Aan Lodewijk van Deyssel.
Alleen een woord van dank wil ik hier neêrschrijven. Dank voor het beste dat Frank Roselaar ons gaf, de gave vruchten van het leven, van zelf vallend als sparappels in boschstilte.
Ik heb ze gevonden toen ik dwaalde door den doolhof der lanen; ze bleven liggen voor mijn voet en ik gaarde ze bijeen. Ik vond ze mooi omdat ze schoone, volmaakte vruchten waren, doch toen ik ze gebracht had in mijn huis, in de veilige binnenkamer, werden ze meer, straalden zij van innerlijk licht.
Ze zijn kleine sterke lampen geworden in mijn duisternis.
Marie C. van Zeggelen.