| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (Dames-rubriek). Fanny Burney in haar leven en werk
Fanny Burney is altijd bon comme le pain, - als wij de bedoeling van dit Fransche spreekwoord tenminste een beetje ruim mogen nemen; en ieder ontmoet haar wel weer eens graag, hetzij in een nieuwe uitgave harer dagboeken en brieven of als men een harer boeken ter hand neemt, of dat er een boek over haar verschijnt: want deze schrijfster is altijd en iedereen welkom, als the little charactermonger, zooals Dr. Samuel Johnson haar noemde.
Afgescheiden van beschouwingen over de literaire waarde zijn mevrouw d'Arblay's dagboeken ook nog van een ander standpunt uit interessant, want zij geven ons een getrouw beeld van het leven, de zeden en gewoonten eener tijdsperiode, die was a great age of personality, zooals Muriel Masefield in de nieuwste uitgave der dagboeken en brieven zegt. Het is geen toeval, dat de heeren en dames, die in dezen tijd leefden, in de tweede helft der achttiende eeuw, onsterfelijk werden gemaakt door schilders als Gainsborough, Reynolds, Romney, Lawrence en Hoppner. De portret-schilders voelden zich geïnspireerd, omdat de leaders of society zulke markante persoonlijkheden waren, en den kring, waarin zij leefden sierden met hun geest en hun gemoed.... al waren zij ook soms wel wat excentriek in hun kleeding en extravagant in hun gewoonten, en niet zelden een air of fashion aannamen easy almost to insolence.
De tijd leende zich bij uitstek om stof te leveren voor een ‘character-monger’, en Fanny Burney verkeerde in de allerbeste
| |
| |
conditie om haar studies te maken. Zij had een uitgebreiden kring van vrienden en kennissen, en teekende levendige en sprekende gelijkenissen van de personen, die zij het best in staat was geweest te observeeren en te bestudeeren, en die zij liet uitkomen tegen een achtergrond, welke bijna photografisch juist moet worden genoemd.
Muriel betreurt in Fanny Burney's dagboeken twee dingen, ten eerste, dat zij zoo spaarzaam kleeding-details beschrijft; dit is volgens haar een regrettable omission; ‘had she been more interested and attentive to this important subject, how richly her readers might have profited! Nor did she trouble to describe meals, although food and drink so well illuminate the character of the age.
[Tusschen twee haakjes: waar een bekende historieschrijfster het ontbreken eener uitgebreide behandeling dezer twee belangrijke onderwerpn betreurt, moet het mij even van het hart hoe vreemd het is, dat het Jeanne Reyneke van Stuwe altijd zoo kwalijk is genomen, ja, dat men haar heeft bespot en gehoond, omdat zij een groote plaats inruimde in haar romans aan deze twee levensbelangrijkheden. Het is toch overigens een bekend feit, dat de auteurs van de geschiedenis der volkeren altijd een dankbaar gebruik maken van, in den tijd dien zij uitbeelden geschreven romans....].
Fanny Burney behoorde tot een begaafde, opgewekte familie, zoo levendig en lievenswaardig en zoo charmant in hun onderlingen omgang, dat zij steeds in de herinnering zullen blijven voortleven als een allerprettigste Engelsche menschengroep for all the world to love. Dr. Burney was vader en moeder tegelijk voor zijn zestallig kroost; hij was een echte familievader, die zijn volkje graag om zich heen en bij elkander had en die er geen al te strenge tucht-methodes op na hield; zoodat, toen Fanny te schuw en te verlegen bleek om te Parijs op kostschool te gaan, hij haar thuis hield, en haar liet profiteeren van het gemengde gezelschap zijner muzikale en andere vrienden, die zijn huis in Martin Street frequenteerden. De stiefmoeder, die Fanny kreeg op haar vijftiende jaar, paste gelukkig precies in het kader van het gezin, en Fanny sloeg een vroegtijdig huwelijksaanzoek af, omdat zij geen lust had haar heerlijk gezellig huis te verlaten.
| |
| |
Zij schreef Evelina en gaf het in het licht op haar vijfentwintigste jaar, en veroorzaakte met dit boek een literaire revolutie. Zij verdroeg in alle geesteskalmte den storm, dien het opjoeg, en evenzeer de lawine van loftuitingen, die haar dreigde te overweldigen, en in die eerste dagen schreef zij vroolijk aan haar zuster:
I often think when I am counting my laurels, what a pity it would have had I popped off in my last illness, without knowing what a person of consequence I was! - and I sometimes think that were I now to have a relapse, I could never go off with so much éclat!
But Dr. Johnson's approbation! - It almost crazed me with agreeable surprise, - it gave me such a flight of spirits, that I danced a jig, without any preparation, music or explanation....
In 1786, toen Fanny vierendertig jaar oud was, werd zij benoemd tot Second Keeper of the Robes bij Koningin Charlotte, en vervulde deze betrekking aan het Hof gedurende vijf jaren. Men kan van het decorum, aldaar uitgeoefend, de duidelijke sporen in haar werk aantreffen. Naar mate zij ouder werd, verloor haar schrijftant het al te spontane, en de brieven harer latere jaren krijgen iets statigs en pompeus. Doch die periode was toen nog ver af, en haar Court-journal is onnavolgbaar, ofschoon ons twintigste-eeuwsch inzicht haar niet geheel kan vrijpleiten van sentimentaliteit en kunstmatige pruderie.
Het was de eeuw der ‘gevoelerigheid’, (te onzent kennen wij daar eveneens staaltjes van o.a. bij Feith) en Fanny Burney was een trouwe weerspiegeling van haar tijd. Persoonlijk was zij echter niet te prude, om alleen in de schemering te zitten met Kolonel Digby (dien zij in haar dagboek Mr. Fairly noemt) en met hem te redeneeren over the necessity of participation to every species of happiness, om met een zucht, nadat hij weg was, te zeggen:
‘Alas, that a man so good should be so unhappy!....
Hoeveel zij ook hield van de Koninklijke Familie, kreeg zij toch overgenoeg van het Hofleven.... en was blij, toen haar gezondheid haar aanleiding gaf, om haar positie te verlaten, en zij trok zich terug naar Chelsea, om daar met haar vader te gaan
| |
| |
samenwonen. Haar groote belangstelling in de Fransche emigrés, die de Fransche revolutie waren ontvlucht, werd bekroond door haar romantisch huwelijk met d'Arblay, voor wien zij, sinds de eerste ontmoeting een sterke sympathie en bewondering had gevoeld.
Een aanteekening omtrent den dood van mevrouw Piozzi laat ik hier volgen:
She was in her eighty second year, and yet owed not her death to age or to natural decay, but to the effects of a fall on a journey from Penzance to Clifton. On her eightieth birthday she gave a great ball, concert and supper in the public room at Bath to upwards of two hundred persons, and the ball she opened herself.
She was in truth a most wonderful character for talents and eccentricity, for wit, genius, generosity, spirit and powers of entertainment.
Ik haal dit aan, omdat deze laatste regels ook zoozeer op Fanny Burney-zelve van toepassing zijn, en vooral de twee laatste qualiteiten haar eigen bleven tot aan den dag van haar dood op bijna achtentachtigjarigen leeftijd, toen zij stierf op denzelfden dag van dezelfde maand, waarop haar geliefde zuster Susanna haar veertig jaren geleden was voorgegaan.
Persoonlijk ben ik in het bezit van Fanny Burney van haar Evelina, or the history of a young lady's entrance in the world, with plates, in 3 aardige kleine deeltjes van het jaar 1808, en dit boek in het Hollandsch overgebracht zonder naam van vertaler, eveneens in drie aardige deeltjes uitgegeven te ‘Amsteldam bij Jan Doll in het jaar 1875; van Cecilia or the memoirs of a heiress in twee dikke kleine deeltjes, zeer compres gedrukt; van Camilla or a picture of youth in 5 deelen van 1796; en van The diaries and letters of Madame d'Arblay (Frances Burney) in drie klein gedrukte banden (met portretten en platen) met aanteekeningen van W.C. Ward, en de beroemde Inleiding van Macaulay, waarbij zich thans nog is komen voegen: Dr. A.A. Overman An investigation into the character of Fanny Burney uitgegeven bij H.J. Paris, Amsterdam in het jaar 1933.
Behalve deze werken schreef Fanny Burney nog The wanderer
| |
| |
or female difficulties, in 1814 in 5 deelen te Londen verschenen.
De naam Fanny Burney was mij reeds op zeer jeugdigen leeftijd bekend, daar ik al op mijn twaalfde jaar in Alcott's Onder moeders vleugels las, hoe Jo March minstens even trotsch was op haar eerste pennevrucht als Fanny Burney op haar Evelina.
Fanny Burney was onder een gelukkig gesternte geboren.
‘To whom must I dedicate my wonderful, surprising and interesting adventures? Nobody. To Nobody then will I write my Journal!’
Zoo begint Fanny haar dagboek, en menigeen onder ons had op zestienjarigen leeftijd óók zoo een dagboek kunnen beginnen.... zonder dat evenwel te gelegener tijd ons tot Niemand gerichte bladzijden Iedereen's bezit zouden worden! zooals het 't geval met Fanny's dagboek was. Zij was niet alleen een geboren dagboekschrijfster, maar haar leven was ook interessant en inhoudsrijk genoeg, dat het verslag daarvan ook anderen belangstelling inboezemen kon!
Fanny Burney was een ras-echte schrijfster. Van nature observeerde zij uitstekend; zij was vlug van begrip, en wist juist en snel haar conclusies te trekken. En dit is waarschijnlijk ook de reden, dat haar dagboek zooveel op een roman gelijkt, dat zij ons te weinig (zooals aan een goede romanschrijfster past) daarin van haarzelf laat zien. Zij vervult haar aanvankelijke belofte:
.... to confess every thought and to open my whole heart, zeer stellig niet. Evenwel we hebben geen reden om ons hierover te beklagen, want we zouden haar dagboek niet gaarne anders wenschen dan het is, en bescheidenheid was een zoo integreerende eigenschap van Fanny's karakter, dat zij er niet aan denken zou, zichzelve tot hoofdonderwerp van haar geschrift te maken.
‘I am afraid’, schreef Susan op veertienjarigen leeftijd, ‘that my sister Fanny is too reserved.’
In het dagelijksche leven had Fanny veel last van haar verlegenheid, maar als schrijfster belette deze haar niet, geheel open en natuurlijk te zijn, hoewel zij in gezelschappen liefst op
| |
| |
het tweede plan of heelemaal onopgemerkt bleef (heel anders dan haar heldin Evelina, die zich altijd verbeeldde (maar in alle eer en deugd) het middelpunt te wezen, altijd en overal!
‘Ik kan die ‘kleine Burney maar niet aan het babbelen krijgen’, riep Dr. Johnsonn, ‘en ik ben er toch zeker van, dat zij allerleukst zou kunnen babbelen als zij het op haar heupen had!’
De formidabele Mrs Cholmondeley, nadat haar krachtigste pogingen om Fanny uit haar tent te lokken, hadden gefaald, zeide verontwaardigd:
- Ik wou, dat menschen, die met een tong geboren zijn, die ook gebruikten, en niet al den tijd stommetje tegen me zaten te spelen!
Maar, zooals gezegd, Fanny was niet tot gezelligen kout te bewegen, en ‘zweeg in zeven talen.’
Haar discretie, haar bescheidenheid, haar modestie, zooals die ‘lieve, lieve meneer Johnson’ zei, was heelemaal niet voorgewend of het gevolg van een maatschappelijke conventie: het waren aangeboren karaktereigenschappen.
Dat zooveel eenvoud gepaard kon gaan met zooveel geest en humor als uit haar geschriften blijkt was even verrasend als wonderbaarlijk; en dit was waarschijnlijk de oorzaak der charme, die er van haar uitging, en die werd gevoeld door Dr. Johnson, door Burke en door al haar andere vrienden, en die de moderne lezer eveneens zoo sterk ondergaat, wanneer hij thans haar dagboek leest.
Het dagboek en de brieven van Fanny Burney werden voor de eerste maal uitgegeven door haar nicht, Mrs Barrett, en zagen oorspronkelijk in zeven deelen het licht, gedurende de jaren 1842-1846. Deze uitgave bevatte echter slechts een gedeelte van het geheele dagboek en van de geheele uitgebreide correspondentie der begaafde schrijfster; de keuze was door mevrouw d'Arblay zelve tezamen met mevrouw Barrett gedaan. En Fanny Burney zeide er zelve van:
‘.... whatever might be effaced or omitted, nothing should in anywise be altered or added to her records.’
Het dagboek is in alle opzichten boven lof en prijs verheven.
| |
| |
Het wordt sinds lang als een klassiek voorbeeld van een dagboek beschouwd. En ongetwijfeld, zegt Wililam Ward is het:
the most entertaining, in some respects the most valuable work of its kind in the English language. Regarded as a series of pictures of the society of the time, the Diary is unsurpassed for vivid colouring and truthful delineation. As such alone it would possess a strong claim upon our attention, but how largely is our interest increased, when we find that the figures which fill the most prominent positions in the foreground of these pictures, are those of the most noble, most gifted, and most distinguished men of the day! To mention but a few names Dr. Burney's daughter was on terms of more or less intimate acquaintance with Johnson and Burke, with Reynolds and Sheridan, with Windham and Warren Hastings, with Mrs Thrale and Mrs Montagu, and with Madame de Staël who called her ‘la première femme de l'Angleterre.’ Of all these, and of many others only less distinguished than these the pages of the diary contain brillant sketches or life-like portraits.
Men moet niet vergeten, dat het dagboek, toen het geschreven werd, niet bestemd was om onder andere oogen te komen dan die van de schrijfster zelve, of misschien van een enkele bloedverwant of goede vriendin. Op haar zestiende jaar aan Niemand opgedragen, wijdde zij het later aan haar lievelingszuster Susanna, en na dier dood in 1799 aan haar vader Dr. Burney.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd)
|
|