Impressie door W.H. ten Hoet Parson.
Reisdag bij den hippodrome.
De orgelwagen, de woonwagen, de pakwagen, de paarden er vóór gespannen, de overigen bereden en aan de hand meegevoerd. Zóó hebben ook wij de reis meegemaakt gezeten op den blooten, ronden, gladden paardenrug. Van Leuven naar Aarschot reden we, langs den weg was er een ruiterpad waarop het goed draven en galoppeeren was. Het was op één van die schoone Oogstdagen. Vroeg waren we uit Leuven vertrokken, toen de bewoners daar nog sliepen, maar de zon toch reeds aan den hemel stond. Vroeg kwamen we in Aarschot aan, toen het nog niet ál te warm was; langs schoone akkerlanden, golvend, overvloeiend van de weldaden van den zomer; goudgeel, groen in tal van harmonieerende tinten, met daartusschen een enkel fel rood dak van een boerenhoeve, oplichtend in de volle zon. Het was goed, het was schoon en goed, de moderne polo-hemden, zonder mouwen, in hun felle kleuren van blauw en rood, opengedragen, lieten toe onze lichamen te laten profiteeren van de zonnekracht en we deinden op het rhythme van de nu eens dravende, dan weer galoppeerende paarden, hun warme lijven voelden we onder ons, onze knieën omklemden hun breede flanken, een zadel hadden we niet van noode. Leuke boerenmeisjes lachten ons al eens toe en we lachten terug. Het is schoon jong te zijn, de wereld wijd open voor zich te vinden en dan boven op een paard gezeten er zóó door te trekken de zon tegemoet - of in ons geval de volgende plaats waar de paardekens van den hippodrome voor een brave, nijvere familie het geld voor levensonderhoud zouden gaan verdienen.