den Jardin der Plantes te zien. Want wie onzer behalve dat versleten bestaan, deelt met de vlinders hun lichtheid, hun schoonheid, hun gratie door harmonie in vorm en kleur?
Vlinders tentoongesteld in een plantentuin. Maar ze hooren er thuis, ze zijn verwant aan de bloemen en blaadren; sommige hunner waren eens als fladderende bloemen, sommige hunner zijn nu nog als doode, gave herfstbladeren.
De vlinders bekijkend, herinnerde ik mij de woorden van Ko Doncker. Het was lang geleden in Holland, waar destijds, meer dan elders, met gemak gesproken werd over chaos, God, atheïsme en geloof. Het behoorde tot den ‘bon-ton’ der huiskamer.
- En jij Ko, geloof jij in God? werd hem gevraagd.
Z'n rare neus ging de hoogte in - het was niet moeilijk voor hem een karikatuur van zich zelf te maken - en hij zei:
- As je, soo as ik, buite woont en bijen houwt, en as je dan het leven van die bije aandachtig bekijkt, dan wor-je eenvoudig.
Geduld en liefde verzamelden de schatten dezer moderne Pandora-doozen.
Onze verbeelding, zelfs haar grootere zuster, de fantasie, kunnen niet benaderen, de menigvuldige en vaneerende schoonheid dezer kleurige scheppingen. Soms zijn ze als ragfijne kantweefsels, of glanzende, veel-tintige ertsen, glinsterende edelsteenen, gevangen licht-glimpen, soms deelen zij de warmte en diepte van fluweelen weefsels, den stralenden glans van effen zijde of bewerkte brokaten. De nabootsing van natuur-producten, als mos, boomschors, erts, tot menschelijke industrie van soepele weefsels, harde mozaiken en emails hervindt men op deze vleugels.
Zelfs in hun verstijving hebben ze hun luchtigheid behouden.
Vlinderwieken verbinden hier Oost en West, Noord en Zuid in beperkte ruimte. En in hun natuurlijke versieringen, hervinden we ze als de leermeesters van den Javaan in zijn grillige, schaduwachtige batik-werken, den Japanees in zijn straf gebeitelde houtsneden, den Mexicaan in zijn sobere kleur- en lijn-figuraties waarmee hij zijn aarde- en leerwerk versiert.
Boven den dood zegepraalt hier de schoonheid der vlinders. In welken zegepraal deelachtig zijn, niet alleen die kunstenaars, voor wie zij onbewust als voorbeeld dienden, maar alle kunstenaars die onbewust de schoonheid dienen.