De Nieuwe Gids. Jaargang 49(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 542] [p. 542] Verzen van H. Eldermans. Beatrys. Ze dringt zich aan het pleisterwit der muur en laaft de gloeiïng van haar handen aan 't klamme steen der kille, witte wanden en rond haar oogen brandt het heet als vuur: het is een hemel en een hel dit uur, waarin devote kaarsen branden en buiten in de lentelanden 't visioen lokt - bloem van bloedrood vuur, dat ze op haar lippen nog voelt branden. Maar geen Maria, die met stille handen de sleutel nemen zal of melden uur na uur of voor God's altaar kaarsen branden. Ze spreidt haar strakke, witte handen en huivert. Tot de klok haar roept voor 't volgend uur.... [pagina 543] [p. 543] Het weerzien. Ze heeft heur haar heel mooi geschikt, 't nieuw colliertje omgedaan en zingend voor de spiegel staand 't ceintuurtje nog wat scheef gestrikt en is toen naar beneê gegaan. Daar heeft de klok getikt, getikt. Hoe vaak ze heeft geblikt, geblikt, de wijzers leken stil te staan. En eindelik - is de bel gegaan en is ze naar de deur gevlogen - haar hart, hoe kon haar hart zoo slaan - en zag ze 'm in het zonlicht staan: van haar gedacht' de schaam'le logen. En 't pijnde: o, dat hij mocht gaan.... [pagina 544] [p. 544] [Hij was uit niets in iets gekropen] Hij was uit niets in iets gekropen, het evenement, hij was geboren en wist meteen: 'k heb iets verloren - en is er achteraan gaan loopen. Hij had geen tijd om brood te kopen, hij had voor 't lied der wind geen oren, voor 't spel der zee geen oog: 'k heb iets verloren. Hij heeft gerend, gehold, gekropen. En eindelik - 'k heb het gevonden - heeft hij een oude deur gezien en is de stoep nog opgekropen en wijlt en ziet naar 't schoon in 't ronde en denkt: dit is 't begin misschien - en klopt dan aan. De dood doet open. Vorige Volgende