De Nieuwe Gids. Jaargang 49
(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 319]
| |
Louis de Vries door Hans P. van den Aardweg.Het leek reeds geruimen tijd of Louis de Vries - onze éénige acteur, die, nà den grooten Bouwmeester, zich eene internationale reputatie verwierf - geheel en al van de planken verdwenen was. Men hoorde of zag althans niets meer van hem. Totdat hij einde der maand Juli weer voor de voetlichten van den Amsterdamschen stadsschouwburg verscheen en eene reprise bracht van het bekende blijspel ‘De Spaansche Vlieg’. De vrienden en bewonderaars van den genialen, tè lang gemisten, acteur waren stellig verheugd hem weder in actie te zien, maar - hoe schitterend-comisch, ik zou haast zeggen: shakespeariaansch, zijn creatie van den in het nauw gedreven mosterdfabrikant Klinke ook geweest is - tòch schonk deze voorstelling géén algeheele voldoening. Men voelde er iets in van een noodsprong. De Vries wilde weer naar de schminkdoos grijpen, en dééd het dan ook, maar niet op eene wijze hem, den begaafden kunstenaar, waardig. Men had hem in breede lagen oneindig liever gezien in een werk en een rol van weidscher allure, en men is waarlijk blij geweest als excuus te kunnen aanvoeren, dat het zomer was en tooneel-vacantie. Want in die dagen immers pleegt men niet àl te critisch den inhoud van toonstukken te bekijken. Maar de ingewijden - en niet alleen deze, want het is langzamerhand een publiek geheim geworden - wisten het wel waarom Louis de Vries tot ‘de stillen in den lande’ is gaan behooren: hij zit zwaar in de zorgen, en deze drukken hem. Niet alleen als ménsch, maar ook, en vooràl, als kunstenaar. Het is niet zoo héél eenvoudig om den oorsprong van die misère te vinden. Men moet daarvoor teruggaan - nu alweer eenige jaren | |
[pagina 320]
| |
geleden! - tot den tijd, waarin de Koninklijke Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’ - onder Saalborn, Verbeek en Werumeus Buning - op de klippen stootte, en bij deze schipbreuk eene fatale avarij opliep. Van dàt moment af is voor Louis de Vries de impasse ingetreden, en deze schijnt thans haar crisispunt bereikt te hebben. Zal het ten goede of ten kwade keeren? Dat is de vraag, die men zich nu allerwege in Nederlandsche tooneelkringen stelt. En men hoopt van ganscher harte het eerste, want Louis de Vries - hij moge dan vele gebreken hebben (wie heeft ze niet?) - bezit de genegenheid van velen, en eerbied-voor-zijn-kunstenaarschap van àllen. Sedert tal van jaren is de Vries eigenaar van de meeste aandeelen der N.V. Hollandsche Schouwburg. Deze waardepapieren vertegenwoordigen het kapitaal, dat Louis de Vries in een leven van harden en schier ononderbroken arbeid - niet alleen hier te lande, maar ook in onze overzeesche gewesten - heeft opgebouwd. De genoemde Vennootschap bezit den bekenden gelijknamigen schouwburg te Amsterdam, alsmede eenige groote belendende perceelen. De exploitatie is - hoewel de downs de ups hebben afgewisseld - toch over het algemeen steeds gunstig geweest. Toen in 1930 de groote verbouwing van den Hollandschen Schouwburg door gebrek aan financieele middelenGa naar voetnoot1) bij de Koninklijke Vereeniging stopgezet zou moeten worden, heeft de N.V. Hollandsche Schouwburg alle verplichtingen der K.V. overgenomen en haar bovendien een reeds betaald bedrag van veertigduizend gulden gerestitueerd. Door deze transactie liepen de kosten van de restauratie voor de N.V. (i.c. Louis de Vries) tot een som van honderdtwintigduizend gulden op. Om hieraan te kunnen voldoen moest op de bezittingen der N.V. een tweede hypotheek genomen worden. Dit is geschied. De rente op deze hypotheek is trouw en op tijd door de Vries betaald, maar - tengevolge van eene samenwerking van ongunstige factoren, zooals die op commercieel gebied bijna door iederéén is waargenomen en ondervonden - met de aflossing is hij ingebreke moeten blijven. Het gevolg daarvan is geweest, dat men het hem verschrikkelijk lastig is gaan maken, en hem, zoowel psychisch als | |
[pagina 321]
| |
physiek, bij voortduring ondermijnd heeft. Op al zijne ambities heeft dit een verlammenden invloed uitgeoefend. Het bedrag dezer hypotheek werd geheel opeischbaar, en het spook van den exécutorialen verkoop - hetgeen natuurlijk de berooving van zijne artistieke werkplaats zou beteekenen - is niet van de lucht geweest. Reeds één keer hebben de borden aangehangen. Er is - en dat werd ook ingezien door acht Nederlandsche hoogleeraren - maar één middel om de Vries zijn rust, en daarmede zijn lust tot werken, terug te geven, en dat is: bevrijding van den tweeden hypothecairen schuldeischer, die maar niet aflaat hem te kwellen. Daarvoor is noodig een bedrag van vijftig milles. Dat men in deze tijden een dergelijke som niet à fonds perdu bijéén kan krijgen, heeft Louis de Vries terdege ingezien. En daarom besloot zijne N.V. eene, door onroerend goed gesecureerde, leening ad 5% uit te geven, waartoe verschillende belangrijke banken hun medewerking verleend hebben. Het is te hopen voor de Vries - van wien men niet alleen getuigt, dat hij een groot artist, maar òòk, dat hij een goed mensch is - dat deze pijnlijke affaire, die hem al zòò lang martelt, tot een goed einde gebracht zal worden. Hiermede is in zekeren zin ook een nationaal-cultureel belang gediend. Want eerst dàn zal hij zijn vleugels weer kunnen uitslaan, en collaboreeren aan den kunstzinnigen opbouw van ons land. Waren de omstandigheden anders geweest dan zou hij reeds dit jaar de Nederlandsche tooneelspeelkunst op het internationale theaterfeest te Moskou vertegenwoordigd hebben. |
|