| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De drie gezusters Bronte: Charlotte, Emily en Anne, - Currer, Ellis en Acton Bell, - en hun familie.
(Vervolg van blz. 114.)
Doch de tijd was nabij, waarop de vader oordeelde, dat de kinderen meer school-ontwikkeling moesten hebben, want de eenige toekomst voor arme dominé's-dochters was in die dagen het huwelijk of een betrekking als gouvernante. De school werd gekozen van Miss Margaret Wooler in de omstreken van Hartshead, waar de vader een zestien jaar geleden had gestaan. Miss Wooler was een vriendelijke, bekwame vrouw, die weldra het vertrouwen won van haar nieuwe leerlinge (Charlotte), en die haar heele leven een warme trouwe vriendin van Charlotte bleef, en die ook haar huwelijk (in 1854) bijwoonde.
Om twee redenen is deze schooltijd, die slechts achttien maanden duurde, van veel belang voor Charlotte's carrière geweest. Want hier maakte zij kennis met Ellen Nussey en Mary Taylor, die beiden ook haar levenslange vriendinnen zouden blijven. Beiden waren bizondere temperamenten. Mary Taylor ontwikkelde zich tot een onafhankelijke, ontwikkelde vrouw, een, die lang voordat het een algemeene strooming werd, ijverde voor vrouwenrechten en een verbeterde positie voor de vrouw. Zij zeide eens tot de zusters Brontë: Jullie zijn net in een kelder geplante aardappels. En aan Ellen Nussey danken wij onze kennis van Charlotte's huiselijk leven en innerlijke gedachten, voor het grootste deel tenminste. Zij en Charlotte waren intieme vriendinnen en schreven elkaar een onnoemelijk aantal brieven. Het is bijna uitsluitend in deze correspondentie, dat Charlotte zich in
| |
| |
volkomen onbevangenheid geeft, en een geluk is het, dat miss Nussey zoo goed als alle brieven van Charlotte heeft bewaard, ofschoon, na haar huwelijk, de heer Nicholls aan zijn vrouw verzocht, haar vriendin te vragen ze te vernietigen.
Het tweede belangrijke ding is, dat haast al het decoratieve van Charlotte's roman Shirley, de omgeving, de landelijke bevolking en hun onderlinge tribulaties zijn ontleend aan haar herinneringen aan haar verblijf bij miss Wooler te Roe Head. De menschen, met wie zij kennis maakte of over wie zij miss Wooler hoorde spreken, waren familieleden van degenen, die den molen van Robert Moore vernielden, in dit boek.
Er is iets als een open plek tusschen den zomer van 1832, toen Charlotte Roe Head verliet, en drie jaren later, toen zij daar terugkeerde als onderwijzeres. In dien tijd schijnt Charlotte een soort van gouvernante te zijn geweest bij twee meisjes, en schilderlessen te hebben genomen bij den artiest William Robinson, die overkwam uit Leeds. Ook logeerde zij lang bij Ellen Nussey en Ellen Nussey weer bij haar. Na deze logeerpartij schreef Charlotte aan haar vriendin:
Were I to tell you of the impression you have made on every one here you would accuse me of flattery. Papa and Aunt are continually adducing you as an example for me to shape my action and behaviour by.
In 1835 keerde Charlotte, zooals gezegd, op Roe Head terug als onderwijzeres, vergezeld van Emily als leerlinge, maar Emily voelde zich zoo ongelukkig op een kostschool, en zij kreeg zoo'n heimwee naar haar geliefde moors, dat zij na drie maanden alweer naar huis terugkeerde, en de zachte Anne, die de aangename eigenschap had, zich overal op haar gemak te gevoelen, nam haar plaats in. Het is interessant, dat Emily gedurende deze periode verscheidene gedichten schreef, en dat deze allen betrekking hebben op Haworth en diens omstreken.
In den zomer van 1836 werd de school van miss Wooler verplaatst naar Dewsbury Moor, dicht bij de woonplaats van Mary Taylor, wier vader, een typisch karakter van Yorkshire, het origineel is van den heer Yorke van Briarmains in Shirley. Spoedig daarna ontstond er tusschen miss Wooler en Charlotte een bittere oneenigheid. Het klimaat van Deswbury Moor bekwam
| |
| |
Anne niet best, en toen miss Wooler niet veel notitie nam van haar hoesten en haar pijnen op de borst, deed Charlotte met het beeld harer twee doode zusjes voor oogen haar de hardste verwijten. Charlotte en Anne vertrokken dus, maar de twist werd spoedig bijgelegd, en Charlotte nam haar plaats als leerares weer in.
De jaren van 1837 tot 1842 waren geen gelukkige tijd voor de drie zusters. Charlotte werd overvallen door vlagen van de doodelijkste melancholie; alle drie meisjes namen een post als gouvernante aan, ver van huis, en voelden zich zeer ongelukkig. Emily had een betrekking gevonden in een groote school van veertig meisjes te Southowram. Zij bleef daar een half jaar, met ‘hard labour from six in the morning till near eleven at night, with only one half hour of exercise between’, en algemeen wordt geloofd, dat vele beschrijvingen uit Wuthering Heights betrekking hebben op de omstreken van deze plaats.
Anne werd gouvernante op het buiten van een mevrouw Ingham te Mirfield; het was een ‘unruly, violent family of modern children.’ En Charlotte was bij de familie Sidgwick, en later bij mevr. White, dicht bij Leeds, maar geen van beide betrekkingen bevielen haar. Over de Sidgewicks schrijft Charlotte in een brief aan Emily van 8 Juni 1839:
More riotous, perverse, unmanageable cubs never grew. De White's familie viel beter in haar smaak, maar ook hier waren de kinderen ruw en lastig, en zij was altijd blij, ‘als zij maar weer veilig in hun bedjes lagen.’
De drie zusters bespraken dikwijls een geliefd plan, namelijk om tezamen een school op te richten, maar de White's waren het, die Charlotte er op wezen, dat zij daarvoor niet de noodige capaciteiten bezaten, en haar aanrieden eenigen tijd buiten Engeland in Europa door te brengen voor de talen.
In het jaar 1839 werd Charlotte tweemaal ten huwelijk gevraagd. De eerste maal door den broer van Ellen Nussey, die als dominé benoemd was te Donnington, maar, om haar eigen woorden te gebruiken, zij zond hem een ‘decided negative.’ Een paar maanden later kon zij reeds den jongen man feliciteeren met zijn engagement met een ander meisje, en in zijn dagboek schreef hij, dat hij zijn aanzoek aan Charlotte alleen had gedaan omdat een ander
| |
| |
meisje hem had afgewezen. De tweede huwelijkscandidaat was de heer Bryce, een jonge Iersche dominé, kersversch afgeleverd door de Dublinsche Universiteit, en die in de buurt van Haworth was benoemd. Dit aanzoek was in vurige bewoordingen vervat, maar bleef eveneens zonder resultaat, en werd door Charlotte zeer koel bediscussieerd in een brief aan Ellen Nussey.
Het is hier de plaats om het een en ander te vertellen over het leven van Branwell Brontë, ten opzichte van den invloed, die zijn karakter en zijn ontwikkeling had op de levensplannen zijner zusters. We zagen, dat hij de literaire bestrevingen zijner zusters deelde in de jaren tusschen 1825 en 1831, en er bestaan nog producten van hem tot 1837, toen hij twintig jaar oud was. Hij kreeg lessen van zijn vader, maar overigens moet de tijd den jongen man wel ontzaglijk zwaar gevallen zijn te Haworth, en het is niet te verwonderen, dat hij er een gewoonte van maakte den Black Bull te bezoeken, want hij schijnt een ‘bright perth youth’ te zijn geweest ‘brimming over with merriment and good spirits’ en hij werd spoedig zeer populair onder de geregelde gasten van deze herberg, want hij was opgewekt en onderhoudend, en wist allerlei menschen meesterlijk na te doen, en wanneer een vreemdeling aanwezig was, liet men eenvoudig den jeugdigen Branwell halen om dezen te amuseeren. Men kan het niet genoeg laken in den ouden heer Brontë, dat hij zijn jongen zoon aan dezen omgang met herbergbezoekers, die speelden en dronken, blootstelde. Wanneer Branwell in een degelijker omgeving had vertoefd en geregeld werk had gehad, dan zou het stellig niet zoo tragisch met hem zijn afgeloopen. Er werden wel eenige pogingen gedaan om hem een passende betrekking te bezorgen, en ook werd hij in 1835 naar Londen gezonden om daar te studeeren aan de Royal Academy Art Schools, maar weldra keerde hij terug, na zijn geld te hebben opgemaakt en in moeilijkheden te zijn geraakt, en misschien ook omdat de vader deze extra-uitgaven niet langer kon dragen. In 1836 bevindt hij zich als portretschilder te Bradford, waar hij zich zeer goed wist te amuseeren. Veel voerde hij er tenminste niet uit, en vaak werd hij op dronkenschap betrapt en in 1840 was hij, door slecht gezelschap en misbruik maken van sterken drank, al totaal bedorven, daar hij
van nature een niet zeer vast karakter had. In dit jaar nam hij de betrekking
| |
| |
aan van huisonderwijzer bij de familie Postlethwaite, welke post hij niet lang bekleedde; want reeds in October 1840 vinden we hem in de positie van spoorwegklerk te Sowerby Bridge aan de lijn Halifax-Leeds, en het volgende jaar was hij alweer verplaatst naar Luddenden Foot, waar hij zich zóó misdroeg, dat hij werd ontslagen en naar de pastorie te Haworth terugkeerde. Over het leven van Branwell Brontë kan men gegevens vinden in een boek van Francis Grundy, Pictures of the Past, o.a. de laatste samenkomst dezer twee, een paar dagen voor Branwell's dood, toen er pathetische scènes schijnen te hebben plaats gevonden. De heer Grundy bezocht ook de pastorie van Haworth, en beschrijft de drie zusters als ‘distant and distrait, large of nose, small of figure, red of hair, prominent of spectacles, showing great intellectual development, but with eyes constantly cast down, very silent, painfully retiring.’ Een ander boek is genaamd The Brontë family with special reference to Branwell Brontë, geschreven door F.A. Leyland, gepubliceerd in 1886. Dit is het eenige leven van Branwell, dat wij kennen, en hierin wordt de nadruk gelegd op zijn vele bekwaamheden en mogelijkheden. Het bevat tevens een groote menigte zijner literaire producten, die hij schreef gedurende de laatste tien jaren van zijn leven, en waaruit Leyland probeert aan te toonen, dat ook hij best in staat zou zijn geweest een boek als Wuthering Heights te schrijven, ‘ofschoon zijn begaafdheid zeer mediocre was in vergelijk met die van Emily’, zegt K.A.R. Sugden. In The London Mercury van 1934 lezen wij evenwel:
‘Branwell remains the mystery. The same natural and spontaneous spirit shows Branwell to be on a close plane with Emily (in de editie van Mr. Clement Shorter's editie van Emily's verzen schreef hij verschillende gedichten van Branwell toe aan Emily; dit is nu weer hersteld in de nieuwste editie der gezamenlijke verzen: The poems of Charlotte Brontë, Patrick Branwell Brontë, Emily Jane and Anne Brontë, edited by T.J. Wise and J.A. Symington) and it is not curious that there should have arisen so much confusion between their writings. There are many occasions when the similarity of thought and style is so strong that ‘distinction between their work is impossible.’
De toestand in huis schijnt door Branwell's toedoen dikwijls
| |
| |
onhoudbaar te zijn geweest. Zijn buien waren verschrikkelijk en de zusters verkeerden voortdurend in den doodelijksten angst. Zijn dood kwam voor hemzelf en voor alle andere huisgenooten als een verlossing.
| |
Brussel.
Zooals gezegd, de zusters, die graag een school wilden vestigen, begrepen, dat zij eerst nog wat meer kennis behoorden op te doen, aleer zij dit plan konden verwezenlijken. Aldus werd besloten, dat Charlotte en Emily zich naar het ‘vasteland’ zouden begeven, en in 1842 vertrokken de twee naar Brussel, over Ostende, en hielden een paar dagen te Londen verblijf. Zij werden door hun vader begeleid; zij logeerden in het Chapter Coffee House in Paternoster Row, beklommen den toren van de St. Paul, en bezochten eenige schilderijententoonstellingen.
De kostschool, waar deze argelooze, naïeve dorpsmeisjes zouden vertoeven, was het Pensionnat van den heer en mevr. Héger te Brussel. Het was gelegen in de Rue d'Isabelle. Constantin Héger, de directeur, was toen 33 jaren oud, een niet groote zwarte man, met een streng en ernstig gezicht. Zijn vrouw was: ‘a little black being with a face that varies in expression’, schreef Charlotte aan haar vriendin Ellen Nussey. Zij was vriendelijk tegen de meisjes, vooral in het eerst. Zij betaalden niet het volle kostgeld (650 frs.), daar zij Engelsche lessen gaven; ook waren in de slaapzaal hun bedden afgescheiden van die der dertig andere meisjes, door middel van gordijnen.
Emily en Charlotte studeerden met hartstochtelijken ijver, en nóg worden van Charlotte een paar Fransche opstellen bewaard, die zij reeds na een paar maanden oefening kon schrijven. De heer Héger vond Emily de knapste of tenminste de origineelste, maar hij erkende, dat beiden zeer bevattelijk waren en wondergauw vorderingen wisten te maken. Waarschijnlijk voelden de meisjes. ofschoon zoo ver van huis, er zich niet ongelukkig, zij hadden het ook veel te druk om aan zichzelve te denken.
‘My present life’, schrijft Charlotte, ‘is so delightful, so congenial to my own nature, compared with that of a governess.’ Er waren een paar Engelsche meisjes op school, en met een van
| |
| |
haar, Laetitia Wheelwright, de dochter van een dokter uit Kensington, werd Charlotte bevriend, en tot het eind van haar leven onderhield zij een correspondentie met haar. Ook Mary Taylor vertoefde in Brussel, schoon in een ander grooter en weelderiger pensionnaat. Waaraan de meisjes Brontë moeilijk konden wennen, dat was het Roomsche ritueel; maar dit was niet de hoofdzaak, en het eerste deel van hun verblijf te Brussel kan niet anders dan een groot succes worden genoemd. Het was geaccordeerd, dat zij een half jaar zouden blijven, maar toen dit om was, vroeg Madame Héger hun om nog zes maanden er aan vast te knoopen, Charlotte voor het geven van Engelsche, Emily voor muzieklessen. Als tegenprestatie zouden zij dan vrij kost en inwoning genieten en gratis les krijgen in Fransch en Duitsch.
Dit tweede halfjaar werd plotseling onderbroken door den dood van tante Branwell, den 29en October. De meisjes keerden dadelijk terug naar huis. De tante had aan alle kinderen legaten nagelaten; ieder ontving ongeveer f 4500.-. Charlotte bracht van Mr. Héger een brief aan haar vader mee, waarin deze zijn spijt uitdrukte, twee zulke goede leerlingen te zullen verliezen. Mademoiselle Charlotte, schreef hij, zou, met nog een jaar langer studie, in alle opzichten capable zijn leerares in het Fransch te worden.
Anne Brontë had een aangename betrekking gevonden te Thorpe Green bij de familie Robinson; de genegenheid van haar tot de ouders en de kinderen was wederkeerig. De heer Brontë kon in huis niet zonder vrouwelijke hulp blijven; er werd dus besloten, dat Charlotte nog een jaar naar de Héger's terug zou gaan, en dat Emeily thuis zou blijven. In Januari 1842 verliet Charlotte Haworth opnieuw, en vertrok naar Brussel.
Jeanne Kloos - Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|