| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Het zoo gelukkig geslaagde plebisciet in Saarbrücken, waarbij door 90½ ten honderd van de stemgerechtigde mannen en vrouwen, dat is meer dan een half millioen, tot terugkeer naar het Duitsche vaderland werd geopteerd, en de ‘status quo’-beweging er lammenadig af kwam, is door heel Europa met een zucht van verlichting ontvangen. Het was temeer bevredigend, wijl de bevolking, welke toch zoozeer blijk gaf, dat zij in haar hart niet opgehouden had het Duitsche vaderland aan te hangen, welke ook zijn regeering was van het oogenblik, blijk gaf van bewonderenswaardig tuchtgevoel, èn gedurende de stemming, door internationale autoriteiten geleid, waarbij de Nederlandsche stemopnemers een voorbeeld gaven van waardigheid en nauwkeurigheid, èn op straat bij de zoo begrijpelijk-opgetogen viering der overwinning. De 13e Januari van dit jaar zal lang een herinneringsdag blijven, ook voor andere volken dan het Duitsche, van een groot gebeuren, dat een gunstigen invloed zal hebben op het vredesverloop tusschen Frankrijk en Duitschland. En daarmee van heel ons werelddeel. Reeds heeft Adolf Hitler zich uitgesproken, dat Duitschland thans ten opzichte van zijn grondgebied naar het Westen geheel bevredigd is, niet aan revanche denkt en het Duitsche volk en zijn nationalistische regeering voor de toekomst geenerlei aanspraak zal maken op gebiedsuitbreiding. Dit sloeg natuurlijk allermeest op Elzas-Lotharingen.
Het bezetten van het Saar-gebied was ook inderdaad een der vele onrechten door de overwinnaars jegens de overwonnenen, in dit geval jegens het Duitsche Rijk. De Britsche econoom,
| |
| |
professor Keynes, noemde de beslissing een ‘pact of spoliation and insincerity’, en dit lijkt nog een zachtmoedig oordeel. De vreeselijke Clemenceau, door het Fransch volk zoozeer gehuldigd, ofschoon het hem eerst ‘de tijger’ noemde, had dit Duitsche land eenvoudig weg bij Frankrijk willen inlijven, onder het leugenachtig voorgeven, dat het bewoond werd door anderhalf honderd duizend Franschen. Hij kwam daarover bij de besprekingen over het Vredesverdrag met Duitschland tot hevige woordenwisselingen met Woodrow Wilson, die dreigde met een onmiddellijk vertrek naar zijn land, indien de zoogenaamde Fransche ‘vader der Overwinning’ op zijn punt bleef staan. ‘Wenscht gij, dat ik naar huis terug keer’? vroeg de president aan den koppigen en kortzichtig geworden Franschen staatsman. Waarop deze antwoordde: ‘ik wensch niet, dat gij naar huis terug keert, doch ga uit eigen beweging’. De beslissing, eindelijk verkregen, dat het Saar-gebied dan vijftien jaar lang, onder beheer van den neutralen Volkenbond zou staan, opdat Frankrijk daaruit zijn schade kon herstellen teweeg gebracht aan de door de Duitschers verwoeste Fransche mijnen, was slechts een dier vele grievende onrechten, welke men door het Tractaat van Versailles het overwonnen Duitsche volk aandeed. Hoezeer de verwerkelijking van Clemenceau's begeerte om dit echt-Duitsche gebied bij Frankrijk te voegen, Duitschland als een doorn in het lijf zou hebben geprikt, bewijst nu, de voor het gevoel van het groote Duitsche volk zoo schitterende en verblijdende uitslag der stemming.
Het schijnt toch wel, dat de sociaal-democraten, waar ook, die, uit ‘het volk’ opkomende, steeds en overal zulk een hoog woord voeren over wat ‘het volk’ wenscht, begeert, eischt, allerminst op de hoogte zijn van het innerlijk leven der menigten, in wier naam zij spreken. Men denkt onwillekeurig aan Troelstra's mis-‘greep naar de macht’, in 1918, toen hij en zijn aanhangers van ons land, in navolging van Duitschland, ook een republiek dachten te maken, en hoe bekaaid zij daarmee zijn afgekomen. Zoo is het ook gegaan met de socialistische en communistische beweringen, dat in het Saar-gebied een groot deel der bevolking er voorstanders van waren. De socialistische leer is teveel gericht op de materialiteit van het leven, trouwens dit is ook de kern van de Marxistische leer, om veel beteekenis te hechten aan het
| |
| |
gevoel der menschen, in het bijzonder, waar het het ‘Vaderland’ geldt. ‘De liefde tot zijn land is ieder aengeboren’, zegt Vondel, en het bleek op den 13en Januari, dat de liefde der Saarbevolking voor Duitschland, juist door de toch niet drukkende overheersching namens den Volkenbond, êer was toegenomen dan verminderd. De menschen in het geheele Saar-gebied wisten wat zij deden door het uitbrengen van hun stem op Duitschland. Zij wisten, dat dit sinds kort geregeerd wordt door een bestuur, door een systeem, dat het tegenovergestelde is van wat men ‘liberaal’ noemt, en over de geheele wereld, met uitzondering van Italië en enkele andere landen, waar, min of meer gewijzigd een gelijk systeem op 's landsbestuur in toepassing wordt gebracht, wordt uitgekreten als dwingelandij en reactie. Daarentegen werden zij gedurende vijftien jaar geregeerd, het is waar door een vreemd bestuur, doch waarvan men kan zeggen, dat het, hoewel gestreng in de kern, zachtmoedig in de toepassing was; een ‘liberaal’ systeem, zou men het kunnen noemen. Welnu, het allergrootste deel der volwassenen heeft getoond, dat het aan die zachtmoedigheid der hun opgelegde regeering lak had, en zij de voorkeur gaven aan een terugkeer tot de Duitsche gemeenschap. Al zouden zij ook daarmee hun recht verliezen om in het beheer van hun land een woord mee te spreken.
Sinds vijftig jaar of drie kwart eeuw spreekt men in de parlementair geregeerde landen veel over de kostbare wettelijke vrijheid van het individu: over de vrijheid der gedachte, van het woord, van het staatkundige leven. Wie geven daarover zoo hoog op? Rechtsgeleerden, menschen meestal vreemd aan het innerlijk leven van hun volk, dagbladschrijvers, politici van beroep, zij die door volksagitatie, gegrondvest in leuzen, willen opklimmen naar een plaats in welk regeeringscollege ook. De groote menigte geeft in haar hart niet om die vrijheid, waarvan het nooit gebruik maakt, nooit geniet, waarnaar zij niet taalt. Zeker, zij zou, indien zij eenig weten bezat van de menschelijke ellenden van vroegere regeeringssystemen, van wat men in Frankrijk noemde het ‘ancien régime’, dit niet terug verlangen, en dankbaar zijn voor het feit, dat de dwingelandij en afpersing, welke daarmee gepaard gingen, in den tegenwoordigen tijd gelukkig onmogelijk zijn. Maar voorts, de Vrijheid, zoozeer in alle
| |
| |
toonaarden geroemd, heeft niet verhinderd, dat zij juist door de vrijheid, waarmee de exploitanten van menschelijken arbeid hen konden uitpersen en uitknijpen, vervielen tot een maatschappelijke ellende, welke waarlijk zooveel dragelijker niet is dan die vereenzelvigd met het ‘ancien régime’. De groote menigte heeft geleerd te denken, dat haar heil afhangt van het democratische parlementaire stelsel, dat, echter, overal in Europa en daarbuiten in het volksleven nagevolgd, nooit een internationaal onheil heeft verhinderd, nergens duurzaam het proletariaat tot betere levensvoorwaarden heeft gebracht, nooit, indien niet door menschenliefde bezield, aan de hongerigen een stuk brood, aan de naakten een kleedingstuk, aan de onbehuisden een dak heeft gegeven. Zoo min als toen de volken nog geregeerd werden door autocraten en hun aanhang. Taine zegt in zijn ‘origines de la France comtemporaine’ zeer terecht, dat waar de oorlogen onder het ‘ancien régime’, uitgevochten door huurlingen of door geronseld gespuis, slechts een onderlinge strijd waren der vorsten, juist de denkbeelden van de ‘rechten van den mensch’ hebben veroorzaakt, dat zij, hoe langer hoe heviger en wreeder, een aangelegenheid werden, waarbij ook zij werden betrokken, die er voorheen buiten hadden kunnen blijven. Al werd dan hier en daar hun land door een binnenvallenden vijand verwoest. Niet meer of erger, ja, zelfs minder, dan dit het geval is met de tegenwoordige oorlogen. Accoord, het tegenwoordige bewind in Duitschland is, volgens de voorstanders van de ‘rechten van den mensch’ en de staatkundige Vrijheid, een dwingelandij, maar het overgroote gedeelte der stemgerechtigden van het Saar-gebied, geven aan die dwingelandij de voorkeur boven de zachtmoedige overheersching door vreemdelingen. Zou men met het oog op dit geval dan niet denken, dat ten slotte het leven onder volken wier politieke vrijheid in
meerdere of mindere mate is geknot, toch niet zoo afschrikwekkend is als zij voorgeven, die in landen, waar zij van deze vrijheid nog gebruik en zelfs misbruik kunnen maken, voorgeven?
Onomstootelijk gelooft schrijver dezer regelen aan den vooruitgang der menschheid, doch die gang ter toekomst is schoorvoetend, wankelend, staat een enkele maal stil. Een der bewijzen van dit onweerspreekbaar feit is bijvoorbeeld de pas
| |
| |
gesloten overeenkomst te Rome tusschen den ‘duce’ en den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken Laval ten opzichte van Tunesië. Goed veertig jaar geleden had Frankrijk onverwachts de hand gelegd op dat Trans-Middellandsche Zee-gebied, dat, behalve door de ingeborenen, Islamieten, bewoond werd door een even groot getal Italianen, meestal van Sicilië afkomstig, die het tot grooten bloei hadden gebracht, en er zich gevestigd in de hoop, door de regeering te Rome gedeeld, dat deze er bij de eerst voorkomende gelegenheid zich meester van zou kunnen maken. Frankrijk echter was Italië vòòr, en de verontwaardiging onder de Italiaansche bevolking golfde hoog op, doch was machteloos. Want er was geen denken aan, dat het land zich er over met Frankrijk in oorlog kon begeven. Lange jaren is deze Italiaansche teleurstelling een hinderpaal geweest voor een vertrouwelijke en zelfs vriendschappelijke verhouding tot de andere ‘Latijnsche zuster’. Doch de tijd heelt alle wonden en ziedaar: er is nu te Rome een overeenkomst gesloten, dat Italië voor zijn landgenooten met hun vele instellingen in het land nog tien jaren lang een uiterst begunstigde plaats zal behouden dan, daarna, zullen zij tusschen het Fransche en Italiaansche burgerschap moeten kiezen. Doch deze gelukkige overeenkomst was niet het eenige verblijdende resultaat der besprekingen tusschen Mussolini en Laval: Frankrijk gaf nog iets meer toe: een grenswijziging in Lybië, concessies in Dsjibouti, en de mogelijkheid om met een belangrijk kapitaal deel te nemen in de spoorwegonderneming van laatstgenoemd land uit naar Adis-Abeba, de hoofdstad van Abessynië, waarmee Italië, ietwat later ook Frankrijk, juist onlangs een geschil hadden, dat naar het schijnt vreedzaam zal worden bijgelegd. De eigenlijke oorzaak waarom Laval naar Rome was gereisd betrof echter een overeenkomst omtrent Centraal-Europa, in het
bijzonder de houding der twee landen in zake de Oostenrijksche onafhankelijkheid, en dit wel in overeenstemming met Groot-Britannië en, als zij niet al te weerspannig op dit punt zijn met de Kleine Entente van den Balkan.
Het vraagstuk betreffende Oostenrijk was onmiddellijk na de verblijdende stemming in het Saar-gebied acuut geworden. Want het is zeer de vraag of de nu zoo gunstig gestemde regeering van
| |
| |
het ‘Derde Rijk’ voor goed van zijn begeerlijkheid naar dat andere Duitsche land, dat het zoo zeer bemint, en waarin de ‘Führer’ is geboren, is genezen. Maar de Duitsche minister van propaganda Göbbels, misschien na Hitler in Duitschland de populairste man, vloeide, na het Saar-plebisciet, in een rede over van verzoenings-gezindheid jegens Frankrijk, en uitte zich op een wijze, welke wel eigenaardig in tegenspraak is met Hitler's ‘Mein Kampf’. Deze tegenstrijdigheid tusschen wat Adolf Hitler in de verbittering zijner vesting-gevangenstraf eens schreef, ook over zijn eigenlijk geboorteland, en nu Göbbels' vredesgezindheid zijn echter zeer wel verklaarbaar. Waarschijnlijk zou ‘de Führer’, wanneer hij thans nog zijn ‘Kampf’ zou teboek stellen, over heel wat onderwerpen andere bewoordingen kiezen dan hij in de hitte van zijn pas begonnen strijd schreef, toen telkens tientallen van zijn medestrijders op de verraderlijkste wijze, haast onder het oog der politie, door de Communisten werden gedood, en hij-zelf zijn propaganda moest boeten met gevangenschap.
Men sprak, kort na den oorlog, naar aanleiding van de fantastische bedragen, welke de Geallieerden als betaling van schulden den overwonnenen oplegden, van ‘astronomische cijfers’, doch zulk een cijfer is thans ook het bedrag van het defisciet op de Noord-Amerikaansche begrooting: 1700 millioen dollars. Als iemand het niet genoeg vindt, dat hij dit dan zegge! Maar dit ontzettend tekort wordt ook veroorzaakt doordien de groote hervormer Roosevelt er thans toe komt om allerlei, en dit wel in eens, sociale maatregelen te willen instellen, welke in andere landen reeds jaren geleden, geleidelijk werden genomen. Ouderdomsverzekering, invaliditeitswet, ziektewet, achturendag, veiligheidswet, werkeloosheidswet: Noord-Amerika heeft er niet aan gedacht, dat deze beschermende bepalingen voor noodlijdende arbeiders ooit in ‘Gods eigen Land’, waar het tot voor kort botertje tot op den boom leek, noodig zouden kunnen zijn. Maar ‘de Staten’ verkeeren, misschien juist door deze nalatigheid, in een economische crisis, zooals geen enkel ander land, ons arme eigen land niet uitgezonderd. En tevens.... hun staatsadministratie leek wel een gigantische gelegenheid tot gapperij van allen, die er bij betrokken waren, of er deel aan hadden.
Wat er in de Vereenigde Staten voorvalt is een noodzakelijke
| |
| |
proefondervindelijke les ook voor andere volken. Vaderlandsliefde? Een zoo natuurlijk menschelijk gevoel als de liefde voor de ouders. Dat een volk zijn land in nood verdedigt met alle macht is daarvan een natuurlijk gevolg. Maar allengs leeren de volken inzien, dat oorlogen en de voortdurende bedreigingen daarmee een misdadig en kunstmatige machinatie zijn van de gewetenloozen, die er voordeel bij hebben. Wanneer in den jongsten oorlog, die zoolang duurde, millioenen en nog eens millioenen mannen werden gedood, gewond, verminkt, voor heel hun volgend leven onbruikbaar gemaakt voor hun maatschappelijk bestaan, dan was dit voor een belangrijk deel omdat de wapenfabrikanten ter wereld het zoo wilden, en er hun reusachtige winsten door behaalden. Dit is niet enkel het geval in de Vereenigde Staten. Deze wapenfabrikanten, niet het minst in Frankrijk, beheerschen de algemeene politiek. Zij veroorzaakten de Fransche ‘entente’ met die der Balkanstaten, waarvan Tsjecho-Slowakije zelf in de belangrijke Skondafabrieken een groot wapen-concern bezit, dat echter verbonden is met die in Frankrijk: den groep der ‘Union Européenne Industrielle et Fianancière Schneider et Cie’, waartoe alle andere dergelijke fabrieken in het land behooren. Reusachtige knoeierijen is men dank zij het onderzoek door Roosevelt in Noord-Amerika ingesteld, ook bij de Europeesche wapenleveranciers op het spoor gekomen. Het opmerkelijkste is evenwel, dat de burgerlijke bladen, ook in ons land, wanneer zij zulke feiten vermelden, dit doen alsof zij het hebben over de filosofie van Leibnitz, verkernd in het ‘alles is ten beste in deze beste van alle mogelijke werelden’. Geen uiting van verontwaardiging, van verzet, van aandringen dat de regeeringen, als er dan noodzakelijkerwijs zooveel wapentuig moet worden gemaakt, omdat, heet het, het land van alle kanten wordt bedreigd, zelf het maken dier verdedigingsbenoodigdheden ter hand
nemen.
Helaas, wij zijn nog ver van den wereldvrede af, al ware 't maar omdat èn het thans in de Europeesche politiek zoo suikerzoet geworden Bolsjewistische Rusland geen oogenblik te vertrouwen is, èn ook omdat Japan, dat tot nu dit gevaarlijke Rusland in toom houdt, toch wel een land en volk is, die in hun bedoelingen allerminst zijn te vertrouwen. Dit Japan heeft dan
| |
| |
ten slotte het vlootverdrag van 1921 der verhouding van 5.5.3. tusschen Groot-Britannië, Noord-Amerika en Japan gesloten, officieel opgezegd. Zijn overbevolking eischt gebiedsuitbreiding, en het naastbijliggend continent, aangewezen voor zijn nood, is het chaotische China, waarmee het in ras-opzicht eenigermate verwant is. Vooropgesteld, dat er onmetelijke verschillen zijn tusschen de mentaliteiten der twee nationale volksdeelen. Japan is voor de toekomst ook van ons werelddeel een ontzettende bedreiging, waarvan niemand de verwerkelijking kan voorzien, en tegenover welke een, met Noord-Amerika, dat evenmin gelijkmoedig tegen de Japansche expansie kan staan als Europa, vereenigd Europa, als het kan ook in harmonie met de ‘U.S.S.R.’, ‘het Soviët-Rusland’, uiterst wenschenswaarig is.
|
|