| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (Dames-rubriek). Bettina von Arnim in haar leven en werk. Karoline von Günderode. (Vervolg van blz. 560.)
Die Günderode.
De in Die Günderode beschreven gebeurtenissen sluiten zich chronologisch met de jaren 1804-1806 onmiddellijk bij Bettina's Frühlingskranz aan. Het boek is echter vier jaar voor den ‘krans’ verschenen, namelijk in 1840.
Karoline von Günderode werd den 11en Februari 1780 te Karlsruhe geboren als de dochter van Freiherr Hektor Wilhelm von Günderode, die bekend is geworden door zijn geschriften (in 2 deelen uitgegeven in 1786) en door zijn door Drais geschreven Biographie. Ook Karoline's moeder was dichterlijk begaafd, en heeft in verschillende tijdschriften verzen gepubliceerd gekregen. Na den dood van haar man vestigde zij zich te Hanau en in 1819 stierf zij aldaar, dertien jaren na haar dochter. Deze laatste werd, zooals Bettina in haar boek verhaalt, in 1897 in het adellijke Frankforter Damenstift opgenomen. Doch van 1799 hield zij haar grootvader gezelschap.
In het jaar 1799 valt ook het begin harer liefde voor Savigny, Friedrich Karl von Savigny, dien zij den 4en Juli, op het landgoed der familie von Leonhardi in het Odenwald had leeren kennen. Hij was ook een vriend der familie Brentano, en zoo bleef Karoline hem dus veelvuldig ontmoeten, en drie jaren lang onderhielden zij een levendige correspondentie.
Savigny schreef ‘das Günderödchen’ zeer vertrouwelijk.
| |
| |
(Karoline's briefwisseling vindt men in Ludwig Geiger's boek: ‘Karoline von Günderode und ihre Freunde’, verschenen in 1895) ook nog na zijn huwelijk met Gundel Brentano (den 17en April 1804.) Een korte brief uit dezen tijd (6 Juni 1804) voeg ik hierbij, als karakteristiek staaltje hunner vriendschap.
Günderödchen, Du bist ein dumm Günderödchen, und das wollen wir dir noch ganz anders deutlich machen und zu diesen Behuf Freitag oder Samstag nach Frankfurt kommen; bis dahin vergesz nicht oder vielmehr erinnere Dich daran, dasz wir Dir gar liebhaben, dasz Du unser Hämmelchen bist, unser dumm Günderödchen; und sei nun nicht mehr betrübt, wenn Du mich siehst, vielmehr muszt Du mir, Savigny, an den Halsspringen und mich küssen. Hast 's gehört? Da schicken wir Dir auch einige Vorrat von Lektüre, worunter leicht etwas Verderbliches und Schädliches sein könnte; wir hoffen aber, dasz Du durch die gesunde frische Luft in der Du vor kurzen gelebt haben sollst, hinlänglich mit Mut und Kraft versehen bist, um über alle Verführung und alles Hingehenlassen hinaus stehen zu können. Adieu bis wir dich küssen. Dein Savigny und dein Gundelchen.
Door Karoline's schriftelijke notities gaat een, in deze mate weinig voorkomende, drang en heimwee naar liefde, naar de liefde van den man, die alles geeft en alles neemt. Hoe zij tegenover Savigny stond, blijkt ten duidelijkste uit een schrijven van haar aan een vriendin, van den 10en Juli 1799. ‘Kaum glaube ich mich aus dem Sturme der Leidenschaft gerettet, glaubte mich sicher, und ich sehe mich wieder verstrickt; ich liebe, wünsche, glaube, hoffe wieder und vielleicht stärker als jemals.
Karoline von Günderode was, zooals het portret aantoont, dat wij van haar bezitten, uiterlijk een liefelijke verschijning. Bettina maakt aldus van haar een ‘geschreven portret’:
Sie war so sanft und weich in allen Zügen wie eine Blondine. Sie hatte braunes Haar, aber blaue Augen, die waren gedeckt mit langen Augenwimpern. Wenn sie lachte, so war es nicht laut, es war vielmehr ein sanftes, gedämpftes Girren,
| |
| |
in dem sich Lust und Heiterkeit sehr vernehmlich aussprach. Sie ging nicht, sie wandelte, wenn man verstehen will, was ich damit auszusprechen meine. Ihr Kleid war ein Gewand, was sie in schmeichelnden Falten umgab, das kam von ihren weichen Bewegungen her. Ihr Wuchs war hoch, ihre Gestalt war zu flieszend, als dasz man es mit dem Wort schlank ausdrücken könnte; sie war schüchtern, freundlich und viel zu willenlos, als dasz sie in der Gesellschaft sich bemerkbar gemacht hätte.
In één woord, zij was het volmaakte tegenbeeld van Bettina zelf. Wanneer zou het Bettina ooit in het hoofd zijn gekomen, om aan een vriendin te schrijven, zooals Karoline deed:
‘Seien sie nicht böse, Liebe, dasz ich so schwärme; sehen sie, ich schweige schon, weil mir einfällt, ich könnte Ihnen lästig sein’.
Men zou de vriendschap tusschen deze twee zoozeer verschillende meisjes nauwelijks kunnen begrijpen, dacht men niet aan het spreekwoord: les extrêmes se touchent, en wist men niet, dat juist tegenovergestelde naturen, elkander aanvullen. Ook Clemens Brentano voelde zich tot Karoline aangetrokken, en hun vriendschap vond uiting in een typische, overmatig romantische correspondentie. Wil men een voorbeeld? Ziehier dan den aanvang van een brief van Klemens aan Karoline.
‘Gute Nacht! Du lieber Engel! Ach, bist du es, bist Du es nicht, so öffne alle Adern Deines weiszen Leibes, dasz das heisze schäumende Blut aus tausend wonnigen Springbrunnen sprisze; so will ich Dich sehen, und trinken aus den Tausend Quellen, trinken, bis ich berauscht bin und Deinen Tod mit jauchzender Raserei beweinen kann, weinen wieder in Dich al Dein Blut und das meine in Thränen, bis sich Dein Herz wieder hebt und Du mir vertraust, weil das meinige in Deinem Puls lebt’.
En zoo gaat het voort, al wilder en onzinniger. Zoo kon in dien dweepzieken, overdreven, romantischen tijd een dichter schrijven aan een vrouw, zonder de verdenking op te wekken, of hij misschien ook niet goed wijs zou zijn!
| |
| |
Gezegd moet worden, dat Karoline veel natuurlijker was; zoo schrijft zij bijvooorbeeld aan Klemens, dat de gevoelens, die zij voor hem heeft, geen liefde en geen vriendschap zijn, maar veel meer gelijken op de belangstelling, die men in een kunstwerk heeft. Evenwel voelde Karoline zich door haar poëtischen aanleg en haar karakter aan den romantischen kring verbonden. Onder den schuilnaam ‘Tian’ gaf zij in 1804 een verzameling ‘Gedichte und Phantasien’ uit; in 1806 volgde: ‘Poetische Fragmente’, waarin eenige drama's, waaronder een, getiteld Mahomet waren opgenomen. En verder Udohla en Magie und Schicksal, die ook in 1806 werden gepubliceerd.
In haar lyrische gedichten ligt veel zacht gevoel; haar rhythme is vloeiend, haar beeldenkeuze smaakvol. Haar drama's vertoonen niet veel realiteit; tot een goede karakteruitbeelding bezat zij niet de kracht. Haar thema is meestal een tragisch eindigende liefde.
Karoline's leven zelve was één groote liefdestragedie. Van nature was zij reeds zeer melancholisch, uiterst sensitief, zonder veel weerstandsvermogen, zoodat haar hartstocht haar ziel en wezen gemakkelijk overweldigen kon. Door haar verzen gaat als een zacht klagend, berustend natuurgeluid. Bettina zegt, dat zij vaak zich aldus uitdrukte: Nur recht früh sterben!
Zij kon niet leven zonder liefde.... haar geheele Zijn was de uitdrukking eener diepe levensweemoed en moeheid, schreef later haar vriendin Susanne von Heiden - v. Mettingh.
In het jaar 1804 leerde Karoline den professor in de Philologie en Geschiedenis Georg Friedrich Creuzer kennen. Creuzer wordt als leelijk en zelfs een beetje misvormd afgeschilderd, en toch heeft hij Karoline tot de hevigste en hoogste passie ontvlamd. Hij was getrouwd met een veel oudere weduwe, doch bemerkte, dat hij niet door liefdesgeluk met haar verbonden was! Allerlei avontuurlijke plannen werden gesmeed. Zoo wil bijvoorbeeld Karoline in mannenkleeding in zijn nabijheid leven. Eindelijk komen de twee echter overeen, mevrouw Creuzer in hun vertrouwen te nemen, en haar tot een scheiding te bewegen. Creuzer vond, dat een weduwe, die reeds met haar eersten man ten volle alle echtelijke geluk had gesmaakt, ettelijke kinderen en zelfs kleinkinderen had, nu ook nog niet een tweeden, veel jongeren man voor eeuwig aan zich gekluisterd behoefde te houden!
| |
| |
De arme vrouw ‘in doodelijke goedheid’ stemde toe, evenwel zóó vernietigd en gebroken, dat de minnenden het niet over hun hart konden verkrijgen, verdere stappen te doen. Ook was het hun onmogelijk de zaak door te zetten en een ménage à trois te vestigen. (Hoe deze aangelegenheid tot een breuk met Bettina leidde, is in ‘Goethes Briefwechsel mit einem Kinde’ in haar laatsten brief aan Frau Rat te lezen.
Karoline reisde met twee vriendinnen Pauline en Lotte Servière in het voorjaar van 1806 naar een klein stadje, Winkel aan den Rijn, en daar ontving zij van Creuzer de schriftelijke mededeeling, dat hij van haar moest afzien. Na ontvangst van dezen brief kwam Karoline geheel monter en opgewerkt uit haar kamer, en zei, dat ze wat langs den Rijn ging wandelen. Zij keerde echter niet terug. Bij het avondeten was zij nog niet thuis. Men zocht haar overal, vond op haar kamer den brief, en vreesde het ergste. Karoline had zich een dolk in het hart gestooten, en zich toen in den Rijn gestort. Dit geschiedde den 26en Juli 1806.
Deze zelfmoord wekte toentertijd niet veel opzien. Bettina's echtgenoot Achim von Arnim was de eerste, Bettina de tweede, die er voor zorgde, dat Karoline niet werd vergeten. Arnim herinnert aan haar in zijn novelle Isabella, die in 1812 verscheen Hij laat daar eenige menschen Karoline's graf bezoeken, en met ontroering haar grafschrift lezen:
Erde, du meine Mutter, und du, mein Ernährer, der Lufthauch, Heiliges Feuer mir Freund, und du, o, Bruder, der Bergstrom, Und mein Vater, der Aether, ich sage euch allen mit Ehrfurcht Freundlichen Dank; mit euch hab' ich hienieden gelebt.
Und ich gehe zur andern Welt, euch gerne verlassend.
Lebt wohl, Bruder und Freund, Vater und Mutter, lebt wohl.
Maar toch zou deze novelle niet voldoende zijn geweest om Karoline's persoonlijkheid aan de vergetelheid te onttrekken, had niet Bettina in 1840 haar vriendin een blijvend monument gesticht door haar boek: Die Günderode.
Het is waar, dat de twee vriendinnen niet tot het einde in vriendschap hebben geleefd, maar het was Karoline, die zich terugtrok. Bettina schreef dan ook aan Karoline:
| |
| |
‘Du hast gesagt zur Clodin (Claudine Piautaz in Marburg) ich wüszte warum Du Dich mit mir entzweit hättest. Ich weisz es aber nicht’.
Dit was haar laatste brief aan haar vroegere vriendin, in het voorjaar van 1806. En zij vraagt om opheldering.
‘Ich verspreche Dir, mich nicht weiszbrennen zu wollen, wie Du vielleicht denkst, oder dir Vorwürfe zu machen. Erlaub also, was ich fordern kann’. Dan verlangt zij haar brieven terug:
‘Du kommst mir falsch vor, solang Du sie besitzest; auch leg' ich einen Wert darauf, ich habe mein Herz hinein geschrieben’.
Hieruit zou men kunnen opmaken, dat alle brieven van Bettina in Die Günderode echt zijn. Is dit zoo? Zijn het allen origineele teksten? Neen. Vele epistels zijn verdicht, en Waldemar Oehlke heeft de moeite genomen, na te gaan, in hoeverre dit het geval is geweest. Bettina heeft vele harer brieven uit elkaar genomen, en op andere wijze weer in elkaar gezet, hier iets nieuws ingevoegd, daar iets weggelaten; wie er meer van weten wil, zie bovengenoemde uitgave na, die in 1905 verscheen. Evenzoo schijnt Bettina wel eens een origineelen brief van Karoline ‘verstückt’ te hebben.
Natuurlijk echter kan men een heel goed beeld van Karoline krijgen door dit boek. De gebeurtenissen te Schlangenbad schijnen waarheidsgetrouw te zijn; de Kurlijsten hebben tenminste uitgewezen, dat in het jaar 1803 zoowel de geheele familie Brentano, als de Keurvorstin van Hessen en haar gevolg, en de ‘kreeftroode’ kamerheer von Bardeleben er hebben vertoefd. Voor de uitbeelding van den ouden Geheimraad Laroche heeft Bettina gebruik gemaakt van Goethe's Dichtung und Wahrheit; voor de weergave der gesprekken met Hölderlin diens notities bij zijn Oedipus-vertaling; voor Karoline's brieven van haar gedichten; het heeft hier den schijn als werd Karoline door Bettina tot dichten aangezet, en als waren haar poëtische uitingen haar door Bettina ingegeven.
Uit dit boek leert men Karoline maar ook Bettina uitstekend kennen. Rhythmisch, zoowel in proza als in poëzie vloeit Karoline's stijl in haar brieven voort, terwijl Bettina, dithyrambisch, van het eene gevoelshoogtepunt naar het andere overspringt. Karoline's zinnen zijn steeds syntaxisch in orde, en gemakkelijk te
| |
| |
onderscheiden van Bettina's wild door elkaar, en zonder samenhang, op het papier neergeworpen woorden.
Wat in de geesten der beide meisjes leefde, kwam hier tot uiting; zij bezielden elkaar, en gaven klanken aan al hun gevoelens. Toen Die Günderode verscheen met een opdracht aan de studenten, aan de barnende, verlangende, onstuimige jeugd, brachten de Berlijnsche studenten Bettina dankbaar een fakkellicht-serenade.
En tot heden toe leeft Karoline von Günderode door Bettina's schepping in ons midden voort. Het omvangrijke boek bevat vele gedichten en andere artistieke uitingen van Karoline, en in Bettina's brieven zijn tallooze uitspraken van en herinneringen aan de betreurde vriendin opgenomen.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|