| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
‘Stresa was goèd, maar Genève was beter’, moet Ramsay Mac Donald, de Britsche premier, gezegd hebben, toen hij van de jongste Volkenbondsvergadering in Downingstreet terugkeerde vergadering, waarin Duitschland dan, mag men wel zeggen, wegens woordbreuk aan den internationalen schandpaal werd gezet. In Berlijn merkte men daar tegen op, dat Genève met los kruit had geschoten. De volken van Europa moeten hun regeerders, in het bijzonder die der groote mogendheden, dankbaar zijn, dat zij zoo voortdurend heen en weer reizen, over en weer, om elkaar te bezoeken en te overleggen wat zij moeten doen om den vrede te handhaven. De brave mannen doen er ernstige ziekten, hartziekten, bij op. Doch in de dankbaarheid van nederige onderdanen moet er toch hier en elders wel eens een twijfel opkomen of zij, d.i. de leiders der volken, niet wel eens aangaande het lot hunner geadministreerden, comedie spelen? Het is een volkomen nieuw verschijnsel, dat de volksleiders, sinds de noodlottige conferentiën van Versailles, Saint-Germain, Trianon en Neuilly, waarin, door in hun gezond verstand gedeerde staatslieden in oorlogspsychose, heel de wereld werd geworpen in het vagevuur der internationale, gevaarlijkste verwikkelingen, nu bij elkaar komen om te trachten goèd te maken wat toen grondig werd bedorven. Men kan ook in dit feit slechts een teeken zien, dat, ten spijt van de misdadige machten, welke in het geheim werken om de volken tegen elkaar op te drijven, wijl zij in oorlog, althans bewapening, ook in devaluatie van het betaalmiddel, hun voordeel zien, het oorlogsgevaar zooveel mogelijk wordt bestreden. Maar als men dan opmerkt
| |
| |
hoe elke nieuwe conferentie begint met zware hoofden, met pessimistische voorspellingen in de dagbladpers, doch steeds eindigt, althans nagenoeg steeds, met een heerlijke harmonie der beraadslagingen, dan lijkt elke golf van pessimisme vast en zeker gevolgd te worden door een van optimisme. En dit schijnt wel een beetje kunstmatig te geschieden.
De Britsche staatslieden ‘Sir’ John Simon, Buitenlandsche Zaken, en de ‘Groot-Zegelbewaarder’, Mr. Eden, waren naar Berlijn gereisd om Adolf Hitler te polsen naar aanleiding van het feit, dat Duitschland plotseling het Vredesverdrag van Versailles met betrekking tot de daarbij gewilde eeuwige weerloosheid van het groote Duitsche volk tot een ‘vodje papier’ had gemaakt. Precies hetzelfde dus wat Frankrijk jarenlang had gedaan door na te laten wat het op zich genomen had te doen. Trouwens de andere groote mogendheden eveneens. Het was verklaarbaar, dat de twee partijen in dit geval het spel van pessimisme en optimisme niet ondernamen. Adolf Hitler en zijn paladijnen, generaal Göring, minister Göbbels en de andere grooten van Hitlerland, hadden nu eenmaal aangekondigd, dat het Tractaat van Versailles ‘Hekuba’ voor hen was, en zij dachten er niet aan, al ware Onze Lieve Heer-zelf tot hen gekomen, ofschoon diens gezag in het nieuwe Duitschland toch al wordt aangetast, om op hun besluit terug te komen. Maar zoolang de staatslieden met elkaar spreken volgen hun volken niet Malbroeks voorbeeld: zij gaan nièt ten oorlog. Moskou werd daarna door Mr. Eden alleen bezocht, die er een ernstige, dus in dit geval nièt-diplomatieke hartziekte van mee thuis bracht. Geen wonder: Daniël in den leeuwenkuil, en dit nog wel gedurende het ruwe Moskou'sche voorjaar. Warschau werd door hem bezocht en toen Praag, in steeds haastiger tempo. Praag kreeg maar een halven dag, waarschijnlijk om reden van Edens Moskou'sche hartziekte. Daarop volgde Stresa, of liever Isola bella in het Lago Maggiore, waar Italië's machtige ‘Duce’ voor een conferentie-décor had kunnen zorgen, zooals nergens ter wereld schooner, lieflijker kon worden gevonden.
Laat ons daarover de geestdriftige beschrijving lezen van den ter plaatse, maar niet ter conferentie aanwezigen correspondent van het ‘Algemeene Handelsblad’.'
| |
| |
‘Wie Stresa binnenkomt denkt aan een voorjaarsfeest. De mooiste en warmste Italiaansche zon schijnt uit een azuren hemel over een romantische décor van bloemen, palmen, lachende meeroevers, lyrische eilanden, die omstreeks 1900 de romanschrijvers inspireerden tot hun stoutste liefdesverhalen. Vandaag wapperen er de vroolijke vlaggen van Italië, Engeland en Frankrijk. Half Stresa is frisch opgeschilderd in bonte kleuren en des avonds is het geïllumineerd als een bal-champêtre. Het straatfeest van lanterfanterende toeristen en een begin van mondain gedoe op de terrassen van de hotels en de café's wordt nog eens zoo bont door de uniformen van de tallooze heel- en half-militairen, die ter opluistering van het gewicht, dat de Italiaansche gastheeren blijkbaar aan deze conferentie willen hechten, in en om de vriendelijke hoofdstraat van het plaatsje zijn ingekwartierd en onophoudelijk langs de wegen paradeeren. Dat de uniform in Italië van zeer jong tot zeer oud uiterst populair is wordt hier door een gamma van generaties metterdaad bewezen’.
Maar het werd nog mooier. Want Stresa, aan den oever van het Lago Maggiore (het ‘Grootste Meer’), is niet ‘Isola Bella’, (het ‘Schoone eiland’), dat er in ligt, en waarop de Milaneesche voorname familie Borromeo, een dier Italiaansche villa's heeft laten bouwen, waaraan zij in den Baroque-tijd hun vaderlijk of, ‘nepoten’, hun kerkelijk erfdeel hebben verkwist. En ondanks deze onvergelijkelijke heerlijkheid van décor in de eerste uren het zwartgalligste pessimisme. Maar het eind was Mussolini en Isola Bella waardig: een apothese, zeg ik U. Men het oog op Genève.
En nu wil Mac-Donald, het goedige vadertje van de Britsche politiek, dien, jammer genoeg, niemand meer in Engeland ernstig neemt, ons doen gelooven, dat de jongste conferentie te Genève deze apothese nog overtreft? Het is niet waar. Ook Genève is mooi, ligt aan een prachtig meer, maar de Volkenbond en zijn vergaderingen zijn nièt mooi, hoewel gezegend-goèd. Men moet niets overdrijven. Het resultaat was immers, dat er, naar aanleiding van Duitschlands reeds grootendeels in stilte tot stand gekomen herbewapening, om Frankrijk tevreden te stellen, dat deze herbewapening evenmin kan beletten als de heele Volkenbond, gewikkeld in een resolutie, door alle aanwezigen onderteekend behalve door den afgevaardigde van Denemarken, een
| |
| |
keisteen werd geworpen naar Adolf Hitler en zijn mannen, keisteen als een nieuwe oorlogsleugen, dat het Duitschland is, dat het Tractaat van Versailles te niet doet door zijn ‘doèn’, ofschoon men van Duitsche zijde terecht zegt, dat Frankrijk en de andere mogendheden daarvan het voorbeeld gaven door hun ‘laten’. Duitschland wapent zich opnieuw, omdat de tegenpartij zich niet, zooals zij beloofde te zullen doen, grootendeels heeft ontwapend. ‘Voilà tout’!
‘Genève was beter nog dan Stresa’, beweerde de uitmuntende Ramsay Mac-Donald. Hij bedoelde, dat men er nu allerlei voorzieningen had getrokken, waarin ook Soviët-Rusland werd betrokken, 't welk in de toekomst twee gevaarlijke vijanden ziet: Japan en Hitlerland. Immers, in zijn nieuw evangelie ‘Mein Kampf’ openlijk verkondigt, dit laatste openlijk, dat, waar het Duitsche volk er wel van wil afzien naar gebiedsuitbreiding te streven, welke het voor zijn overbevolking zoozeer noodig heeft, naar het Westen toe: Frankrijk, België, Nederland, Denemarken, dit zeker niet het geval is met zijn blik naar het Oosten gericht, Rusland, om over Polen te zwijgen. In Rusland allereerst stammen millioenen Duitsch-sprekende menschen. Wat Rusland in den loop der eeuwen is geworden dankt het aan Duitsche krachten. Aan Armenische, aan Joodsche krachten tevens. Doch deze laatste worden in den Duitsch-Arischen gedachtengang opzettelijk vergeten. En ten deele terecht, omdat Sovjët-Rusland eigenlijk zijn bestaan dankt aan Armenische en Joodsche samenzweerders tegen het rotte Czarisme. En nu zouden drie groote mogendheden, Frankrijk, Engeland, Italië, Duitschlands overwinnaars in den oorlog, wenschen, dat laatstgenoemd land toetrad tot een verbond van non-agressie niet alleen, maar zelfs, in geval van aanval door derden, van verdediging van Rusland? ‘Niemals’! heeft Adolf Hitler uitgeroepen, en dit is verklaarbaar.
Zoo is dan ook de Geneefsche conferentie geëindigd met optimistische erkenningen. ‘Genève nog beter dan Stresa’? Maar dan, zou men denken, gaan wij het Duizendjarig Rijk tegemoet, in plaats van een nieuwen wereldoorlog. Het is echter verklaarbaar, wijl nu van Duitsche zijde gezorgd wordt voor het naar 't schijnt noodige pessimisme voor het moreele evenwicht.
| |
| |
Het is waar, dat door de gevolgen van het Tractaat van Versailles, door aan oorlogswraakzucht lijdende staatslieden - de goede Woodrow Wilson was de eenige, die zijn wel Amerikaanschbeperkt maar gezond verstand had bewaard in zijn Volkenbondsidealisme - Duitschland telkens wordt geprikkeld door de machthebbers over de kleine brokken van het vroeger keizerlijke Duitschland, waarvan een groote minderheid der bevolking Duitsche van afstamming en taal is, en wijl deze, door haar vreemde heerschers geknecht, van berusten niet wil weten. Dit was dan nu weer het geval in Litauen, dat, naast Dantzig, als een doorn steekt 't in het Duitsche nationale lichaam. De plaats ontbreekt hier om in bijzonderheden deze Duitsche oorlogswond te verklaren. Litauen had geen recht op Memel, vrije stad, en mocht er slechts de haven van gebruiken voor zijn uitvoer over zee. Maar het heeft Memel eenvoudig bezet, hoewel zijn bevolking hartelijk Duitschgezind is, immers grootendeels uit Duitschers bestaande. Dit is ook het geval met haar omgeving, bevolgt door geboren Litauers. Niet minder Duitschgezind, beweert men, dan de Memelingen. De Litausche gewelddaad viel ongeveer samen met den dag van het bezoek der Britsche staatslieden aan Berlijn. Geen wonder, dat het den ‘Führer’ gelegenheid verschafte om er over uit te pakken, dat de overwinnaars te Versailles het overwonnen Duitschland moreel hadden gebonden, gekneveld, mishandeld, en dit terwijl men had moeten inzien, dat het een dijk was tegen den vloedgolf naar het Westen van het Bolsjewisme, toen dit nog de geestdriftige kracht bezat zijner jeugd, zoo spoedig door de ‘graue Theorie’ van de kapitalistische wereldpractijk bedaard.
De drie groote mogendheden van Europa's Westen: Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië hebben dus, hoewel hevig morrend, te berusten in Duitschlands herbewapening: een 550.000 man sterk leger in vredestijd, een sterke luchtvloot, welke thans die van Engeland, dat door dit wapen zijn grenzen hoopt te kunnen beschermen tot aan de oevers van den door Vader Borger bezongen Nederlandschen Rijn, met een derde overtreft, en een vloot van tenminste 400.000 ton sterkte, in ieder geval gelijk aan die van Frankrijk, en tevens teruggaaf van aan Duitschland ontrukte koloniën. Er zullen nog heel wat conferenties van
| |
| |
staatslieden moeten worden gehouden eêr er in den door Versailles op geroepen chaos eenige vreedzame orde komt.
Intusschen heeft de minister van de Schatkist in Engeland, Neville Chamberlain, een juichkreet aangeheven voor het a.s. budget over den schitterenden staat der Britsche financiën. 'n Budgetje, lieve menschen, om onzen waardigen minister Oud razend te maken van jaloerschheid. Haast te mooi om eerlijk te kunnen wezen. Overschot van inkomsten op uitgaven, verlaging van enkele belastingen of zelfs vrijstelling, terzijdelegging van een belangrijk bedrag voor de aflossing van schuld, en zoo nog enkele zegeningen meer. Ieder weet, dat er met cijfers kan worden gegoocheld, en dat ook voor optimistische ministers van financiën het papier geduldig is. Bewijs dat Neville Chamberlain, indien het niet oneerbiedig is, hem zoo maar kortaf te noemen, een beetje met de cijfers van zijn heerlijk budget goochelde is, dat hij er op rekent, dat genoeg rijke lieden hem het genoegen zullen doen te sterven om hem te helpen aan 80 millioen ponden, gekelderde ponden sterling, aan successierechten. O, de glimlach van innige verblijding, waarmee deze gelukkige minister van financiën, de eenige op heel de wereld van dezen tijd, zich vooraf liet fotografeeren: foto ook in onze dagbladen verschenen, waar er zoovele zijn, wien de vastheid van den ‘eerlijken’ gulden een doorn in het oog is van hun op ‘baisse’ gericht winstbejag. Maar ofschoon dan deze gelukkige minister in het Parlement kon uitroepen: ‘wij hebben tachtig procent van onze welvaart heroverd’!, de toehoorders ontvingen zijn mededeelingen slechts met een bedaarde geestdrift.
In de politiek heerscht slechts voor een gering deel de zuiverende en zuivere eerlijkheid. Vandaar, dat er steeds zoo'n onaangename lucht aan is. Laat ons tenminste gelooven aan de eerlijkheid der leidende staatslieden. Ofschoon dit reeds moeilijk is. Zij staan ongetwijfeld onder den invloed van dien ‘Vijand nommer Een’, zooals men tegenwoordig in ‘the States’ de chefs der gevaarlijkste ‘gangsters’ betitelt, ‘the enemies number One’ der volken: de wapenfabrikanten en hun aanhang in de door hen in het leven geroepen wereldpers. Hun belang, het werd reeds meermalen in deze bladzijden te kennen gegeven, is, misschien niet zoozeer om de volken door hun nationale tegen- | |
| |
strijdige geschillen tegen elkaar tot oorlog op te drijven, doch om hen, door vreesaanjaging, zich voortdurend tot kostbaarder bewapeningen te brengen. Al moet er dan ook dier financieele ondergang op volgen. Zij zijn de eenige fabrikanten ter wereld, die goede zaken doen. Zij hebben, na leger en vloot van voorheen, er de luchtvaartvoorziening tegen een oorlog bij gekregen. Sinds eenige jaren worden de volken en hun regeeringen bang gemaakt voor den oorlog uit de lucht met gifgassen, waaraan ook de burgerlijke elementen der natiën zouden bloot staan. Er moeten niet slechts in alle steden bomvrije kelders worden gebouwd, maar alle stedelingen moeten voorzien zijn van maskers, welke hen tegen de uit de lucht op hen neerdalende gassen zullen beschermen. Hoewel de wapenfabrikanten dan al geen voordeel zullen hebben bij den aanleg der bomvrije kelders, zij zijn wel zoo goed om tegen item zooveel te zorgen voor de gasmaskers.
Welnu, het gezond verstand is, goddank, nog niet heelemaal uit de wereld, en het schijnt wel in hoofdzaak te worden gecultiveerd onder de kleine volken. Terwijl, blijkens een proef in ons Haagje genomen, ietwat komiek wijl er slechts sprake kon zijn van één bomvrijen kelder, en de menschen er niet eens in weg scholen, en op een terrein niet grooter dan een plein, komiek ook wijl duizenden gelukkig ook bomvrije toeschouwers er bij stonden te lachen, ook onze overheid onder den invloed dier vrees schijnt te leven, is het even nuttig als verblijdend wat de regeering van het kleine Denemarken daarover denkt en zegt. Ten eerste twijfelt zij aan een toekomstigen luchtoorlog met gifgassen, althans tegen de bevolkingen der steden. Vervolgens twijfelt zij aan de doelmatigheid der anti-gasmaskers, voor iedereen, - wat 'n buitenkasje voor de leveranciers, indien het zoover kwam! - en, indien het zoover kwam, aan de doelmatigheid, ten eerste van die gasmaskers-zelf en aan hun juiste toepassing door man, vrouw en kind, daarin onvoldoende geoefend. Denemarken althans belast zijn oorlogs-budget voorloopig niet met den aanleg van vele bomvrije kelders, noch met het aanschaffen van gasmaskers voor zijn heele stadsbevolking.
Gij ziet, dat in dat land althans, met wat gezond verstand, ook nog wat blijgeestig geloof in de toekomst schijnt te leven.
|
|