volksgeestdrift over het geluk een zoo energiek-stuwende kracht als van Deyssel in ons midden te bezitten, bestendigd worde.
In een feestwerkje, weliswaar ter eere van den jubilaris geschreven, maar tegelijk ten dienste staande van alle belangstellenden, - worde de beteekenis van den Groote nog eens verkondigd en vastgesteld, - daarin vinde men alles bijeen, wat wij aan en in den genialen Thijm liefhebben en vereeren. Zulk een uitgave wenschen en verwachten wij als nabetrachting van den herdenkingsdag, en deze zij niet een loutere huldebetuiging, maar in kort bestek een samenvatting van feiten en data en een overzicht van den arbeid, de bestrevingen en bereikingen van onzen uitzonderlijken auteur.
En is er na het jubileum van Lodewijk van Deyssel een dergelijke uitgave verschenen?
Ja!.... De jubilaris en het publiek werden verblijd met een allerkeurigst-verzorgd boekje, klein, handig van formaat, gedrukt met een fijne, duidelijke letter op mooi papier en voorzien van tal van reproducties, die het ensemble, daar velen ervan tot nu toe onbekend waren, tot een hoogst interessant curiosum maken. De uitgevers, de heeren Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem, hebben eer van hun werk! maar niet minder heeft dit de schrijver van den tekst, de jonge letterkundige Anton den Doolder, de toegewijde leerling van zijn meester en vriend, in zijn ‘in de zuiver goede want juiste richting mijmerende beschouwing’.
Met zeer veel tact en een subtiele gevoeligheid heeft hij alle lyriek vermeden, en toch voelt men, in de eenvoudige woorden, den gloed, die de schrijver bezielde, den gloed van liefde en enthousiasme, en die Lodewijk van Deyssel aan hem deed schrijven (blz. 15 der uitgave):
‘Ik heb zoo juist uw regelen nog herlezen, en zij lieten mij, in den letterlijken zin niet koud! Integendeel, ik voelde een gloed in mij, stijgend tot aan de oogen toe. Deze gloed was gelijk aan den gloed zelf uwer woorden, die zoo, van-zelf, door mij beantwoord werd.’
In een beknopt bestek krijgen wij hier een volledig overzicht van den mensch, den schrijver en zijn oeuvre; en dit alles in soberen stijl; zonder zichzelf ooit op den voorgrond te brengen, door den