De Nieuwe Gids. Jaargang 50
(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 403]
| |
Maandelijksch overzichtDe menschelijke hand.De chiromancie, - de kunst om uit de lijnen der hand 's menschen lichamelijken toestand en lotgevallen op te maken, - is door de eeuwen heen beoefend en heeft altijd tegelijkertijd in hooge eere en zeer in discrediet gestaan. Sommigen beschouwden deze kunst hardnekkig als een soort van kunstje, ongeveer op dezelfde lijn staande als het koffiedik, het ei, of het ‘glas spiritisme’, waarmee goedkoope planeetlezeressen beweren, aan de goêgemeente de toekomst te kunnen voorspellen. Anderen daarentegen noemden de handleeskunde een Wetenschap, die ernstig bestudeerd verdiende te worden, en dan zeer gunstige, ja, verbluffende resultaten afwierp. Wat is nu hiervan waar? Er zal wel geen sterveling zijn, die ontkent, dat, evenals het gezicht, de menschelijke hand haar eigen uitdrukking bezit, en dat men uit den vorm en de bewegingen der hand veel van 's menschen karakter en zijn innerlijken staat kan opmaken. Zelfs de grootste cynicus, zelfs der Geist der stets verneint, heeft ontelbare malen opgemerkt, hoe de hand, zonder het te willen, en waarschijnlijk zelfs zonder het te weten, de zieleroerselen vertolkt, in krampachtige, nerveuse, opgewonden gebaren, of door een stille, rustige resignatie, of door sterk tot een vuist gewrongen zijn. Woede, pijn, opgetogenheid, wanhoop, vreugde, ongeduld, verontwaardiging, vrede of harmonie, - alles drukt zich uit in de hand. De schilders van alle tijden, de schrijvers van alle tijden, hebben ons de menschelijke hand getoond en beschreven in al haar uiterlijke verschijningen en als het instrument van innerlijke gewaarwordingen. Zij hebben er ons opmerkzaam op gemaakt, hoe ver- | |
[pagina 404]
| |
schillend de hand van den ouderdom is, - als overtrokken met fijn, droog perkament, met blauwe, bolle aderen als broze koorden er op gelegd, - van de vitale, bloedwarme, krachtige hand van den middelbaren leeftijd; de frêle, zachte, ingenue hand van het jonge meisje, van de nog onontwikkelde, mollige babyhand; de stalen sport-knuist, van de slanke, teeder-gelede hand van den dichter-droomer (Shelley), de efficiënte hand, van die van den sybaritischen weekeling. Waarom zou het niet waar kunnen zijn, dat de ziel het lichaam opbouwt, zooals wijsgeeren beweren? Wij kennen in de kunst de muzikale hand, in het leven de hand van den gierigaard, en, zoowel als van den moordenaar, de hand van den minnaar. Wij kennen de smeekende hand, de hand, die bidt; de hand, die grist en graait, en beschermt en redt; de hand, die veroordeelt, (die met den duim naar beneden vonnis wijst), zoowel als de hand, die zich balt in toorn, of die zich in den vrede van den dood ontspant; de hand, die afwijst en de hand, die welkom heet; een hand kan juichen, gillen, krijten in onbeschrijflijk lijden, vaarwel wuiven, en zich toestrekken in een geste van ononderdrukbare vreugd; een hand kan slaan en streelen, kan minzaam zijn of wreed, kan schreeuwen in radeloosheid, of jubelen in zegepraal; een hand.... zag men niets dan een hand, en bleef het overige lichaam verborgen.... kan een geheelen roman of een geheel drama vertellen, reveleert den stand, het oogenblikkelijk gedrag, den aard van den eigenaar, verraadt diens verlangens en bedoelingen, diens liefde en haat, boezemt ons vertrouwen in of afkeer, geeft ons veiligheid, of doet ons terugdeinzen in schrik. De hand openbaart aan den nauwkeurigen opmerker, wat een gezicht, soms gesloten als in de strakke hardheid van een masker, nog te verbergen weet. En daarom.... kan men zich gerust overgeven aan het onderzoek, dat een ter zake kundige instelt op onze hand. Het zoo juist verschenen boek (bij de firma Kruseman te 's-Gravenhage) De hand van den mensch door Noel Jaquin, in de geautoriseerde vertaling van Miek Janssen, geeft een uitgebreide en uitstekend gedocumenteerde handleiding over alles wat er omtrent dit onderwerp te weten is, en zal voor velen, voor geloovigen zoowel als ongeloovigen, een openbaring. zijn. Er zal géén lezer wezen, die | |
[pagina 405]
| |
er niet iets interessants in vindt, iets, wat hij nog niet wist, en wat hem verrast; want in deze practische verhandeling worden in het bizonder de psychologische, sexueele, bijgeloovige en medische kanten van het handlezen belicht. Een der merkwaardigste dingen, welke ik door dit boek ben te weten gekomen, is: dat de binnenvlakte der hand onder bepaalde omstandigheden en in verloop van tijd, verandert. Een der bezwaren tegen de chiromancie is van oudsher geweest, dat opgemerkte omstandigheden in de hand blijven opgeteekend, ook al zijn ze lang voorbij. Doch dit is geenszins het geval! Noel Jaquin levert het doorslaande bewijs zijner mededeelingen hieromtrent door foto's te geven van eenzelfde hand in verschillende levensperioden. En rijk is dit werk aan afbeeldingen, hoe ziekten, of aanleg tot ziekten, zich in de hand openbaren. Inderdaad, dit boek is hoogst belangwekkend, zoowel voor leek als voor kenner beide. Men kan er heel veel uit leeren (o.a. dat de, voor mijn smaak, uiterst leelijk gevormde hand van George Bernard Shaw, het ‘geheim van zijn genie openbaart’!), en een nauwkeurige bestudeering ervan heldert heel veel op, wat ons duister was. De hand van de mens is een boek om bij de ‘hand’ te houden, en er telkens weer eens iets in op te zoeken. Uit den aard der zaak is de vertaling uitstekend, daar zij werd toevertrouwd aan Miek Janssen, zelve een chiromancienne, die dus alle termen dadelijk begreep en in klaar en duidelijk Hollandsch overbrengen kon. De uitgever, de heer J. Philip Kruseman, heeft de aardige gedachte gehad, om het werk voor Nederland een aparte attractie bij te zetten, en Miek Janssen de hand te laten lezen van een letterkundige, een musicus en een auteur, waarvoor gekozen zijn: Willem Kloos, Willem Andriessen en Fie Carelsen, en van welke handen afbeeldingen gegeven zijn. ‘Het is eigenaardig’, zegt Miek Janssen zeer terecht, ‘dat voor een kenner de handen dezelfde lijdenstrekken vertonen als een gezicht hebben kan, dezelfde weemoed en dezelfde strijd.’ Wat zij zegt over de handen van Fie Carelsen en Willem Andriessen lijkt ons voortreflijk, en niet minder het oordeel dat zij geeft over de handen van Willem Kloos, waaraan wij het volgende ontleenen: ....sterk gevoel voor rhythme, levensrhythme vooral. Geeste- | |
[pagina 406]
| |
lijk streven vèr boven materiëel streven.... Leiding willen geven op geestelijk gebied.... Gevoel even sterk vertegenwoordigd als verstand; er is evenwicht. Geniale aanleg. Overtuigingskracht; veel mogelijkheden ook op ander gebied als letterkundig.... Ontzaglijke intuïtie; hij kan daar gerust op vertrouwen, ook vooral wat menschen betreft.... Voelt hartstochtelijk, heftig, maar heeft takt.... Heeft wat zijn wijze van denken betreft, oogenblikken, dat hij ziet, waar anderen in het duister zijn. Zeer groote fantasie. (Hoofdlijn!) J.K. - R.v.S. | |
Hollandsche tooneelspeelkunst.Het is al meermalen opgemerkt, dat de Hollandsche tooneelspeelkunst, vergeleken met de buitenlandsche in Nederland, niet in een gunstige conditie verkeert. Het is een, door de eeuwen heen waargenomen verschijnsel, dat de Hollander méér belangstelling toont voor producten uit het buitenland dan voor de voortbrengselen van eigen bodem. Dit gaat zóóver, dat de Hollandsche industrie verschillende dingen naar het buitenland zendt, om ze, voorzien van stempels uit de desbetreffende landen, in Nederland in te voeren als Amerikaansch, Fransch, Engelsch, enzoovoort. De wereld wil bedrogen zijn, welnu, laat ons haar bedriegen, zeggen de fabrikanten. De mode moet van over de grenzen komen en evenzoo de lectuur, de tooneelspeelkunst, de muziek, de film, het cabaret. Het is een feit, dat voorstellingen, gegeven in talen, die men hier niet verstaat: Russisch, Jiddisch, volle zalen trekken; het is een feit, dat een stuk ‘vertaald’ uit het Hongaarsch een doorslaand succes heeft, maar niets meer doet zoodra het bekend wordt, dat de schrijver een Hollander is. Heyermans maakte reeds een veertig jaar geleden het experiment met zijn een-acter Ahasverus, die hij, als uit het Russisch vertaald, deed opvoeren. Vanwaar deze vreemde toestand? vanwaar die overschatting van het buitenland, die onderschatting van het eigen product? Een der redenen zal wel zijn: dat de buitenlandsche critiek de geesten reeds bevooroordeeld heeft, eer de boeken en de tooneelstukken tot ons komen. Weet men, dat een Voyage au bout de la Nuit een 158e druk heeft, dan wil men dit boek natuurlijk lezen. Weet een theaterdirecteur, dat een tooneelstuk in Frankrijk, | |
[pagina 407]
| |
Engeland of Duitschland honderden opvoeringen beleeft, dan durft hij het aan, het op zijn repertoire te nemen. Met een Hollandsch stuk blijft het een waag en een afwachten. Dáárom zullen de Hollandsche tooneelschrijvers altijd moeten achterstaan bij de buitenlandsche auteurs. Dat zij niettemin hard werken en hoop blijven voeden, toont het zoo juist verschenen lijvige Gedenkboek van het Verbond van Ned. Tooneelschrijvers, dat een overzicht geeft wat het gezelschap gedurende tien jaren heeft gepresteerd. En bovendien vinden we hier een waardevolle reeks portretten, overzichten van het leven en het oeuvre van verschillende tooneelschrijvers, fragmenten van tooneelstukken, typische illustraties, verschillende essays, zoodat, om met den uitgever (G. Niessen te Delft) te spreken, hier een werk is gebracht van ‘documentaire, artistieke en literaire waarde. In het bizonder zij de aandacht gevestigd op het interessante. en van zoo groote letterkundige kennis, belezenheid en inzicht getuigende artikel van Dr. K.H.E. de Jong: De wijsgeerige gedachte bij de Noord-Nederlandsche tooneeldichters. Hij begint er de aandacht op te vestigen, dat reeds bij het Grieksche tooneel de wijsgeerige gedachte zich heeft doen gelden, en dat ‘Euripides, hun meest verfijnde dramaticus, de tooneel-philosoof werd genoemd.’ In een kort overzicht der wereldliteratuur speurt hij deze wijsgeerige gedachte na, om dan te komen tot onze Noord-Nederlandsche producten, te beginnen met het in onze dagen wederom opgevoerde en ‘terecht beroemde’ spel: Mariken van Nieumeghen; hij geeft een beschouwing over de treurspelen van Bilderdijk, welke auteur door A.J.v.d. Aa in diens Biografisch Woordenboek wordt genoemd: ‘wel een zonderling, doch buiten twijfel oorspronkelijk wijsgeer’, om verder te gaan tot op onzen tijd en te eindigen met de woorden: ‘Uit dit ons overzicht blijkt toch wel, dat onze dramatische literatuur, wat wijsgeerigheid van gedachten betreft, bij geen andere ten achter staat, en dat de prestaties onzer hedendaagsche tooneelschrijvers ons het recht geven, ook ten opzichte van de toekomst de beste verwachtingen te koesteren.’ Het allerkeurigst, in groot formaat op kunstdrukpapier uitgegeven Gedenkboek is een nuttig naslaboek, en verdient als zoodanig in ruimen kring te worden verbreid. N.G. | |
[pagina 408]
| |
Aristo.Wij behouden ons voor, om op een der arikelen van het maandschrift Aristo, (dat, onder de honderden moderne periodieken een werkelijke allure heeft van wijsgeerigen ernst) namelijk Critiek en Afgunst, een door Wouter Lutkie vertaald fragment uit Ernest Hello's Plateaux de la Balance, nader terug te komen. Onze bedoeling is thans voornamelijk om de aandacht te vestigen op de goed-gedocumenteerde en geheel-verantwoorde artikelen van den jongen schrijver Mr. Herman H.J. Maas, die de poëzie dieper en serieuser beschouwt dan vele ephemere critici, die haar lezen met dezelfde vluchtigheid, waarmee men inderhaast een krant dóorkijkt. La poésie est une connaissance, en dit heel goed gekozen motto van Henri BrémondGa naar voetnoot1) geeft de richting aan, waarin Mr. Herman Maas werkt. De dichtkunst is een weten. Een innerlijk weten, een zien, waar, voor anderen, alles duister is. Het is niet voor niets, dat de dichter eertijds trouvère, trovatore, vinder heette. De waarachtige dichtkunst is in haar echtste wezendheid wijsgeerig; niet omdat zij goedkoope ‘ideeën’ zou bevatten, waarvan er dertien in het dozijn gaan, (‘ideeën’ is een modewoord, waarmee door sommigen onophoudelijk wordt geschermd, ja, voor velen is het een ‘scherm’ met gewichtige, vaak kaballistische teekens, waarachter zich echter.... niets verbergt!) maar omdat zij in het ontijdelijke, onruimtelijke schouwt, en daaruit nu en dan ‘een luttel grein waarheid’ weet te vergaren.... Aristo is het orgaan van een groep, die hun persoonlijke overtuigingen en inzichten tegenover de geijkte, conventioneele frasen stellen, en is dus als het ware een openbare tribune, waar elke eerlijke en goed-geformuleerde convictie een plaats vindt. Zeer wijselijk onthoudt het zich van politiek, en is, behalve literair, in hoofdzaak algemeen-cultureel. Men zal goed doen, kennis te nemen van en rekening te houden met dit tijdschrift, dat zoo ernstig tracht zich hoog te houden, en in zijn genre ‘het beste van het beste’ te geven; dat toont het publiek te respecteeren door in de eerste plaats zichzelf te respecteeren. Dit immers is de weg, en daarom is de naam Aristo waarlijk niet slecht gekozen!.... Men behoeft het volstrekt niet altijd eens te zijn met alle artikelen in | |
[pagina 409]
| |
dit maandblad, om te erkennen, dat het, zooals de Nationale Unie zegt: ‘de vraagstukken van den dag altoos, als vanzelfsprekend plaatst tegen den achtergrond van de problemen, die niet slechts onzen tijd, maar alle tijden beheerschen.... en dat het jong, vurig, ernstig en waarachtig is.’ Wat wil men méér? dan dat opinie, critiek, overtuiging de ‘allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’ zij? (Voor de zooveelste maal maken wij het hier duidelijk, dat met deze uitdrukking geenszins wordt bedoeld de Ikheid op den voorgrond te plaatsen, maar slechts te uiten datgene, wat men waarlijk en persoonlijk heeft gevoeld en overdacht, - dus dat men niet klakkeloos overgeleverde frasen en inzichten overneemt, maar zèlf onderzoekt, zèlf overweegt, en voor zijn eigen verworven waarheid ook zijn eigen uitdrukking vindt.) Aristo, zegt de Redactie in zijn Inleiding tot den vijfden jaargang, wil hoeden en bevorderen alles wat moreel en physiek gezond is, en den strijd aanbinden tegen alle, de gezondheid der physieke en moreele natuur ondermijnende machten.... Het is vóór de synthetische wijsheid, tegen de geletterde stompzinnigheid.... en tegen alle eenzijdigheid op artistiek en aesthetisch gebied, doch vóór veredeling van het zieleleven en verheffing en verfijning van het peil des geestes.... Is dit geen programma, hetwelk ieder onderschrijven kan? en dat deze periodiek maakt tot een tijdschrift van stijl en karakter? N.G. |
|