| |
| |
| |
Napoleon en zijn scheiding door Mr. Frans Erens.
In onderstaand boek wordt een fase van de geschiedenis van Napoleon helder belicht. Eenvoudig, duidelijk en afgemeten heeft de auteur de feiten gegeven en zijn beweringen steunen op autentieke bronnen. Hoewel Thiers eenige nieuwe ophelderingen had aangebracht, was het onderwerp door hem niet uitgeput. Onuitgegeven documnten, onbekend aan den auteur van ‘l'Histoire du Consulat et de L'Empire’ zijn heden toegankelijk en de heer Welschinger heeft er een goed gebruik van gemaakt. Bij de lezing van zijn boek wordt het duidelijk, dat de bizonderheden van de vóórgeschiedenis en de uitvoering van de echtscheiding te belangrijk zijn om te verwaarloozen. Zij juist werpen licht op de geheele periode en maken de gebeurtenissen daar van voor ons familiaar en begrijpelijk.
Napoleon is de meest complexe mensch van de Fransche geschiedenis, ja, wellicht van de geheele moderne wereldgeschiedenis. Zijn figuur trekt altijd opnieuw aan en een werk als het vóórliggende maakt verschillende minder bekende trekken en kanten van zijn persoonlijkheid duidelijker. Zijn goede hoedanigheden, zijn begaafdheden, zijn fouten, alles was buiten mate in hem, en toch kwam hij te vallen door menschen, die niet in zijn schaduw konden staan. Waarom hebben zich zoovelen van hem afgekeerd, die geestdriftig zijn zijde hadden gekozen gedurende de jaren van het Consulaat? Dit is een vraag, die de auteur van dit boek beantwoordt met te erkennen, dat een mensch aan genie alleen niet genoeg heeft, hoe groot dat ook zij. Een regeerder van volken heeft kalmte, goedheid,
| |
| |
wijsheid, zelfbeperking noodig, wil zijn suprematie blijvend zijn, maar de koortsachtige opgewondenheid, de systematische gestrengheid, de koppige verblinding, de ontembare hoogmoed, die van Napoleon een verschrikkelijke figuur maken in de geschiedenis, waren niet de fondementen waarop gezag en de zoo noodzakelijke rust en vrede konden blijven bestaan. Hij had Machiavelli gelezen en heeft zijn leer misschien al te letterlijk genomen. Wat meer buigzaamheid, ingegeven door goedheid en gezond verstand, zouden hem voor fatale dwalingen hebben behoed.
Zijn echtscheiding lijkt, afgezien van alle moreele bezwaren, die er tegen zijn aan te brengen ook een politieke fout. Joséphine was in Frankrijk bemind en de alliantie met het Oostenrijksche hof diende hem tot niets, wanneer het wapengeluk hem ging ontbreken. Toch is die scheiding hem niet licht gevallen en hij heeft zich lang tegen de gedachte daaraan verweerd hem telkens opnieuw voorgehouden door zijn broers en zusters, die vijandig waren aan de familie de Beauharnais. Madame de Rémusat zegt in haar zeer hoogstaande memoires, dat Joséphine een der weinige wezens was, voor wie hij een werkelijke affectie heeft gehad. Zij was een oppervlakkige, goedaardige vrouw, wier grootste fout een buitensporige geldverspilling was. Zij was zacht en plooide zich naar hem en madame de Rémusat, die in dien tijd hofdame bij Joséphine was, vertelt dat de eerste Consul dikwijls des avonds doodelijk vermoeid in het salon van zijn vrouw kwam en in het bijzijn der intiemen naast haar ging zitten en zijn hoofd op haar schouder liet rusten. Dat was nog in den goeden tijd van het Consulaat. Hij zei dan dat hij troost en verkwikking kwam zoeken. Aan zijn razende eerzucht alleen heeft hij haar opgeofferd, de eerzucht, die hem bracht tot het conflict met den paus en den veldtocht naar Rusland, twee der meest onheilvolle gebeurtenissen van zijn regeering.
Wie thuis wil raken in de geschiedenis van het eerste Keizerrijk, kan niet beter doen dan dit boekje aandachtig doorlezen, dat door zijn niet te grooten omvang en zijn heldere voorstelling der gebeurtenissen een duidelijk beeld geeft van de jaren, die er in worden behandeld.
Henri Welschinger. La Divorce de Napoléon. Biblithèque historique Plon. Paris.
| |
| |
Hooge rang, schoonheid, ongeluk en een tragische dood hebben om Maria Stuart een waas gegeven van geheimzinnige aantrekking. Verschillende dichters hebben zich tot de behandeling van haar lotgevallen aangetrokken gevoeld en het drama van Schiller, hoewel vol van onhistorische voorstellingen, heeft haar populairiteit doen toenemen. Het is ontroerend en de auteur wekt sympathie voor zijn heldin. Meer echt is het beeld, dat Vondel van haar geeft in zijn tragedie Maria Stuart; de eenvoudige opzet van het werk van den Nederlandschen dichter komt de waarheid meer nabij dan het gewild romantische werk van den Duitscher. De ongelukkige koningin van Schotland is steeds een zeer omstreden persoonlijkheid geweest. Aan vrienden en vijanden heeft het haar niet ontbroken en het woord, dat Schiller haar in den mond legt voor dat zij naar het schavot gaat: ‘Ich bin viel gehasst worden, doch auch viel geliebt!’ is uit de werkelijkheid gegrepen.
Het boek van Lady Blennerhassett is goed gedocumenteerd en onpartijdig. Het maakt de politiek van Elizabeth duidelijk en ook de voor haar gevaarlijke betrekkingen van de ongelukkige Maria met den paus, met de Guises en met Philips II, koning van Spanje. De schrijfster bouwt voor ons het groote historische drama op, dat begint bij den dood van François II van Frankrijk, waardoor Maria als jonge weduwe gedwongen is Frankrijk te verlaten en het rumoerige, vijandige Schotland op te zoeken, dat tegen de katholieke koningin reeds van te voren was opgeruid. In 1561 begint haar zevenjarig koningschap in Schotland, te midden van onophoudelijke onrust, opstand, burgeroorlog en vijandelijkheden van allerlei aard. Zooals bekend is, vlucht zij in 1568 als verslagene en vervolgde op Engelsch grondgebied, de bescherming inroepende van haar ‘zuster’ Elisabeth, die haar na een achttienjarige gevangenschap doet onthoofden.
Terugschrikkend voor de uitwerking eener executie had de listige koningin van Engeland beproefd zich door vergift van haar gevreesde bloedverwante te ontdoen, maar deze uitkomst bleef voor haar gesloten door de rechtschapenheid van Paulet, Maria's gevangenbewaarder, die, hoezeer ook vijandig voor haar gestemd, niet te vinden was voor een sluipmoord. Wel had hij herhaaldelijk in zijn rapporten aangedrongen op de tenuitvoerlegging van het over haar gevelde doodvonnis, wel griefde en beleedigde hij haar, zooveel
| |
| |
hij kon, wel dreef hij de wreedheid zoover, dat hij wees op de groote kosten, die de dood van zijn gevangene aan de Engelsche schatkist zou besparen, maar hij verlangde een terechtstelling en verafschuwde een stille moord. Ten slotte heeft hij met deze houding het belang gediend van zijn eigen geweten, dat hij niet wilde belasten met een moord en het belang tegelijk van Maria Stuart, die door haar edele en moedige dood, de koningin-martelares blijft in de historie.
Lady Blennerhasset. Marie Stuart. Bibliothèque Historique Plon. Paris.
Deze memoires zijn een schatkamer, zij geven licht over een heel tijdperk. De geschiedenis van deze memoiren-schrijver is representatief voor het lot van vele minder bekende officieren van de Napoleontische legers. Het schijnt, dat Desvernois een van die menschen is geweest, die altijd moedig zijn, omdat zij vergeten bang te zijn. Zij blijven zichzelf in alle omstandigheden en kalm handhaven zij hun persoonlijkheid altijd en overal. Het gebeurde hem, dat hij als jonge man van 20 jaar in Parijs bij toeval het Théatre Molière binnen liep, en hij, die alles behalve een Jacobyn was, bemerkte toen hij goed en wel in de zaal zat, dat alle aanwezigen, mannen zoowel als vrouwen, de roode Phrygische muts op het hoofd hadden. Een groote kerel, die naast hem zat, sprak hem er over aan, dat hij dat hoofddeksel miste en gedurende de woordenwisseling gaf hij den ‘quidam’, zooals hij hem noemt, een klap om de ooren en verklaarde met luider stem, dat hij Pétion en Robespierre een paar stommerikken vond. Tegelijk verzocht hij den quidam met hem mee naar buiten te gaan, ten einde hem in een tweegevecht voldoening voor den klap te geven. Zijn openhartig geuite meening over de Jacobijnsche goden had hem bijna het leven gekost, want in allen ernst maakten de zaalbezoekers toebereidselen om hem op te hangen; hij had het geluk te ontkomen door de hulp van een paar fatsoenlijke menschen onder hen, die waarschijnlijk in hun binnenste vonden, dat hij gelijk had en die hem in een donkeren gang deden verdwijnen. Zijn onverschrokkenheid had hem vrienden gewonnen.
Als lid van de Nationale Garde maakte hij het einde mee van de
| |
| |
bestorming en plundering der tuilerieën. Zijn bataillon, dat in den roep van koningsgezindheid stond, kwam te laat om het paleis te verdedigen, maar Desvernois kwam nog vroeg genoeg om allerlei afgrijslijkheden te aanschouwen. Zoo vertelt hij o.a.: ‘De temps en temps on entendait des coups de fusil à l'intérieur du palais; toutes les croisées étaient ouvertes; la populance, avide de carnage, jettait par les fenêtres les corps des Suisses et de toutes les personnes assassinées ou blessées après les avoir dépouillées et mises nues comme des vers. Aussitôt, des affreuses mégères se présitaient sur les corps des hommes jeunes, leur coupaient les parties sexuelles et les mettaient dans leur bouches avinées, comme des cigares.’
's Nachts werden de lijken verbrand op groote brandstapels en ook daar ziet hij het gepeupel bezig: ‘....D'autres, qui recevaient les dépouilles, les entassaient en pyramides. Ils romplaient des lambeaux de chair à peine cuits et les dévoraient à belles dents, en chantant, hurlant, et faisant mille contorsions indécentes, autour de ces bûchers humains.’ Daar de tyrannen, die Parijs regeerden, vooral jacht maakten op de jonge mannen, die zij ervan verdachten niet zuiver revolutionair gezind te zijn, nam Desvernois dienst bij een huzarencorps, dat naar den Rijn werd gezonden. Het leger was in dien tijd van algemeene verwarring de toevlucht van degenen, die zich in gevaar wisten, van hen wier broodwinning en vooruitzichten waren vernield, van de zoekers naar avonturen, van de eerzuchtigen, van de enthousiasten. Het lied van Rouget de Lisle, gewestgenoot van Desvernois, had het land in een week tijds een millioen soldaten bezorgd. Ook de schrijver van deze memoires zou er zijn fortuin maken; toen zijn leger-corps twee jaar bevel kreeg naar Italië op te rukken, had hij het reeds door zijn persoonlijke verdienste tot tweede luitenant gebracht.
Hij geeft een vermoeden van het fascineerende van den jongen generaal Bonaparte, toen in de volle kracht van al zijn faculteiten, die het slecht betaalde, slecht gekleede en slecht gevoede leger der nieuwe republiek electriceerde en meesleurde over de Alpen naar het rijke Noord-Italië, dat hij als buit aan zijn soldaten had beloofd. Gedurende den Italiaanschen veldtocht werd Desvernois meer en meer bekend om zijn tactische bekwaamheid en om zijn stoute stukken. Hij deed dienst bij de voorposten en was een kundig vechter, een ‘beau sabreur’. Hij maakte in zijn militaire loopbaan 25 veld- | |
| |
tochten mee, vijf keer werd zijn paard onder hem doodgeschoten en acht keer gewond. Ook hijzelf werd herhaaldelijk gewond. In Egypte begon hij gedurende den slag bij de Pyramiden een tweegevecht met een Bey, die hij doodde; bij Samanhout liep hij 19 sabelhouwen op en trok zich eerst terug uit den strijd toen zijn rechterarm bijna was afgesneden. Maar altijd en overal bleef hij de kalme onverschrokkene. Later verwijt hem maarschalk Macdonald zijn buitensporige stoutmoedigheid.
Na den slag bij Samanhout wilde geneeaal Dessaix hem laten bevorderen, maar Desvernois weigerde dit aanbod aan te nemen om zijn kameraden niet jaloersch te maken en om bij zijn regiment te kunnen blijven; hij was geen eerzuchtige, geen arrivist en zijn persoonlijkheid komt sympathiek naar voren uit dit levensverhaal. Hij is een goede opmerker en kan interessant vertellen, b.v. wanneer hij den indruk verhaalt, dien de onverwachte aanschouwing der bouwvallen van Thebe op het Fransche leger maakte. Bij het zien der reusachtige ruïne van de stad met de honderd poorten weerklonk plotseling handgeklap uit alle rijen der divisie; spontaan vormden zich de gelederen en allen presenteerden het geweer bij de klanken van trommelslag en muziek.
Nadat hij een tijdlang in Spanje had gevochten, werd hij bij de Fransche bezetting in Napels gevoegd, dat eerst aan Joseph Bonaparte was geschonken en later het deel van Murat was geworden. Hij werd daar gouverneur van twee provincies en hij regeerde zijn gebied met verstand en nauwgezetheid. Hij was geen man als de schitterende Joachim, die alleen deugde om te sabelen en te vechten. In drie dagen verloste hij de kuststreken van de rooverbenden die de bevolking zeven jaar lang hadden beroofd en vermoord.
In 1815 was zijn publiek leven afgeloopen. De mannen der Restauratie miskenden den verdienstelijken officier. De val van Mura had voor Desvernois ook het verlies van zijn fortuin meegebracht; degene die in Napels met de regeling van zijn zaken was belast, bleek een schurk, zoodat hij van de 200.000 francs, waarop hij recht had, slechts 3.000 ontving. Na jaren lang te hebben gestreden, om zijn rechtmatig bezit, kreeg hij van Charles X de verzekering, dat hem recht zou worden gedaan, maar ook dan weer vervolgde hem de tegenspoed; drie dagen later was de koning verjaagd.
Tot in zijn hoogen ouderdom bleef Desvernois, niettegenstaande
| |
| |
zijn verdriet om het verlies van zijn rang en fortuin, blijmoedig en opgeruimd, vol liefde voor zijn moeder en zijn broers. Hij woonde met een oude huishoudster, Etiennette, en een ouden hond, die bij hem aan tafel at en hij vertelde graag van de vele dingen, die hij had beleefd.
De hier aangekondigde uitgave geeft het manuscript van den generaal niet in zijn geheel; die het volledig wil kennen wordt verwezen naar de groote uitgave van 1898 (Plon.) Dit uittreksel is echter reeds een rijke bron van informatie en laat zich door zijn beknoptheid gemakkelijk en aangenaam lezen.
Avec Bonaparte en Italie et en Egypte. Mémoires du général baron Desvernois publié par Albert Dufourcq. Bibliothèque historique Plon. 1933.
|
|