| |
| |
| |
Nieuwe Gids-correspondentie. (Vervolg van blz. 648.)
Amsterdam, 2 Maart 1887. Hemonystraat 13.
WelEd. Heer,
In antwoord op uw schrijven van 26 Februari l.l. deel ik u mede, dat wij met genoegen uw artikel zullen ontvangen. Indien de redactie oordeelt, dat het voor het tijdschrift geschikt is, zal ik ook mijn best doen, het in ons eerstvolgend nummer te plaatsen. Absolute zekerheid daaromtrent kan ik u op dit oogenblik natuurlijk niet geven. Onvoorziene omstandigheden, b.v. het onverwacht inkomen van copie van belangrijke actueele waarde, maar die over twee maanden verouderd zou zijn, maken soms dat andere opstellen moeten blijven liggen. Ook technische kwesties van plaatsruimte etc. hebben in de laatste dagen vóór het verschijnen invloed op de keus der voorhanden copie. Doch, zooals ik zeide, ik zal mijn best doen.
In afwachting,
Achtend,
Uw dw.,
WILLEM KLOOS.
Den Heer Rudolf Steinmetz.
| |
14 Maart 1887.
Amice,
Verontschuldig mijn lang zwijgen: uw novelle is ter perse en de drukker zegt, dat gij Donderdag a.s. proef zult hebben. Wees zoo goed de gecorrigeerde aan mijn adres terug te zenden (Overtoom, stille zij, 62, Nieuwer-Amstel). Dank voor dat stuk in het Vaderland; laat ze maar foeteren, 't geeft hun toch niets.
In haast,
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Frans Netscher.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 14 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Amice,
Bij deze heb ik het genoegen je mede te deelen, dat je novelle getiteld ‘Fantasie’ door de redactie ter plaatsing is aangenomen. Ik zal mijn best doen, dat dit reeds in de eerstvolgende (April-) aflevering geschiedt. De proef zal u dan bijtijds geworden. Paap verzocht mij, of ik hem bij je verontschuldigen wilde voor zijn stilzwijgen: hij zit tot over de ooren in de examenstudie en occupeert zich met absoluut niets anders.
In haast,
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Ary Prins.
| |
Nieuwer-Amstel, 14 Maart 1887. Hemonystraat 13.
Amice,
Hierbij je varium over het Grieksch; ik vond het niet erg goed geschreven en had het willen omwerken voor de vorige aflevering, maar het is mij gepasseerd. Als ik mijn nieuwe hospita heb, zal ik je een brief schrijven. Nu huis ik in een onbewoonbaar hok, waar ik nooit op ben, dan hoogst noodig is.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Ch.M. van Deventer.
| |
Amsterdam, 14 Maart 1887. Hemonystraat 13.
WelEd. Heer,
In overleg met de redactie deel ik u het volgende mede als antwoord op uw vriendelijk schrijven van 20 Februari l.l. Een
| |
| |
stuk als gij beschrijft zou zeer zeker, wat het onderwerp betreft, belangstelling vinden bij de lezers van de Nieuwe Gids. Doch, zooals gij zegt, is het ten deele gebaseerd op artikelen uit de ‘Figaro’ en de ‘Gilblas’, bladen die hier (vooral het eerste) in ieders handen zijn. Dit zou o.i. een oorzaak van geheele of gedeeltelijke ongeschiktheid voor ons tijdschrift kunnen zijn. Wilt gij het er dus, na deze opmerking, op wagen, met genoegen dan. Ook of het plaatsbaar zal zijn in de April-aflevering hangt af van de lengte van uw artikel in verband met die van andere actueele copy en onze plaatsruimte.
In afwachting,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer J. van Santen Kolff,
Berlijn.
| |
Nieuwer-Amstel, 14 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Amice,
Ontvangen wij niet iets van J. Staphorst voor de volgende aflevering?
Of van G.H.C. Stemming?
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Jan Veth.
| |
Nieuwer-Amstel, 21 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Amice,
Hierbij zend ik je proef en copy van je ‘Fantasie’. Ik heb maar vast je naam op den titel gezet; wil je onder een pseudoniem
| |
| |
schrijven, dan staat je dat natuurlijk vrij, maar zou je dat wel doen? Je novelle trekt stellig meer de aandacht, als je naam er boven staat, door het contrast dat zij vormt met je andere gepubliceerde werk. Je laat er je meerzijdigheid door zien, en dat is m.i. voor je positie als literaire figuur beter. Maar doe zooals je wilt.
Ik vind deze ‘Fantasie’ heel goed, vooral de eerste 9½ bladzijden, en 't is pleizierig voor de N.G. dat zij deze nieuwigheid bij het publiek mag inleiden. Met genoegen zal ik meer van dat soort ontvangen. Van Deyssel's roman is op het punt uit te komen, en zal dunkt mij een heele opschudding veroorzaken.
Netscher heeft dezen keer ook een novelle bij ons: ‘Een incident’, zijnde de physio-psychologische ontwikkeling van een echtelijken twist. Ze is 34 bladz. lang en heel knap, maar ik vind haar, als al zijn betere werk (na de ‘Studies’) wat droog. Zou hij ook te haastig moeten werken tegenwoordig? Dat zou jammer zijn.
Stuur s.v.p. de proef zoo spoedig mogelijk terug aan bovenstaand adres. Voor revisie zal ik nauwgezet zorg dragen.
Vele groeten,
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Ary Prins,
Alter Jungfernstieg 25/3, Hamburg.
| |
Nieuwer-Amstel, 21 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Geachte Heer,
Dank voor 't Varium en uw advies in zake Bolland. Hoogstwaarschijnlijk zal het stuk van dezen heer niet geplaatst worden. Het komt mij ook voor, dat hij zijn zaakjes wel weet, maar wij kunnen van de 60 vel druks, die wij 's jaars geven, geen 6, zegge zes vel, afzonderen voor metaphysiek. Daar dacht ik in den beginne niet zoo aan. Drie afleveringen na elkander, ieder voor één vijfde gevuld met redeneeringen, die voor het meerendeel onzer lezers onbegrijpelijk en onbelangrijk zijn! Want de grootste fout van het
| |
| |
stuk ligt m.i. hierin: dat het voor leeken onverstaanbaar is. Dat kan de heer Bolland niet helpen, hij is zoo duidelijk mogelijk (meestal tenminste), maar dat ligt aan zijn onderwerp, aan den gedachtenkring, waarin hij zich beweegt. Maar aan den anderen kant is zijn artikel voor de vakmenschen te weinig origineel. 't Is een impopulaire compilatie, en daaraan hebben wij niets. Ik vind het anders wel jammer, maar er is niets aan te doen.
Met de N.G. gaat het goed, maar om de maand te verschijnen, dat gaat nog niet. Dan zou op eens de heele phalanx van schrijvers tweemaal zoo hard moeten gaan werken, en dat is onmogelijk.
Wij hebben dezen keer een groote novelle van Netscher. Krijgen wij niet nog eens een uitgebreider artikel van uw hand?
Steeds achtend,
Uw dw.,
WILLEM KLOOS.
Den Heer Mr. Lotsy.
| |
Nieuwer-Amstel, 21 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Geachte Heer,
Toen ik den laatsten keer, op de ‘Bierclub’, het genoegen had u te spreken, zeidet gij mij, dat gij een artikel onder handen hadt, en heel spoedig klaar hooptet te hebben. Gaarne zou ik, naar aanleiding hiervan, u willen verzoeken, mij even per briefkaart te melden, of gij voornemens zijt, uw stuk bij ons in te zenden vóór het einde dezer maand. Gij zult mij deze vrijheid niet ten kwade duiden, als ik u zeg, dat ik bezig ben den inhoud onzer April-aflevering op te maken.
Steeds achtend,
Uw dw.,
WILLEM KLOOS.
Den Heer Dr. D.G. Jelgersma.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 21 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Amice,
Verleden Vrijdag zond ik je proef met copy van ‘Een incident’. Mag ik je een kleine opmerking maken over iets dat je misschien zelf al gezien hebt? Je zegt m.i. wat te veel, dat dit of dat bij Marie uit ‘haar indische bloed’ voortkwam. Die gedurige herhaling hinderde mij. En moet je revisie hebben? Wacht dan niet te lang met mij de proef terug te sturen, want 't is een van de allerlaatste vellen.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Frans Netscher.
| |
Nieuwer-Amstel, 22 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Amice,
Zoo even ontving ik je artikel en las het. Het zal geplaatst worden. Witsen heeft ook iets gegeven (5 bladz.) over Gram's artikel over Weretschagin, en J. Stemming is bezig aan een uitvoerig artikel over denzelfden schilder. Dat wordt me een heele bataille! Proef zal je geworden.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Jan Veth.
| |
Nieuwer-Amstel, 22 Maart 1887. Overtoom (stille zij), 62, half tien des avonds.
Mijnheer,
Hierbij een artikel, te plaatsen onder de rubriek Kunst, maar te beginnen met een nieuwe bladzij. De proef moet naar buiten
| |
| |
de stad gestuurd worden, dus er is haast bij. Morgen (Woensdagochtend) zal de heer Verwey u zijn bladzijden over Multatuli brengen, en bij den heer v.d. Goes moet u morgen nog maar eens laten vragen. Ik begrijp niet, dat u heden niets heeft kunnen geven.
Achtend,
Uw dw.,
WILLEM KLOOS.
Den Heer J. Clausen.
N.B. Hoofdstuk II van dit artikel moet niet, zooals in de copy staat, met een nieuwe bladzijde beginnen, maar onmiddellijk aansluiten.
| |
Nieuwer-Amstel, 4 Mei 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Amice,
Vergeef mij, dat ik je schrijven van 14 April l.l. niet eerder beantwoordde. Mijn apartement was door omstandigheden een tijdlang onbewoonbaar en zoo ben ik met mijne correspondenties ten achter geraakt.
Welzeker, ik wil graag je artikel ontvangen en aan de redactie aanbieden. Ik had gedacht, dat je 't wel uit je eigen zoudt gestuurd hebben. Je weet toch, dat we geen parti-pris tegen eenige ‘richting’ hebben, welke ook. Ook je Varium over Jean Masseur wil ik graag zien. Het moet een lekker prul zijn, dat drama.
Kom je niet nog eens te Amsterdam? Als je komt, op de Overtoom 62 ben je steeds welkom.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Frans Netscher.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 4 Mei 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Vriend Israëls, ik ben van de week bij je geweest met Albert, maar je was uit, zei de juffrouw. Ik hoor niets van het stuk van Steinmetz, ik zou het nu gaarne terughebben, want ik ben nu spoedig geïnstalleerd en kan dan den brief schrijven. Kan je niet den heer, die het op 't oogenblik in handen heeft, eens schrijven of hij het reeds genoeg bestudeerd heeft? Daarmeê zou je een groot genoegen doen aan
je toegenegen
WILLEM KLOOS.
Den Heer I. Israëls.
Kom eens oploopen; ik ben veel thuis, want het is hier heel gezellig nu.
| |
Nieuwer-Amstel, 12 Mei 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Jongen, Chapje, wat heb je daar te keer gegaan! En dat allemaal om dien goeden menheer Was, die, tusschen zijn predikingen door, tijd heeft gevonden om dat rhetorische kousje te breien, dat hij een ‘studie’ noemt, en waar hij steeds met zooveel mogelijk woorden zoo weinig mogelijk tracht te zeggen. Alles in dat boekje had op één of twee bladzijden kunnen staan. Maar enfin, dat is tot daaraan toe.
Ik heb vele redenen waarom ik je artikel niet goedvind:
1o. | het is niet voor één en hetzelfde publiek geschreven; |
2o. | de persoonlijke stijl, dien je tracht aan te nemen, is m.i. mislukt; |
3o. | je bewijsvoering over dien dialoog vind ik onjuist; |
4o. | wat je daarna dithyrambiseert maakt op mij den indruk slecht gestyleerde opgewondenheid te zijn. |
Je ziet, dat ik je ronduit zeg wat ik meen. Nu zal ik aan het demonstreeren gaan.
1o. Schrijf je voor een publek, dat het symposion en het boekje
| |
| |
van Was niet gelezen heeft, of voor Graeci? In het eerste geval had je moeten beginnen met een klare expositie van de kwestie, ofschoon zij er dan zelfs geen belang in zouden gesteld hebben. Want wie geeft om de beteekenis van een woord in een fragment van een boek dat hij niet gelezen heeft, of om het al of niet sophistiek zijn van een schrijver dien hij niet kent. Maar zooals nu, is het heelemaal mis. De lezer begrijpt tot aan hoofdstuk III niet waarover je 't hebt.
Schrijf je voor Graeci, dan had dat hoofdstuk III heelemaal of grootendeels weg moeten blijven, want die weten wel wat het symposion is. En op de andere plaatsen veronderstel je dat je met leeken te doen hebt.
Of schrijf je soms voor allebei? Dat is onmogelijk, want dan blijven alle argumenten onder a. van kracht.
2o. Je tracht los, levendig, persoonlijk te schrijven. Ten eerste is het de vraag, of deze stijl geschikt is voor menschen als Was, Spruijt, etc., die je in alle gevallen gebrek aan degelijkheid zullen verwijten. Maar daaraan hoefde je je nog niet te storen, als je stijl maar goed is. En dat vind ik nu juist niet. Ik vind, dat de ware gedragenheid van klank en rhythme, die alleen het personeele accent kan teweegbrengen, er, met je welmeenen, totaal in ontbreekt. En dat is ook natuurlijk. Jij bent geen mensch om luid en lyrisch met breede gebaren te spreken, jou persoonlijk accent is het bedaard-voor-je-uitlachende, goedig verneukeritieve. En dat heb je hier vergeten. Bewijzen: je bent òf grof òf rhetorisch. Ik geef slechts van ieder ééne plaats.
a. Grof: ‘Ik zou bloed gaan ruiken, ik zou lust krijgen een revolver te koopen, per sneltrein naar den schrijver te rijden, en hem af te ranselen en dood te schieten.’
b. Rhetorisch: ‘Op het oogenblik, dat Galileï zijn kijker omhoog richtte, sidderde de aarde van schrik en vreugde: zij opende zich en verzwolg twintig rampzalige eeuwen (!). Slechts één zaak bleef staan, een kruis en daaraan hing’ etc.
Zoo gaat het passim in het stuk. In het algemeen is je persoonlijke toespraak uit den toon. De heer Was is een prul, niet waard ‘om jouw schoenriem te ontbinden’, maar toch klinkt de manier, waarop je hem aanspreekt, jongensachtig verwaand.
3o. Met je bewijsvoering over de Begeerte ben ik het daarom
| |
| |
niet eens, omdat m.i. Plato wel degelijk, zij 't dan onbewust, een fout gemaakt heeft, nl. door de Begeerte te personifieeren en haar qualiteiten toe te kennen, die alleen aan den Begeerder toekomen. Niet de Begeerte verlangt het schoone, maar hij die die begeerte heeft. En men mag dus niet zeggen: de Begeerte begeert het schoone, is zelf dus niet schoon, en zelfs niet de Begeerder begeert het schoone, is dus zelf niet schoon; maar hoogstens de Begeerder begeert het schoone voor zijn genoegen en voor zijn nut. Om te kunnen zeggen: de Begeerder is niet schoon, zou de Begeerder moeten gezegd hebben: Ik verlang schoon te wezen, en zelfs dan nog niet. Want de Begeerder zou heel goed al schoon kunnen zijn, maar het niet genoeg vinden en nog schooner willen wezen, zoodat men hoogstens zeggen kan: De Begeerder is niet zoo schoon als hij wezen wil.
4o. Je philosophie in je laatste gedeelte over Eros en de negentiende eeuw is lyrische fantasie, geen inductieve wetenschap. En dus had het zeer goed gezegd moeten worden, wat ik het, zooals je weet, niet vind.
Het spijt mij, dat ik je zoo cru moest zeggen wat ik op het hart had, maar ik meende, dat het zoowel tegenover jou als tegenover mijzelf mijn plicht was. Overweeg mijn woorden eens goed en schrijf mij dan eens.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Ch.M. van Deventer.
| |
Nieuwer-Amstel, 12 Mei 1887. Overtoom (stille zij), 62.
Mejuffrouw,
Met genoegen ontvingen wij uwe sonnetten en zullen ze zeer graag in het Juni-nummer opnemen.
Onder dankbetuiging,
Hoogachtend,
Uw dw. dnr.
WILLEM KLOOS.
Mejuffrouw Hélène Swarth.
(Wordt vervolgd.)
|
|