Johannes Müller zeventig jaar door J.G. Escher.
Johannes Müller is den 19en April j.l. zeventig jaar geworden.
Dat zegt ons niets, want we hebben nooit van hem gehoord, zullen de meesten zeggen. En dat is toch wel merkwaardig, want ‘een stad op een berg kan niet verborgen blijven’, en hij heeft zijn licht geenszins onder de korenmaat gezet, die tientallen jaren van zijn arbeidzaam leven. Waarlijk, de stralen ervan lichten verre over de Duitsche grenzen, ook onze landouwen kunnen zich aan die leven-wekkende koestering tegoed doen. Het licht schijnt in de duisternis....
Arbeidzaam noem ik dit leven, maar hij ploeterde niet, hij zwoegde niet; hij arbeidde niet ‘om niet te vertwijfelen’, maar wat hem geboden, gegeven, ingegeven werd te doen, dat deed hij, wakker, met heel zijn ziel, zonder bezinning. Elk oogenblik stelt zijn taak; als wij maar wakker zijn, en ontvankelijk, dan wordt het ons gegeven, wat gedaan moet worden.... Want wij leven in de volheid der scheppingskracht Gods, die ons omringt en bedringt. We moeten slechts ontvankelijk zijn, dan komt vanzelf op, wat we ontvingen, en draagt vruchten.
Wie heeft daarvan niet althans eenige notie, een besef, hoe gering dan ook? We moeten onze plicht doen, gelijk de akker zijn plicht doet, want uit onszelven vermogen we niets. We kunnen slechts ontvangen, zoowel zaad als vrucht, niets kunnen we zelf doen, of maken. Wat wij zelf verzinnen, wat wij zelf ons inbeelden te maken, is voosheid; onvoldaanheid is er het onmiddellijk