De Nieuwe Gids. Jaargang 49(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 650] [p. 650] Liedjes door Hélène Swarth. I. Zomermorgen. Door loover suizelt windgestreel, Al loom en loomer - Een lijster roemt met zoet gekweel Den jongen zomer. O stil! nu waag geen voet van hier! Blijf droomend poozen In honinggeur van blanke vlier En roode rozen. O rozen, rijk in rood fluweel, Als tooit een koning! O vlier, besneeuwend groen struweel! Doorzoel' mijn woning. Met dennebalsem meng aroom Van bloeiend koren, O boschwei! voor mijn zomerdroom Van vreugd verloren. [pagina 651] [p. 651] II. Zomermiddag. Gespreid ten grijzen horizon, De stoppellanden. Door wolkendek verborgen zon, In smeulend branden. De heete wind bestrijkt het land Met breede vegen En wervelt óp spiralend zand, Langs dorre wegen. Op grauw van veld en horizon Wat zwart van raven - Geen schaduwboom, geen beek, geen bron, Die kon mij laven. Het felle zand mijn oogen blindt, Beknarst mijn tanden - En hoonend vult met zand de wind Mijn leege handen. Het doel is ver, ik voel zoo moe Mijn loome voeten. Ik sleep ze voort, ik weet niet hoe Zij verder moeten - [pagina 652] [p. 652] III. Schemeravond. Geen wind doorbeeft de schemerlaan Met weeke zuchten. Als dooden stil de boomen staan, Op bleeke luchten. Zij dragen fier, als donkre smart, Hun looverkruinen, Fluweelen tuilen zwaar en zwart, In droometuinen, Geschilderd op het achterdoek Van schemerhemel - De vogels sluimren en ik zoek Naar bladgewemel. Waarom nu angst omklemt mijn keel Met felle klauwen, Als dalende uit dat boomfluweel, In schemergrauwen? Ik wil niet weerloos rusten gaan En slaaploos woelen, Tot valsch een droom mij wiege in waan Van zien en voelen. De zwarte boomen dreigend staan Op bleeke luchten - Ik staar hun duister huivrend aan En kán niet vluchten - Vorige Volgende