| |
| |
| |
Verzen door Fiena Wilkens-Backer.
Voor mijn Moeder.
In memoriam, Nice 22 Maart 1925
Moedertje, waarom toch is er het leven
zonder jou vaak zoo troosteloos grauw?
Is het omdat me niemand kan geven
wat ik steeds zocht en vond in jou?
Nooit zal je beeld ook maar even vervagen
't leeft in mijn hart als een lichtende ster....
Ach, kon ik toch je raad weer eens vragen
maar dikwijls ben je zoo eindeloos ver!
Later.... als de tijd is gekomen
dan, lief moedertje, zal ik misschien
Als er een einde is aan mijn droomen
één met je zijn.... en je weder-zien....
| |
| |
Aan E....
Te weten, dat er is vervulling
te voelen, dat het leven brandt
en stuk na stuk weer de onthulling
zal zijn van wijder.... verder land!
Te weten, dat er altijd morgen
en altijd gisteren zal zijn
en dat wij zelven mogen zorgen
voor grootscher, durender festijn!
Daar gaan we dan, hoofden geheven
wiekende vleugels in den wind....!
zóó vatten we het simpele leven
het lot is ons - o menschenkind!
| |
Klaarheid.
Droomen voel ik in me, om me heen
is de stilte.... ik ben alleen
met mijn ver en vreemd verlangen....
d' eenzaamheid maakt me niet bange.
Als de manestraal haar luister
trillend schenkt aan 't koele duister
zacht mijn moede oogen kust,
Voel ik klaarheid en heel stille
het bewustzijn dat God's Wille
in die stilte ik leer verstaan....
dat geeft kracht om voort te gaan!
| |
| |
| |
Robijn.
O, te schitt'ren zooals jij,
duizend-tintig, hel-licht-blij
als een bloem vol geuren.
Telkens als mijn oog u ziet
weelde-dronken kleurverschiet
zucht naar het verboden'!
Bij 't bewegen van mijn hand
boden uit een sprookjesland
en mij willoos met zich voeren......
rijgen stil hun teere snoeren
| |
Somtijds....
Somtijds kijken alle dingen
als ik op den loop wil gaan
duizend saters me bespringen
en een hatelijk wijsje zingen
schel en heesch en helsch profaan!
| |
| |
| |
Des avonds.
's Avonds in het zachte duister
zien je oogen me stil aan....
Om ons het geheim gefluister
van de boomen in de laan.
's Avonds, toen de dag ging rusten
was jij er, die teer me kuste
jij - die kende mijn verdriet....
en het wegnam, tooverachtig
wanneer je heel stil-aandachtig
langzaam streek over m'n haar....
's Avonds, in het zachte duister
zien je oogen me stil aan
en weerspiegelen de luister
van de zuiver gouden maan.
| |
Een zonnige herfstdag aan zee.
De golven breken op het strand
Vervloeien op het gouden zand
In trillend-witte-wijde kringen....
Stil-aan vergane 'erinneringen.
De zee, van een doorschijnend blauw
Weerspiegelt Herfst en mij en jou -
Die stil-ontroerd soms blijven staan
En dan weer rtyhmisch verder gaan.
| |
| |
| |
Buiten.
een rups laat zich vallen
stijgen op uit den grond.
| |
| |
Hoog uit mijn raam zie ik neer op een plein
waar, tusschen het groen der boomen
op hel-witte bank wat menschen - klein -
een beetje zitten te droomen.
Ik staar zoo doelloos naar 't plantsoen
en speur de verwaaiende geuren....
ik wilde wel eigenlijk anders doen
maar dit is zoo'n stil gebeuren,
zoo onbewust en van binnen-uit
dat ik het niet kan ontkomen -
het is ook zoo'n nieuw en vreemd geluid
die melancholie van mijn droomen!
En hoog uit mijn raam zie ik over het plein
en laat mijn gedachten zwerven....
de horizon is zoo puur, zoo rein,
de zonne gaat langzaam sterven.
Den Haag, 3-7-'33.
| |
November.
Soms is het leven een grauw-grijze last
Waarbij zoo goed een Novemberdag past....
Grijs zijn de straten, somber de lucht
Zelfs ons verlangen nu vervulling ducht....
| |
| |
| |
Klaaglied.
Regen, regen, wat maak je de straten
somber en triest en zóó glibberig nat
dat me de lust zelfs vergaat om te praten
regen, ach toe, waarom doe je dat?
Overal maak je plassen, groote
waar dan een wiel zich lustig in draait
en waar een schooiertje onverdroten
met z'n verwachtende vingers in graait!
Even is het of de zon zal gaan schijnen....
schijn bedriegt - en zwart blijft de lucht -
moedeloos zien we die nevel-gordijnen
welk een klimaat!! zoo klinkt menige zucht....
| |
Ijs.
De hemel is strakblauw en het gekras der schaatsen
in sierlijk rond-beweeg, of vliegend snelle vaart
is heerlijke muziek die 'k in me voel weerkaatsen
en juichend weet ik weer - te leven is iets waard!
| |
Herfst.
De wind jaagt de regen tegen de ruiten
Weemoedig klagend rondom mijn huis -
Gedachten gaan uit nu naar hen die buiten
Doornat rondzwerven - welicht zonder thuis.
Hongerig te zijn - en niets kunnen koopen!
De Herfst hult ze nauw in zijn nevelig kleed....
Langs het venster langzaam de droppelen dropen -
Triestige tranen.... menschelijk leed.
|
|