hoed achter op 't hoofd, z'n kleeren had hij aangehouden, zij trok zijn lakschoenen uit, nam hem den hoed af, hij was dronken, z'n lange haren golfden over 't kussen.
Toen knipte ze 't licht uit, ze snikte. Als hij veel gedronken had, was hij erotisch weinig waard, zijn omhelzingen waren eenvoudig zijn manier van excuus vragen. Zij snikte wéer. Hij had haar gehoord. ‘Maak de kinderen niet wakker’, zei hij slaperig.
Kinderen? ze wist niet wat ze hoorde. Hij was blijkbaar in de war met z'n vorig huwelijk, zij had z'n kinderen nooit gezien, er was nimmer sprake van geweest; nu hij dronken was, sprak hij van die verleden dingen en zij hoorde wraakzuchtig de flesschen rinkelen van zooeven. En toch was 't 'n naargeestige inval, hoe kwam ze erbij?
De jonge vrouw was nimmer opstandig geweest, zij was echter altoos alleen, hoewel ze pas enkele maanden getrouwd was. Er was haar van haar man wel veel zonderlings bericht, maar zijn drankzucht had zij zelf moeten ervaren. Zij was hem dociel gevolgd, betooverd bijna door dien fluweelen, streelenden blik, die slechts 'n fakir of 'n musicus kon behooren.
De man, die geen fakir en geen musicus was, sliep, ademde rustig en diep. En de vrouw wenschte opeens, dat hij toch flink op zijn fijnen neus ware gevallen, de dronkenlap, al had hij zich daarbij gekwetst.
Ze lag met de vochtige oogen open. Totdat de prikkelende najaarsochtend in haar neusgaten drong, de gordijnen schommelden zoetjes. En in diepe melancholie stond zij op, schoof haar voeten in de pantoffels. Ze nam zijn dikke jas en sloeg hem om. Ze ging met 'n blikje in den tuin.
De tuin was slordig, verwaaid, er waren geen bloemen meer; op 't pad met roode klinkertjes lagen de gebroken flesschen, ze wilde de mislukte wraakoefening opbergen, vóór de buren den rommel zouden merken en booze grappen zouden maken. Ze deed dit werk met haar fijne handen en plotseling nam ze 'n scherf zoo onverhoeds op dat haar vinger bloedde.
Het roode bloed maakte haar radeloos. Ze huilde hardop, liet de glasscherven liggen. Bevend van onwinding, ook van den slapeloozen nacht, liep ze 't huis binnen, zocht verband in de