De Nieuwe Gids. Jaargang 50(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Verzen door Tim. Die heengingen. Voor Johan de M. En telkens als ik 's morgens van mijn dwalen keer, Wordt in de stille feestzaal mijner vreugde weer Een nieuwe bloem gehecht, een nieuwe kaars ontstoken! De roemer wordt gevuld, het blanke brood gebroken! Mijn gasten zitten aan, in keer en tegenkeer Koost vrouwenchoor-gezang, melodieus en teer, Spinet en hobo kweelt, een vedel zingt verstoken... Er wordt geen zucht gehoord, geen enkel woord gesproken De stille gasten zijn mijn heengegane vrinden, De dichter, dien ik als mijn eigen ziel beminde, Het zachte meisje dat ik met haar lieven lach Zoo gaarne hoorde en zoo gaarne komen zag, En al die trouwen, die ik lief te hebben plag... Zal ik, als zij, ook éénmaal die herdenking vinden?... [pagina 182] [p. 182] Vrede. En als ik heenga zullen alle lichten vlammen! Dan steekt de lente-kerstboom al zijn kaarsen op In rood' en witte pyramiden tot den top, Dan glanzen eens zoo blank de zilvren berkestammen... De merel speelt het orgel en het specht-geklop De trommel, jubileerend slaat de vink zijn gammen. Dan speelt de zwartkop fluit, trompettren roode kammen, En paerlen nachtegaal-fonteinen, drop aan drop... Is ieders sterven niet een nieuwe bron van leven? Kiemt er in iedre zang niet weer een nieuw gedicht? Wordt er op aarde ooit een enkle daad bedreven, Die niet een grensloos rijk van nieuwe daden sticht? Waarom dan niet getroost weer aan den Nacht gegeven Wat als een droom verdroomd werd in een Nacht van Licht? [pagina 183] [p. 183] Hoop. Voor W.B. Is dan de heele wereld stapelgek geworden! Dat rent, dat raast, dat brult, dat gilt, dat vloekt, dat huilt, Dat zwijnt, dat gokt, dat schrokt zich vet, dat zuipt en vuilt, Besmeurt natuur en stilte met zijn geile horden! Wat schoon en rein was is tot stinkend slik verworden, De zachte teerheid, die er in de liefde schuilt, Wordt door hun daad verkracht en door hun woord bevuild... O, dat zij allen tot hun naakte rif verdorden! Of... is er nog een licht dat ons te hopen laat, Een toekomst, die daar heimelijk te wachten staat? Zal wat gij liefhebt, wat wij hopen eens geschieden? Waar anders heen die wilde Hellevaart t'ontvlieden... O, kom toch, Redder, kom!... 'k Hoor niets dan stilt' of haat... Klaroenen schalt!: ‘Gods Koningrijk is ín Ulieden’! Vorige Volgende