De Nieuwe Gids. Jaargang 50(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 290] [p. 290] Verzen door An Veltman. Koorddans. 't Geachte publiek geniet uniek, als ik met mijn kleurig rokjen aan, dansend over 't smalle koord zal gaan. Tusschen hemel en aarde herwin ik mijn waarde, en de lampjes van de kermistent flonkeren monkelend om de gore bend. Ha, bij muziek triptrap ik kwiek, lachend om mijn pijn en vreugden van hùn angst, wie te veel moest lijden is voor meêlij 't bangst. Ja, zoolang als het gaat, den dood in 't gelaat, zal ik met mijn kleurig rokjen aan, dansend over 't smalle koordje gaan. [pagina 291] [p. 291] Kwatrijnen. Aanvaard ze dankbaar, 's levens harde slagen: de wijze mensch liep tastend 't duist're bosch van smart; de glanzig-gave korrels tusschen steen gespleten lagen, Maar toonde' in milde vloeiïng 't goede en rijke hart. Keer uw betraand gelaat naar stille dingen; de tijd is daar, dat menschenwoorden falen 't ontdaan gemoed met troost in slaap te zingen: zie, hoe de rust en eeuwigheid uit kleine dingen stralen! Niet aan vier muren ben ik gebonden, noch aan een enkel bemind gelaat, sinds ik Uw Glimlach heb gevonden in die brokk'lende steen van de straat. [pagina 292] [p. 292] Alleen. Ik kan u wel verstaan, uw lachen en uw weenen, maar als uw oog is toegegaan, dan sluipt mijn eigen leven aan en wil niet van mij henen. Het heeft zoo lang gewacht, het was wel heel bescheiden, nu, in den stillen nacht, heeft het zijn deel verwacht; - ik hoor uw adem glijden. - Nerveus verlangend kind, 't vochtglanzend oog naar mij geheven, ontroerd, dat het mij eindlijk vindt, dat duizend dingen nu verzint, hoe kan 'k het brommen geven? O, 'k kan u wel verstaan, uw lachen en uw weenen, maar als uw slapen is gedaan, mijn kleine knaap is heengegaan, ben ik wel héel alleene... Vorige Volgende