stelden, want zij hadden door het lezen van zijn bespreking al genoeg plezier van de besproken werken gehad.
De jubilaris is de A.J. van ‘Het leven van J.A. Alberdingk Thijm’, van de brochure over Multatuli.
Hij is de auteur van dat kleinood der Nederlandsche literatuur: ‘Uit het leven van Frank Rozelaar’; het boek vol menschelijke mystiek. Had hij alleen dit boek geschreven en geen letter meer, zijn naam zou nooit vergeten worden, zoo lang de Nederlandsche taal zou leven.
Ik sluit mijn oogen en zie Karel's markanten kop voor mij. Ik kan mij begrijpen, dat er menschen zijn die het niet verveelt naar zijn gezicht te kijken, het te onderzoeken lijn voor lijn en vlakje voor vlakje. Zij willen het lezen, zooals zij zijn werk lezen. Het zal hun niet verwonderen, wanneer ik hun zeg, dat er nog wat anders in dien kop is uitgebroeid, iets wat niet te wegen of te meten is en dat is het nieuwe geluid, dat na 80 in de Nederlandsche taal heeft geklonken. Ik heb dat reeds meermalen gezegd, maar bij deze gelegenheid dient het te worden herhaald. Hij heeft de groeve opengebroken, waaruit de schrijvers van heden de steenen halen tot het opbouwen van hun taalgewrochten. Het prachtige geluid van Gorter wortelt in van Deyssel's klanken. Dit is zijn groote beteekenis voor onze literatuur.
De mannen van tachtig waren niet schools-wijsgeerig aangelegd en misschien was er in het scheppen van een nieuw geluid door van Deyssel de grootst mogelijke oorspronkelijkheid. De buitenwereld werkte op hem met nieuwe combinaties, met stoffen door anderen verwaarloosd en niet opgemerkt en zoo ontstond door zijn streven, in verband met de ideëen der andere gelijkgezinden, de nieuwe richting.
En deze man is oer- en intens Hollandsch. Zijn wezen is een sublimatie van den Hollandschen geest. Misschien zouden anderen geneigd zijn Jacobus van Looy als de zuivere representant van het Hollandsche wezen in de litteratuur te zien; ik voor mij zie in van Looy slechts den vertegenwoordiger van een zeker gedeelte van den Hollandschen geest. In van Deyssel daarentegen zie ik de essentie daar van uitgedrukt in een zeer oorspronkelijken vorm.
Ik spreek hier mijn gelukwensch uit aan den zeventigjarige.