dat met z'n klinkend fortuin natuurlijk de zotste avonturen beleeft? Krijgen we 'n herleefden Janus Tulp? Tot onze stijgende voldoening en met de minuut groeiende dankbaarheid heeft de fijne Somerset Maugham, die ons reeds meer met 'n kostelijke vondst verraste, het echter gelukkig heel wat dieper gezocht. Sheppey werd geen vlot amusement, waartoe 't toch zoo alle aanleiding gaf, maar 'n ontroerende tragedie, welke de ontzaglijke, beteekenis-volle stilte achterlaat, waarop ik zooeven wees. De toeschouwer aarzelt dan ook, ja, huivert, die met applaus te verstoren, wat altijd 't grootste succes is, dat 'n tooneel-werk kan behalen! De eerbied voor 't gebodene uit zich slechts in 'n veel-zeggend zwijgen.
Neen, Sheppey, het eenvoudige, gevoelige mannetje, vindt geen vreugde in z'n geld. Kwam hij niet nog pas, bij 'n doodgewoon rechtszaakje, waarbij hij als getuige moest fungeeren, tot de ontstellende ontdekking, dat duizenden van z'n medemenschen in dezen tijd, nu de luxe-auto nog altijd raast en menigeen niet weet, wat hij met z'n goud moet doen, hònger lijden en z'n geweten zegt: ‘al deze ongelukkigen zouden nièt voor het tribunaal verschijnen, als zij te eten hadden.’ En het bijbelsche woord ‘verkoopt al hetgeen ge bezit en verdeel 't onder de armen en ge zult 'n plaats hebben in den hemel’ laat hem niet los, hoe z'n omgeving zich daartegen ook verzet: hij kàn niet anders.
Dùs loopt hij het gevaar, martelaar te worden. Want Christus wordt nog èlken dag gekruisigd, al stellen de menschen Hem, daar de beschaving hen slimmer maakte dan voorheen, niet meer in 't openbààr terecht. 'n Groot psychiater (en kan men in onze verstandige eeuw 'n sterker, door iedereen aanvaard getuigenis hebben!) verklaart hem gek, lijdende aan godsdienstwaanzin. Welk mensch, die ze allemaal nog bij elkaar heeft, spijzigt de hongerigen, biedt den zwervers 'n onderdak? Z'n eigen kind verloochent hem. Maar Sheppey, wetend, glimlacht en...... sterft. De gebenedijde! Dit is 't eenige, waardoor het stuk onwaarschijnlijk lijkt. Zijn er zulke gezegenden, vraagt men zich haast ongeloovig af, aan wie het onmeedoogende lot zich, zich zóó ontfermend, nièt voltrekt? Welk 'n genade werd Sheppey dan deelachtig! Ik vrees 'n beetje, dat Somerset Maugham medelijden met 'm heeft gehad!
Maar overigens, van welk 'n waarheid is dit spel! Want Sheppey, hoe teer en fijn en diep hij ook voelt, blijft 'n kappertje. Nergens