De Nieuwe Gids. Jaargang 50(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 479] [p. 479] Gedichten door Joannes Reddingius Rusteloos Ik voelde de eenheid van het Hier en Boven dat oogenblik bij 't nevelen-verzweven, toen zichtbaar werd het woud vol machtig leven, der bergen trits waar 't floers werd weggeschoven. 'k Zag stralend blauw en edel zonlicht-beven, kleuren van bloemen en het goud van schoven, 'k wist achter mij de doornen en de kloven en hoorde een zingen, 's levens wonder-weven. Dat zingen was een antwoord op de vragen, die 'k mij gedaan had in mijn duistere uren als geene lied'ren klonken door mijn dagen. Het oer-diep-sterke in mijne ziel in staêge stuwing streeft voort naar een ver doel, het wagen is mijn geluk en 't evenwichtig sturen. [pagina 480] [p. 480] Het lied der dalende zon Mijn zegevierende Engel leidde mij naar een schoon woud en bij een klaren stroom zaten wij saam bij 't lommer van een boom en 't zingend water gleed aan ons voorbij. Het was dat diep-ontroerend avondtij als zon gaat dalen en de koeien loom door schemer gaan, gestalten uit een droom en alles is zoo stil, het bosch, de wei. Zij drukte zacht haar vinger op den mond ten teeken mij dat ik geen woord mocht spreken, maar enkel luist'ren, zien in dezen stond. Toen wees zij naar de zon en zag mij aan en alle smarten uit mijn leven weken, het zonne-liefdelied mocht ik verstaan. [pagina 481] [p. 481] Oorsprong Wie doolt door avond-groene schemering door 't zomerbosch hoort wonderschoone zangen en in zijn hart leeft weêr het oud verlangen naar melodie, zing, stem van toover, zing. Wordt daar gesloten rondende elfenring, is daar de wereld van mysterie-weven, is dat een dans, zijn 't klanken, die daar zweven, is 't toekomst-leven of erinnering? Zoo doolde ik ééns, maar nú bij avondschijn stijg ik in klaarheid boven stemming uit en dank de zon voor alles wat zij schonk. Nu geef ik blij wat in mijn wezen zonk en mijne liefde leeft in het geluid waarmede ik dankzeg oorsprong van het Zijn. [pagina 482] [p. 482] Der bloemen muziek Wie met de bloemen leven mag, hij hoort zoete muziek in zomerochtendtij, als nacht is heen, de schemering voorbij; dan zingt naar 't licht de bloem heur eigen woord. Soms klank van fluiten, die het hart bekoort, een orgeltoon vol troostend medelij. O veel schakeering van muziekgeglij klinkt in de stilte door geen macht verstoord. Soms is 't geluid zoo fijn dat men niet weet of het nog klinkt of dat het heeft geklonken, maar zacht geluk is in de ziel gezonken En straalt weêr uit, verwaaid is al het leed. Zoo sta ik bij mijn bloemen vaak te luist'ren als dag begint of droom-stil bij het duist'ren. Vorige Volgende