De Nieuwe Gids. Jaargang 49(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 418] [p. 418] Herfst door Hélène Swarth. I. Onrust. De herrefstregen klopt met droef gekletter. Wild ruischt de wind - O zon! nu strale uw vuur! Wind blaast de wolken weg, fel blinkt azuur. In gouden loof schalt vogelegekwetter. Die zonpijl kwetst mijn hart en hoe verduur 'k Dat ál te schel, te morgenblij geschetter? Mijn boek vol wijsheid blijft mij doode letter. Traag sleept de dag en, tellende uur aan uur, Naar d'avond hijgt mijn ademloos verlangen: Gesloten voorhang, kalme lampeschijn - Als blanke bloemen geef mij teedre zangen, O vredige avond, die zoo zoet kon zijn! Aleer de nacht mij slaaploos houdt gevangen En 'k in haar armen ween van angst en pijn. [pagina 419] [p. 419] II. Duiven. In herfstlijk blauw, hoog boven 't blank der huizen, In cirkelvlucht de sneeuwen duiven zeilen, Met koel geklapwiek, zacht verzeld, bijwijlen, Van ver geheimvol zingend boomensuizen. De woning zeegnen, waar wij thans verwijlen, Die vredeboden, die zoo rein doorkruisen Het hemelblauw, dat naar verlaten kluizen, Waar 'k liefde en leed, mijn heimwee nooit zal ijlen. Zoo droomde zoet mijn meisjesvroom gelooven, Toen plots kwam dood het liefste leven dooven, Dat mij ten troost nog over was gebleven, Na de éene hoop, die 'k ál te vroeg moest derven - En 'k voelde alreê, toen 'k zag mijn broeder sterven, Mij voor altoos gedoemd tot eenzaam leven. [pagina 420] [p. 420] III. Herfstdag. De hemel is bleek en dof. Kastanjes met weeke plof En beuken met luttel gerucht Laten vallen hun donkere vrucht. In het somber herrefstwoud Ik zoek naar het purper en goud, Mij door vroegere Octobers beloofd - Een wiekslag omhuivert mijn hoofd: Een raaf - En de boomen zijn zwart. Ik adem aromen van smart. Hoe droef is die boomenfrons! Ik woel in het bladerenbrons. Nu hoor ik alleen het geluid Van een trein, die, verdwijnende, fluit. Waarheen? En nu ijlt hij al weg, Ver weg langs den boomenweg. En het is of een stem mij nu riep Uit den donkeren slaap, dien ik sliep - Nog hangt er wat blanke stoom. En 't is me of ik angstig droom. Ik wil vluchten, maar weet niet waar - En het leven, dat weegt mij zoo zwaar En ik zoek naar 't waarom van mijn lot En ik voel mij zoo ver van God. Vorige Volgende