De Nieuwe Gids. Jaargang 49
(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
Bibliographie.Alie van Wijhe-Smeding. Ik verwacht het Geluk. A.W. Sijthoff. Leiden.Ik herinner mij.... Het is al lang geleden. Alie Smeding kwam met haar eerste boek, en het heette: Menschen in een stil stadje. We hadden het ter recensie ontvangen, maar ik had nog geen gelegenheid gehad, het in te zien; toen bezocht ons een bekend jong criticus, en deze zeide toevallig tegen mij: ‘O, mevrouw, die schrijver is krankzinnig. Die schrijver is bepaald krankzinnig, mevrouw’. Wel, ik kan het niet ontkennen: door deze woorden werd juist de lust in mij opgewekt, het boek van den aldus gequalificeerden schrijver te lezen. (Niemand wist toen nog, dat Alie Smeding geen man was, maar een jonge vrouw.) En.... Ik was verrast door de waarheidsgetrouwe weergave van de dingen des dagelijkschen levens. De stelmanier van dezen nieuwen auteur was nog een beetje ‘überschwenglich’, een beetje Querido-aansch, maar overigens had ik niets dan lof voor dezen beginneling, die zich later zou ontpoppen als het rijke, veelzijdige, energieke talent, dat wij thans als Alie van Wijhe hebben leeren kennen en bewonderen. (Waarom de jonge criticus veronderstelde, dat Alie Smeding krankzinnig was? Misschien omdat hij bij het doorbladeren van het boek een hoofdstuk had aangetroffen, dat den ongewonnen titel droeg: ‘Jasses, jasses, verdomme’. Die woorden evenwel geven de gedachte weer van een arm, in alle opzichten misdeeld meisje, dat, voor geld, gefortuneerden bedienen moet, en haar verkropte haat en jaloerschheid dan wel eens in vloeken lucht geeft.) Hoe gelukkig heeft Alie Smeding haar aangeboren gaven ontwikkeld, en met welk een menigte boeken heeft zij ons verblijd. Men mag van het eene boek meer houden dan van het andere, men mag | |
[pagina 355]
| |
van oordeel zijn, dat zij wel eens zondigt tegen den aesthetischen smaak, - maar men moet erkennen, dat men bij haar te maken heeft met een krachtig, ononderdrukbaar, omvangrijk oertalent, waardoor haar boeken altijd, om de een of andere reden, boeiend zijn. ‘Ik verwacht het geluk’ is de eenvoudige geschiedenis van een weesmeisje, met heimwee naar de volheid en de schoonheid van het geluk, terwijl zij in de kille, leege, liefdelooze atmosfeer van het particuliere weeshuis versmacht. (Het moet mij van het hart, dat de behandeling en hardheid in dit instituut nogal meevalt, als men hiermee b.v. La maternelle van Léon Frapié vergelijkt.) Het verhaal is realistisch en goed verteld, en al de gemoedsaandoeningen van Pieta zijn echt gevoeld. En, voor sommige menschen is dit een aanbeveling: men kan het boek in aller handen geven. | |
Lida Vergouw. Alarm. Van Dishoeck. Bussum.Alie van Wijhe maakt steeds den indruk, dat het schrijven haar niet de minste moeite kost, dat de noodzakelijke woorden en zinnen haar als het ware van zèlf toevallen, en dat het dan goed en natuurlijk wordt. Lida Vergouw maakt dien indruk niet, integendeel! Haar stijl is moeilijk en gewrongen, en dikwijls allesbehalve natuurlijk! Wat dunkt u bijvoorbeeld hiervan, moderne lezer? ‘Het moedertje.... gleed strijdend naar het duistere hol van de wanhoop.’ Of: ‘Zij had een vriendelijk sprookje in haar blauwe oogen.’ Of: (regendruppels) als langzame tranen biggelden naar den kozijnwand, begaan met het lot van wie daarbinnen leed....? Of: ‘Hij dronk gulzig van haar latente charme.’ Of: ‘Uit de gapende leegte van zijn kamertje reutelde één lange heimwee-schrei....’ Of: ‘Die dagen werden tot een keten van smartelijke folteringen....’? Zijn we over deze onfraaie, onnatuurlijke, ouderwetsche wijze van schrijven nu nóg niet heen? Het is vreemd, maar het is, alsof een boek in dezen trant, ook wat den inhoud betreft, ons minder bevalt. Ik geloof wel, dat Lida op | |
[pagina 356]
| |
dit werk erg haar best heeft gedaan, - maar het resultaat lijkt mij aan deze inspanning - het spijt mij, dat ik het zeggen moet - niet evenredig.Ga naar voetnoot1) | |
Elisabeth Zernike. Het Buurmeisje. W.B. Amsterdam.Als ik in een paar woorden dit boek moest karakteriseeren, dan zou ik zeggen: Er mankeert niets aan. Het is heelemaal goed. Elisabeth Zernike staat vrij alleen in onze jongste literatuur. En ofschoon ouderen aan haar boeken een beetje moeten ‘wennen’, het wil mij voorkomen, dat de aankomende jeugd in haar werk alles vindt, wat zij verlangt. ‘Koel en klaar’ zijn de adjectieven, die op haar van toepassing zijn, en deze schrijfster mist volstrekt de eigenschap, die men ‘sentimenteel’ noemt. ‘Het buurmeisje.’ Deze titel roept onweerstaanbaar in onze herinnering het mooie, mooie boek van Rosamond Lehmann Dusty answer, waarin óók gehandeld wordt over een buurmeisje en een jongen uit het buurhuis, genaamd Paul.... Doch met deze gelijkheid houdt de overeenkomst op. Dusty Answer is een der allermooiste boeken, welke ik in den laatsten tijd las. Het is zóó subtiel, en weet zóó ragfijn het vrijwel onzegbare onder woorden te brengen, dat hier een werkelijk hoogtepunt in de literatuur van den huidigen dag is bereikt. Ja, het nieuwe boek van Elisabeth Zernike is allround ‘goed’. Wat zou er aan veranderd moeten worden? Niets. Kunnen worden? Niets. Het is als een zuiver geteekend mathematisch figuur, waarbij alles klopt, en geen enkel detail is vergeten! Hartstocht, gloed, dramatische kracht moet men bij deze schrijfster niet zoeken. Wat men wèl bij haar zoeken mag, er zeker van het te vinden, is helderheid, beheerschtheid, distinctie. (Het in dit verhaal voorkomende tooneelwerk, ontworpen en gespeeld door leerlingen, is héél vreemd, en menigeen zal moeite hebben ‘er ook maar iets van te begrijpen’. Toch heb ik de intieme convictie, dat het bestreven en bedrijven der moderne jeugd er voortreffelijk in wordt gekarakteriseerd.) | |
[pagina 357]
| |
Een weinig meer warmte, een weinig meer bewogenheid zou men mogelijk in het werk van Elisabeth Zernike kunnen verlangen, - maar dit is ook werkelijk de éénige aanmerking, die ik er op zou durven maken! | |
Henriëtte van Eyk en Edouard de Nève. Aan den loopenden band. Querido. A'dam.Een bundel korte verhalen, die het leesgrage publiek stellig zal voldoen, omdat men er zooveel verscheidenheid in vindt, en zooveel Anklang met ieders persoonlijke gevoelens en gedachten. Edouard de Nève begint. En vergast ons op een geheele serie korte verhalen, die heel echt en doorleefd aandoen, en elk als a novel in a nutshell een brokje werkelijkheid geven, soms navrant, soms humoristisch, soms tragisch, soms gemoedelijk.... een amalgama van driften en verlangens, van vreugden en teleurstellingen, van hoogten en laagten, als waaruit het leven-zélf is samengesteld. Dan: Henriëtte van Eyk. Deze per se humoristische schrijfster komt ditmaal gelukkiger voor den dag dan in haar Kleine Parade (die toch wel succes had, omdat het belachelijk maken der hoogere standen nu eenmaal aan een deel van ons publiek maar al te zeer bevalt). Zij geeft ditmaal geen realiteiten maar sprookjes, en dit genre ‘ligt’ haar uitstekend. In het sprookje accepteeren wij den grootsten onzin, de flauwste flauwiteiten, de geforceerdste voorstellingen, die ons in een ‘echt’ verhaal zouden ergeren. Henriëtte van Eyk heeft een ongebreidelde fantasie, die zij nog bovendien den vrijen loop laat, - men kan zich dus begrijpen, dat, ondanks onze tolerantie voor ‘het sprookje’, het relaas ons hier en daar toch wel wat overdone lijkt. De Donkerte begon uitstekend, en als het verhaal wat korter en beheerschter was, zou het zeer goed als specimen kunnen dienen voor het ultra-moderne sprookje. | |
J.S. Soewarno. De oogen van Roosje Radena. Van Dishoeck. Bussum.O, neen, Frank Immanuel van Steenen, ik heb uw héél mooien roman Een Decennium nog niet vergeten, en ik verlangde dikwijls naar een nieuw werk uit deze pen. En nu ligt het daar eindelijk, | |
[pagina 358]
| |
dit nieuwe werk, en hóezeer verschillend aan de eersteling (die vooral uitmuntte door de prachtige natuurbeschrijvingen), het is even boeiend, neen, nóg pakkender en knapper en verrassender. Laat u niet afschrikken, lezers, door den film-achtigen titel: De oogen van Roosje Radena. Ge krijgt hier geen romantische, sentimenteele liefdesgeschiedenis vol banale tragiek, maar een (voor zoover ik erover oordeelen kan: het is lang geleden, dat ik ‘in de medicijnen studeerde’ voor mijn roman Vrije Kracht, 5e deel Zijden en Keerzijden) uitstekend gedocumenteerd, grondig doorwrocht medisch beeld, uit de moderne wetenschappelijke wereld. Een dubbele lof kan ik mevrouw Soewarno niet onthouden: ten eerste, dat zij zóó voortreffelijk maat heeft weten te houden in de technische gedeelten, dat haar werk ook voor het leekenpubliek te volgen en te apprecieeren is, en ten tweede, dat geen enkele zin uit haar boek kan worden gemist, daar elke zin iets beteekent en dus noodig is voor het geheel. Dat is geen geringe lof, want menig auteur gebruikt zijn (haar) routine, om de vereischte lengte te krijgen, door wat de Engelschen zoo teekenend noemen: ‘padding’ en wat de lezer altijd neiging heeft om ‘over te slaan’. Onwillkeurig doet ‘Roosje Radena’ denken aan Vicki Baum's Helene Wilfuer en haar professor, of aan Sinclair Lewis Arrowsmith, - maar, neen, ik wil dit boek geheel op zichzelf beschouwen, en dan verklaren, dat de personen zeer goed zijn waargenomen en gekarakteriseerd, en dat de schrijfster hiervoor geen psychologische uitweidingen en verklaringen noodig had: zij boetseert ze met een paar vaste grepen en knedingen en ze staan voor u als in levende lijve. Men leest dit boek gespannen uit, verblijd om dit aangenaam talent, dat zich van een zoo verrassend nieuwe zijde laat kennen En ik kan alleen maar zeggen: na deze lectuur ga ik nóg sterker verlangen naar Mevr. Soewarno's volgende werk!.... | |
Java. Eerste Deel. Uitgave N.V. Droste. Haarlem.Men kan het niet genoeg toejuichen, dat bestaande firma's er tegenwoordig hoe langer hoe meer toe overgaan, om werken uit te geven van cultuur-historisch, folklorisch of literair belang. Dit is reclame van de beste en hoogste soort, en dankbaar nemen wij | |
[pagina 359]
| |
deze gaven in ontvangst. Daar ligt dan nu voor ons het zeer mooie album over Java, belangrijk, wat tekst, zoowel als wat illustraties betreft. Java is een der dichtst bevolkte en een van de vruchtbaarste tropenlanden ter wereld, en tevens het belangrijkste eiland van Nederlandsch-Indië. De historische beschavingen, die wij kennen als Hindoeïsme, Mahomedanisme en Westersche cultuur hebben op Java zeer duidelijke sporen achtergelaten, waardoor dit eiland zeker het interessantste is van den geheelen Archipel. Dit eerste album vertelt ons in hoofdlijnen Java's geschiedenis en geeft een overzicht van de Indische maatschappij. Deze beschrijvingen van de hand van den heer J.C. Lamster zijn zeer ter zake kundig, en niet te veel en niet te weinig, maar juist voldoende gegeven, terwijl de tallooze illustratiees van G.S. Fernhout, fijn van teekening, mooi van kleur, ons een duidelijk beeld geven van dit merkwaardig tropenland, zijn historie, zijn cultuur en zijn bewoners. Een boek om te bezitten en het telkens weer op te slaan. | |
Vertaalde boeken.Vertaalde boeken worden meestal slechts op onze boekenlijstjes vermeld, doch soms verschijnt iets zóó belangrijks, dat het nader moet worden vermeld. Dit is bijvoorbeeld in de eerste plaats het geval met: | |
Ludwig Lewisohn. Stephen Escott. N.V. Johan Mulder's Uitg. Mij. Gouda.Wat is dit een interessant boek. Zóó interessant, dat er, mijns inziens, veel te weinig op is gelet. Zooveel minder belangrijke vertalingen maken opgang, terwijl het zoo goed zou zijn, dat Stephen Escott algemeen werd gelezen en overdacht. Zeer geboeid heb ik het gelezen, dit werk, samengesteld uit autobiografische aanteekeningen van ‘Stephen Escott’. De meeningen over het huwelijksleven en de verhoudingen van man en vrouw, over allerlei maatschappelijke toestanden en inrichtingen zijn der lectuur overwaard. In vele opzichten wijken ze van de gangbare opinies af, maar, | |
[pagina 360]
| |
hoewel dus zeer individualistisch en oorspronkelijk, zijn ze ook voor wie, zonder vooropzettingen luisteren wil, buitengewoon boeiend, en dikwijls verrassend zelfs. De schrijver blijkt een uitnemend psycholoog, die diep in de vrouwelijke èn mannelijke ziel heeft geschouwd, waardoor hij ons vele onbegrijpelijkheden en tegenstrijdigheden in de menschelijke ziel verklaart. (Vooral komt dit uit in het moordgeding van Paul Glover.) Ik raad iedereen, die eens wat ernstigers en blijvenders lezen wil dan een een oppervlakkig modeboek, de lezing van Stephen Escott, in de voortreffelijke vertaling van Mevr. Tels-Elias, ten sterkste aan. | |
Ursula Parrott. Een vreemdeling kwam... en ging.... Z.-Holl. Uitg. Mij. 's-Gravenhage.Juist had ik voor de eerste maal een boek van Ursula Parrott gelezen, Ex-wife, dat mij bizonder goed was bevallen, zoodat, toen ons bovenstaand werk van dezelfde Amerikaansche schrijfster toekwam, in een zeer mooie uitgave met de precies er bij passende illustraties, ik het natuurlijk dadelijk met belangstelling ging lezen. En ook dit werk bleek mij dezelfde goede eigenschappen als het vorige te bezitten. Het is de geschiedenis van een groote liefde, die een tragisch einde neemt, met groote oprechtheid en natuurlijkheid verteld. Dit Amerikaansche zedenbeeld brengt ons op de hoogte van de moderne jongelui en jongemeisjes in de Vereenigde Staten, met daaronderdoor de psychologische ontleding van één speciaal geval. De heer W.J.A. Roldanis zorgde voor een goede vertaling, maar met het woord ‘Sophisticated’ wist hij geen raad. Nu is dit modebegrip ook niet in het Nederlandsch weer te geven; zou men misschien ‘Sophisticallisch’ kunnen zeggen, evenals men ook wel eens spreekt van ‘Sentimentallisch’? Dat een woord uit een vreemde taal bij ons wordt ingeburgerd, als wij er zelf geen uitdrukking voor hebben, daar vind ik volstrekt niets tegen! In den loop der eeuwen is op deze wijze onze taal verrijkt, en wordt het nog bijna dagelijks met woorden als ‘efficient’, ‘intens’, ‘sport’, om nog niet eens van auto, accu, en alle mogelijke technische termen te spreken, dus.... willen we voorloopig ‘Sophisticalistisch’ annexeeren, tenzij iemand een betere expressie aan de hand doet? | |
[pagina 361]
| |
Halliday Sotherland. En de jaren gingen voorbij. Z.-Holl. Uitg. Mij. 's-Gravenhage.Eerst een woord van lof voor de keurige uitgave met de fraaie, levendige plaat van Anton Pieck, waardoor, om een grapje te maken, de kooper aanstonds ziet, dat hij ‘waar krijgt voor zijn geld’. Goed, het boek is gekocht, maar, als de kooper de lectuur beëindigd heeft, zal hij nóg beter merken, dat hij ‘waar heeft gekregen’ voor zijn geld. Meen niet, dat deze levensgeschiedenis van een dokter uitsluitend medische wetenschap behandelen zou! Verre van daar. Dit boek laat zich lezen als de spannendste roman, we krijgen er beschrijvingen in van stierengevechten en van beschouwingen over katten en walvisschen.... We leeren verschillende landen en steden kennen, menschen en zeden en gewoonten, en al dit weten wordt ons bijgebracht op de aangenaamste, want bijna fascineerende wijze. En wat de vertaling betreft (van Mevr. J.E. Gorter-Keyser), het is toch wel duidelijk, dat de moderne uitgevers een zorgvuldige keuze doen, en het Latijnsche spreekwoord: Fide sed cui vide, in practijk brengen. | |
A.I. Woinowa. Valsche edelsteenen. Schuyt. Velsen.Op het Europeesche schetskaartje op den omslag neemt Sowjet-Rusland wel een ontstellend groote plaats in! Is dit soms als een waarschuwing bedoeld? ‘Valsche edelsteenen’ (dit is niet een akelig rhetorische titel, maar slaat op het consortium, dat goedkoope sieraden vervaardigt.... of is er toch óók nog eenige ironie bij in het spel?) is een hoogst merkwaardig boek. Het behandelt de toestanden in Rusland, na zestien jaren Sowjet-bewind.... en dit is er het typische van; hoewel het een schrijnende, felle satire is op het Bolsjewieksche régime, de argelooze lezer bemerkt dat niet onmiddellijk, zóó knap is de eigenlijke bedoeling vermomd. Kenschetschend is dan ook, dat in Rusland duizenden exemplaren van dit boek werden verkocht, totdat de overheid eindelijk het fijne ervan snapte en het werk verboden werd! (De ik-persoon zegt bijvoorbeeld: Denk je, dat ik het naar vind, dat ik dag en nacht in zorg moet zitten over mijn baantje? dat ik niet word vertrouwd en | |
[pagina 362]
| |
niemand vertrouwen kan? Integendeel, hierdoor worden al mijn krachten tot hun hoogste capaciteit opgewekt, en ik heb geen kans geestelijk in te slapen. (Ik citeer uit het hoofd.) En van dergelijke meesterlijke zetten is het boek vol.) Wie niet blind voor de waarheid wil zijn, leze, leze, leze dit boek! Ik kan er niet genoeg op aandringen. Veel zal u duidelijk worden, en ge krijgt een helder denkbeeld van wat de ‘heilstaat’ eigenlijk is. Leest dit boek! Het is een der welsprekendste pleidooien, ooit door een schrijver geleverd. | |
Iwan Boenin. Mitja's Liefde. J.M. Meulenhoff. Amsterdam.Als een schrijver den Nobel-prijs heeft gewonnen, bestaat er natuurlijk groote belangstelling voor zijn werk, en vooral voor zijn belangrijkste boek, in dit geval Mitja's liefde van Iwan Boenin (zorgvuldig uit het Russisch vertaald door Siegfried van Praag). De geschiedenis laat zich vlot lezen, en is zeer intens verteld. We voelens ons meegesleept worden door de vaart van den schrijver, die in verdienstelijke kortheid en toch volkomen compleet, ons het liefdeleven van den jongen Mitja mededeelt, en het ons voelbaar en begrijpelijk maakt. Lees dit boek, vooral ook om de mooie natuurbeschrijvingen, ge zult u de lectuur niet beklagen, en zelfs naar méér van Boening vragen, dunkt me; hij is psychologisch en plastisch, en weet fijn en correct te beelden.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. | |
‘Van Lente en Minne Van Herfst en Dood’. Gedichten en Overdichtingen, door J. Decroos. Uitgeverij ‘Regenboog’, Antwerpen z.j.Waar de lyricus Decroos genoegen neemt met een eenvoudig beeld om zijn aandoening te vertolken, is zijn werk lang niet te versmaden. Dan ontstaan kleine gedichtjes, waarbij het lyrisch element veelal begeleid wordt door een wijsheid die niet uitsluitend in het studeervertrek is verkregen. Tot de deugden van Decroos behoort eveneens, dat het eentonig rijmschema en vlakke | |
[pagina 363]
| |
rhythme, dat dichters wier talent niet al te groot van formaat is doorgaans eigen is, bij hem gelukkig niet voorkomt. Hij hanteert het sonnet, de eenvoudige vierregelige strophe, het kwatrijn, en weet toon en bouwsel van het middeleeuwsche lied knap weer te geven; hij schrikt voor een grillig rhythme niet terug en ten slotte schrijft hij rijmlooze epische gedichten, die met eenige natuurimpressies tot het beste van zijn verzen van langen adem behooren. Want ziet ge, hier ligt het zwakke punt van dezen sympathieken werker: het lyrisch vermogen is er, doch de creatieve kracht is te gering. Hij is daardoor genoodzaakt zich te forceeren en in plaats van atmospherische fluïde taal en zich vanzelf ontplooiende geladenheid krijgt ge gemeenplaatsen en nietszeggende uitroepen, als een door elkander zingende klas van kinderen, waar de orde brengende hand van den meester ontbreekt. Dit neemt echter niet weg, dat de dichter J. Decroos over fantasie beschikt en dit is zulk een essentieele kwaliteit, dat wij reeds hierom alleen op een verrassing in de goede richting blijven hopen. Als bewijs van deze kostbare eigenschap schrijf ik het gedicht ‘'t Was na een moedeloozen....’ voor U over: ‘'t Was na een moedeloozen, sombren dag;
Ik lag halfsluimerend, halfwakend neer.
En 'k zag een man die vastberaden naar
Een weide ging, en, lijk een valdeur, hief hij
Een zodenstrook omhoog en steeg toen neer,
De gapende oopning in; en boven hem
Trok hij de groene deur gelaten toe.
En 't was me opeens als bleek ikzelf die man’. (Blz. 42.)
Max Kijzer.
|
|