Charlotte terugkeerde van een bizonder aangename logeerpartij bij Dominé Henry Nussey en zijn vrouw, de broer van Ellen Nussey, die er met haar samen had vertoefd. Zij vond Branwell thuis, ontslagen uit zijn betrekking. De details van deze droevige historie kennen wij alleen door de uitlatingen der zusters, en later door Charlotte's biografe, Mrs. Gaskell. Het schijnt, dat de ongelukkige jongen aan de opium was verslaafd, als een substituut, voor wat hij wel eens had genoemd ‘demon whisky’. Onder den invloed van dit middel verbeeldde hij zich verliefd te zijn op mevrouw Robinson, die zeventien jaar ouder was dan hijzelf, en wat erger was, hij fantaseerde, dat zij zijn liefde beantwoordde. Tenminste hij maakte zijn zusters wijs, dat hij het slachtoffer was van een slechte, bedriegelijke vrouw. En drie jaar lang was Branwell het onheil en de vloek van het gezin. Hij voerde absoluut niets uit; al het geld, dat hij machtig kon worden, verspilde hij aan drank of opium, en maakte het leven van zijn vader en zusters tot een hel op aarde. Eens stak hij in dronkenschap zijn bed in brand, en werd nog juist bijtijds gered door de moedige Emily, die de vlammen doofde, en haar broer naar haar eigen bed droeg. In haar brieven zinspeelt Charlotte er herhaaldelijk op, dat Branwell zich naar lichaam en ziel ruineerde en hoe langer hoe meer in gezondheid achteruit ging. Hij had, zooals Leyland's boek aanduidt, ook wel perioden van helderheid en zelfinkeer, en verschillende pogingen werden aangewend om hem opnieuw een betrekking te bezorgen. Maar naarmate de maanden verliepen, werd de kans al minder en minder, dat Branwell nog ooit iets behoorlijks uitvoeren zou. De arme meisjes zochten zoo goed mogelijk den uiterlijken schijn te bewaren, verborgen Branwell in zijn kamer, en wendden zich weder tot hun eenigen troost, de literatuur.
| |
Letterkundige ondernemingen.
Het was in den herfst van 1845, dat er iets gebeurde, wat een lange poos het leven der drie Brontë-zusters veranderde, en een beteekenisvolle bladzijde toevoegde aan de rijke Engelsche literatuur.
| |
| |
Charlotte vertelt ons in de biografische inleiding, welke zij publiceerde in een latere editie van Emily's Wuthering Heights, dat zij op zekeren dag een notitieboek had gevonden, waarin Emily gedichten had neergeschreven. Zij las ze, en was verbaasd over hun diepte en kracht en de gedurfdheid der uitdrukking. Emily was ontzaglijk ontstemd door wat zij noemde: een inbreuk op haar vertrouwen maken. En Charlotte had uren en uren noodig om het met Emily weer goed te maken. En toen dat eindelijk gelukt was, kwam Anne kalm voor den dag met de vraag, of, als Charlotte Emily's verzen zoo goed vond, zij ook niet eens naar de hare wilde kijken? Er waren reeds eenige van geaccepteerd door de redacties van verschillende periodieken. Charlotte had ook zèlve verzen gemaakt, en na heel veel redeneering werd er besloten, om een uitgever te zoeken, die een bundel hunner drieër gedichten zou willen publiceeren. Charlotte dacht, dat de verzen van haar en Anne wel onder de vlag der zooveel betere van Emily konden meevaren. Hun identiteit zou strikt verborgen blijven, - vooral de eisch van Emily, - en als namen kozen zij: Currer, Ellis en Acton Bell. (Bell was de naam van een van den heer Brontë's hulppredikers, en, daar een vrouw nu eenmaal altijd liefdesgeschiedenissen vermoedt, spreek ik hier de veronderstelling uit, door verzen van Emily in mij opgewekt, dat Emily dezen Bell heeft lief gehad.)
Al gauw moesten de zusters ondervinden, dat geen enkele uitgever bereid was, dezen bundel op eigen risico uit te geven, en eindelijk kwamen zij met de firma Aylott and Jones te Londen overeen, dat deze de publicatie op zich nemen zou tegen betaling van £ 30. -. De proeven moesten worden gezonden aan Currer Bell c/o Miss Brontë, The Vicarage Haworth, en het hoek verscheen in Mei 1846, getiteld: Poems by Currer, Ellis and Acton Bell, en bevatte 165 pagina's. Er werden ongeveer tien recensie-exemplaren verzonden; het belangrijkste orgaan, dat er notitie van nam, was The Athenaeum, in zijn nummer van den 4en Juli, en het totaal der verkochte exemplaren bedroeg.... 2.
Aldus het lot van het pathetische bundeltje, waarover Charlotte later schreef, toen haar medewerksters beiden reeds ter ziele waren:
‘The book was printed, it is scarcely known, and all of it that merits to be known are the poems of Ellis Bell’. Inderdaad zegt K.R.A. Sugden, bevat de bundel ‘one of the greatest poems in
| |
| |
our language, melancholy, sonorous, passionate, masterly in rhythm and diction, a splendid love-poem which sets Emily Brontë among the immortals.’
Het is het vers, dat begint: Cold in the earth, - and the deep snow piled above thee, en dat o.a. dit prachtige couplet bevat:
No later light has lightened up my heaven,
No second morn has ever shown for me;
All my life's bliss from thy dear life was given,
All my life's bliss is in the grave with thee.
en dit vers is het ook, dat mij op de gedachte bracht, dat het gewijd was aan den gestorven Bell.
‘Ill-succes failed to crush us’, om Charlotte's eigen woorden te gebruiken, en na veel overleg en eindelooze redenatie's, besloten zij hun geluk verder te beproeven, en elk een roman te schrijven. In een paar maanden voltooide Charlotte The professor, Emily haar verrassend werk Wuthering Heights, en Anne een korter verhaal Agnes Grey.
The Professor werd eenstemmig door.... zes uitgevers geweigerd, en eerst gepubliceerd in 1857, na Charlotte's dood. (Als ik over het werk der zusters schrijf, zal ik over dit boek uitvoeriger uitweiden.’) Doch Wuthering Heights en Agnes Grey werden spoedig geaccepteerd.
Niet ontmoedigd begon, in Augustus 1846, Charlotte aan een nieuwen roman, - in een ziekenhuis te Manchester, waar zij zat te wachten, of de operatie, die haar vader voor cataract (staar) moest ondergaan, gelukken zou. Jane Eyre heette deze nieuwe onderneming, en in Juli 1847 stemden de heeren Smith en Elder er in toe, het manuscript ter lezing te ontvangen. En.... het boek werd onmiddellijk aangenomen. De literaire adviseur der firma, de heer Williams, was erdoor overweldigd, en een der firmanten nam het handschrift mee naar huis en zat er den heelen nacht in te lezen. Zes weken later, in October 1847, zag Jane Eyre het licht. De eerste editie was in nog geen twee maanden uitverkocht. De tweede eveneens. De derde werd niet minder gretig gekocht. Het boek was de Schlager van het seizoen, en de geheele wereld vroeg zich verwonderd af, wie wel deze Currer Bell mocht zijn!
Op hetzelfde tijdstip, dat de tweede druk van Jane Eyre ver- | |
| |
scheen publiceerde de uitgever Thomas Cantley Newby te Londen Wuthering Heights van Ellis Bell en Agnes Grey van Acton Bell. Deze uitgave trok in het geheel niet de aandacht. Als er al op gelet werd, beschouwde men deze boeken als een poging om Jane Eyre uit de publieke belangstelling weg te dringen. Het was eerst in 1850 dat er een serieuse bespreking verscheen, n.l, in het Palladium, (doch eerst in de zeventiger jaren erkende men het merkwaardige genie in Wuthering Heights). The North American Review noemde Ellis Bell ‘a man of uncommon talents, but dogged, brutal and morose’. En dezelfde recensent meende in Currer Bell de kenmerken te ontdekken van ‘more than one mind and sex’.
Jane Eyre, waarvoor, - het is interessant dit te weten, - de schrijfster f 6000. - ontving (hetzelfde honorarium, dat zij ook voor Shirley en voor Villette genoot), werd in de pers bijna algemeen ongunstig beoordeeld, terwijl het publiek zich daar blijkbaar niet aan stoorde, en het boek kocht en kocht. De meest felle aanval verscheen in The Quarterly, en was geschreven door Miss Rigby, later Lady Eastlake. We zullen er iets van aanhalen om drie redenen: 1e is het interessant om te weten te komen, waarom Charlotte er zoo door gehinderd werd, 2e omdat er werd beweerd, dat Hugh Brontë, een oom van Charlotte, uit County Down overkwam, gewapend met zijn Shillelagh (knuppel) om den criticus eens eventjes van repliek te dienen (of deze historie waar is, wordt in twijfel getrokken, men vindt haar in Dr. Wright's boek: The Brontë's in Ireland) en ten derde omdat de wijze, waarop Charlotte zich hierover wreekte, de lachende bewondering werkte van Mr. Augustine Birrell. (Charlotte gaf exacte quotaties er uit, later een harer fictieve personen in den mond, en Mr. Birrell geeft den raad aan andere verontwaardigde auteurs, dezelfde methode ook eens toe te passen, om hun gemoed lucht te geven.) Dit is het belangrijkste deel der recensie:
We have said, that this book portrays a heart entirely lacking in grace. That is, in our opinion, the great, the horrible defect of Jane Eyre. The heroine is throughout, the personification of an undisciplined and unregenerate mind. It is true that she behaves well and displays great moral strength, but it is the strength of a soul, which is utterly pagan and a law unto itself. We do not find in it the single trace of Christian grace. It has inherited the direst
| |
| |
sin of our fallen nature, the sin of pride. Jane Eyre is proud and consequently ungrateful. It has pleased God to make her an orphan, without friends, without money, nevertheless she thanks nobody, - least of all the friends, companions and teachers of her lonely youth, - for the food and clothing, the care and education they have had the goodness to give her until she could provide for herself. In short, the autobiography of Jane Eyre is an anti-Christian work.
It is a long murmur against the well-being of the rich and the privations of the poor that is to say, a murmur against the divine will, It is a proud affirmation of the rights of one, which nothing in God's Word or the dispensations of His providence authorize. It is that tone of discontent which forms the most subtle evil to be combated by the courts, the Christian pulpits, and civilized society.
(Deze manier van critiek schrijven, waarbij de personen van het boek worden afgekeurd en daarmee het werk-zelf veroordeeld, is een al lang overwonnen standpunt, en sinds de critiek van De Nieuwe Gids wordt ook in Nederland deze averechtsche methode nauwelijks meer toegepast.)
Aardig is het om hier even in te lasschen, hoe Charlotte aan haar vader mededeeling deed van haar succes, ofschoon dit gesprek al over- en overbekend is.
‘Papa, ik heb een boek geschreven.’
‘Zoo, kind?’
‘Ja, en ik wou graag, dat u het las.’
‘Al ik mijn oogen er maar niet te veel mee inspan.’
‘Maar 't is geen handschrift, 't is al in druk.’
‘Maar kind, al in druk? Heb je dan heelemaal niet aan de onkosten gedacht? Er zal wel heel wat geld bij moeten, want hoe zullen ze een boek koopen van jou, een totaal onbekende?’
‘Neen, Papa, wees maar gerust; we zullen er geen verlies door lijden. Ik heb er zesduizend gulden voor gekregen.’
Waarop de heer Brontë zijn twee andere dochters binnen riep en zei:
‘Girls, do you know Charlotte's written a book, and it is much better than likely?’....
Jeanne Kloos - Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|