| |
| |
| |
Nieuwe Gids-correspondentie.
Nieuwer-Amstel, 21 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Beste Chappie,
Hierbij de Timoleon van Plutarchus. Ga je een treurspel schrijven? Ik herinner me nog je fraaie proeve indertijd in het Julia-genre.
Veth schrijft, dat je een varium zoudt zenden over den Spectator. Je doe maar. Dat over het Grieksch zal geplaatst worden. Dit is mijn vijfde brief, dien ik van avond schrijf, en nu nog proeven. Adieu dus, tot ziens.
t.t.
WILLEM.
Den Heer Charles van Deventer.
| |
Nieuwer-Amstel, 21 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Amice,
Het speet mij ook, dat je mij tweemaal misgeloopen bent. Je stukjes zullen geplaatst worden: zij zijn forsch en de zinnen staan; beter, verbeeld ik mij op den eersten indruk, dan je vorige bijdrage; ik houd mij voor dergelijke langere of kortere artikelen in het vervolg aanbevolen. Voor de correctie sta ik in; mocht je echter proef verlangen (je schrijft er niets van), wees dan zoo goed het mij ten spoedigste te laten weten. Ik zal ze niet onder
| |
| |
de varia zetten, maar onder een aparte rubriek: Schilderkunst, met eventueele bijdragen van anderen.
A propos, Veth schrijft mij, dat hij een stuk heeft van een half vel, en dat hij 't niet geheel met je eens is. Hoe moet dat? Kan je dat niet met hem vinden op de een of andere manier? In de zelfde aflevering kunnen naast elkaar niet twee tegenstrijdige opinies verkondigd worden. De schilderskritiek is in haar eerste opkomst en daarom is vooral thans nauwe aaneensluiting noodig, opdat de menschen niet zeggen: Naar welken nieuwen Gidser moet ik nu luisteren, daar gij beiden een anderen weg uitwijst? Want hoe weinig lieden zijn er niet, die begrijpen, dat het verschillende oordeel van twee artisten naast elkander waarde kan hebben, als uiting van elks temperament en manier van zien? Zie Veth te bewegen, dat hij niet te veel polemiseert tegen zijn medecritici: ik geloof heusch, dat het op dit oogenblik niet goed is. Of doe je het liever niet? Laat het dan maar, dan zal ik het zelf wel zien te schikken; dat is misschien nog beter.
Nu, adieu, ik hoop je spoedig eens hier te zien.
Met vriendschappelijken groet,
WILLEM KLOOS.
Vergeef mijn haastig geschrijf: ik heb mijn handen vol werk, en ik kan je mijn contributie slechts voldoen, als het geld van de Onbevoegdheid binnen komt; dan ben ik ruim bij kas. Valé.
Den Heer Maurits van der Valk.
| |
Nieuwer-Amstel, 21 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde,
Hierbij twee vel proef met copie. Er is haast bij, want Clausen heeft ons besabeld, en zoo wij niet tot het uiterste dwangmiddel waren overgegaan, opvragen der copie, zou het er slecht uitgezien
| |
| |
hebben. Nu heeft hij ons echter een geschreven belofte gegeven, dat, als de aflevering niet op tijd kwam, wij geen cent er voor behoefden te betalen. Dat is me een gedoe geweest.
Schrijf me s.v.p. òf en hoeveel je overdrukjes wilt hebben, en of je bij die serenade geen aanduidingen zoudt zetten van de wijsjes, waarop zij gezongen moet worden. Maar neen, dat's waar, dat gaat niet.
Groet Martha
van je teerbeminnenden
WILLEM.
Den Heer F. van Eeden.
| |
Nieuwer-Amstel, 21 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde Heer,
I. Hierbij uw proef. Zend haar s.v.p. aan mijn adres terug.
II. Dat boekje van v.d. Goes kunt gij behouden, als gij 't wilt.
III. Met v.d. Kemp zal het wel mis zijn: ik heb nog niets van hem gehoord.
IV. Heel gaarne zullen wij u en uw broêr hier eens ontmoeten. Als wij eens afspraken op 25 Maart a.s., ten huize van v.d. Goes, Prinsengracht bij de Westermarkt 293. Dan is het onze gewone vergadering voor het uitkomen der aflevering. Schrijf mij dat s.v.p. eens. Een andere dag is echter ook goed.
Dit is de zesde brief, dien ik hedenavond schrijf. Vergeef mij dus mijn laconisme en geloof mij als altijd,
de uwe
WILLEM KLOOS.
Den Heer G. Buitendijk.
P.S. Dat te radicaal en onbeduidend is kostelijk. Het aantal abonné's gaat anders goed vooruit (340 thans).
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 24 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde Heer,
Zou het u schikken, als gij de copie van uw ‘Nederlandsche Politiek’ Donderdagmorgen a.s. bij den drukker liet bezorgen? Wij moeten uiterlijk Zaterdagavond afgedrukt zijn en gij zoudt mij daarmede zeer verplichten.
Achtend en vriendschappelijk,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer P.L. Tak.
| |
Nieuwer-Amstel, 24 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde Heer,
1. Uw proef ontving ik heden in goede orde. Voor de revisie zal ik nauwgezette zorg dragen. Maar zou het u ook schikken, als wij de interlinie's in die groote tabel (gij hebt er eenige aangeteekend) niet lieten zetten. De drukker zegt, en ik geloof het ook wel, dat dat veel moeite geeft met het ‘verloopen’ der bladzijden en buitendien moet de kleinere tabel, die een paar bladzijden verder staat en die juist met de bladzijde eindigt, dan gesplitst worden. Maar ook in geval gij ze nadrukkelijk verlangt, weet ik niet, of zij tusschen al de verschillende afdeelinkjes van die grootere tabel moeten gemaakt worden. Gij hebt ze alleen bij de eerste drie of vier transversale strepen aangeteekend, niet bij de volgende. In dit laatste geval doet zich verder de moeielijkheid voor, dat door het verloopen der bladzijden de allerlaatste bladzijde overvol wordt en wij een nieuwe bladzijde moeten beginnen, waar
| |
| |
dan natuurlijk slechts eenige regels op komen en de rest nutteloos wit. Hoe wilt gij nu? Schrijf mij dit s.v.p. per omgaande.
2. Wij hebben nu een boekverkooper, Allert de Lange, die belooft ons alles wat over Indië uitkomt dadelijk op keur te sturen.
3. De stukken, die gij ons toezegt, zullen ons welkom zijn. Met de ‘April-aflevering’ bedoelt gij waarschijnlijk de Juni-aflevering.
In haast,
groetend,
de uwe
WILLEM KLOOS.
Den Heer G. Buitendijk.
| |
Nieuwer-Amstel, 25 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Geachte Heer,
Dank voor uwe bijdrage, die met uwe veranderingen geplaatst zal worden. Ik heb onze correspondentie, die mij zeer aangenaam was, in den laatsten tijd schandelijk verzuimd, maar ik zal haar hervatten, als u dat genoegen doet, zoodra de aflevering uit is. Hebt gij indertijd uwe overdrukjes van uw vorige varium, en dat boek over godsdienst ontvangen? Ik heb den naam er van vergeten.
De N.G. is in goeden welstand: het aantal abonné's neemt voortdurend toe. Spoedig nader over een en ander.
Steeds, achtend,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Mr. Lotsij.
| |
| |
| |
Amsterdam, 2 Febr. 1887. Hemonystraat 13.
Mejuffrouw,
Het doet mij genoegen te vernemen, dat er een nieuwe bundel gedichten van u het licht zal zien. Gij kent de gevoelens der Nieuwe-Gids-redactie jegens Hollands eenige dichteres - zou ik u vriendelijk om een exemplaar ter recensie mogen verzoeken?
Ik verheug mij u een exemplaar onzer Februari-aflevering te kunnen aanbieden, dat ik u bij deze toezend.
Met hoogachting en waardeering,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Mejuffrouw Hélène Swarth.
| |
Nieuwer-Amstel, 4 Febr. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde Heer,
1. De aflevering hebt gij op dit oogenblik ongetwijfeld ontvangen. We zijn dit keer weer erg literair, tegen onze bedoeling in: men heeft mooi plannen maken, maar wat baat het, als men merkt, dat de kracht ontbreekt. Onze medewerkers in de rubrieken politiek en wetenschap zijn nog te schaarsch, en hunne medewerking is te sporadisch. Enfin, zoo stellen wij weêr andere lezers tevreden, want wij hebben een heeleboel klachten gehoord, dat onze laatste afleveringen zoo weinig literair waren.
2. Een zekere heer H., officier te Atjeh, heeft een bijdrage ingestuurd over het ellendige transport van militairen van Java naar Atjeh. De zaak was echter reeds in de couranten gereleveerd,
| |
| |
en om er nu nog in April a.s. meê voor den dag te komen is wat achteraan, vindt ge 't niet? Bovendien is het jammerlijk gestileerd, en een ontzettende omhaal van woorden die niet tot de zaak doen. Zoo ge 't wilt, zal ik het u sturen; wat raadt ge mij aan den man te schrijven? Hij is gevraagd door v.d. Kemp.
3. Kent gij of uw broer ook een heer C.P.J.G. Bolland, leeraar aan het Gymnasium Willem III? Die heeft zijn medewerking aangeboden, onder toezending van een lijvig manuscript over philosophie. In zijn brief schrijft hij dat hij 't niet uit winstbejag of eerzucht doet en gaarne met me in nadere correspondentie zou willen treden. Zijn portret zal hij dan bij gelegenheid wel eens oversturen.
4. Heden verzond ik aan uw adres een aflevering van T.v.L. en N. en eenige kranten.
Na vele groeten,
de uwe
WILLEM KLOOS.
Den Heer G. Buitendijk.
| |
Nieuwer-Amstel, 4 Febr. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Amice,
Je hadt mij om afdrukjes gevraagd. Omdat dat echter beter voor de exploitatie is, heb ik je zes exemplaren van dit N. Gidsnummer gestuurd. Meld me s.v.p. in geval je ze niet ontvangen mocht hebben. Om je nog een proef van Waltner's reproductievarium te zenden, daartoe was het te laat.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Jan Veth.
| |
| |
| |
Amsterdam, 6 Febr. 1887. Hemonystraat 13.
WelEdelgeb. Heer,
Gij vraagt mij naar de redenen, waarom uwe inzending door ons geweigerd is. Ik zou kunnen volstaan met u naar de afleveringen van de Nieuwe Gids te verwijzen. Theoretisch en praktisch, meen ik, dat wij daar genoeg hebben laten zien wat wij willen, zoodat wie ook maar eenigszins voor literaire kunst vatbaar mag genoemd worden, gemakkelijk zijn werk aan onze beginselen toetsen kan. Daar nu echter uit uwe verzen blijkt, dat ons tijdschrift niet tot uwe lectuur behoort en gij niet weet, wat wij als goede kunst beschouwen, zoo zal ik u hier op uw verzoek, kortelings medededeelen, wat ik op uwe ‘Elegie’ tegen heb. Mocht gij er meer van willen weten, heb dan slechts de goedheid de literaire opstellen van de Nieuwe Gids na te slaan.
Welnu, 1o. heb ik niet kunnen te weten komen, waar gij 't in uw vers over hebt. Ik kan er geen touw aan vastknoopen. Dat vond ik heel curieus. 2o. Wemelt uw stuk in iederen regel van dichterlijke taal, van uw eigen maaksel wel is waar, en zonder dat gij den traditioneelen beeldenschat der Hollandsche rhetoriek gebruikt, maar toch - rhetorica is het, allermerkwaardigste rhetorica. Gij hebt er niets bij gezien in uwe verbeelding, en voortdurend dingen met elkander vergeleken, of voor elkander in de plaats gezet, die niets met elkander te maken hebben. Is dat kunst? vroeg ik herhaaldelijk bij de lezing. Of wel een merkwaardig geval van literaire pathologie?
Hoe 't zij, in gemoede geef ik u den raad: tracht te begrijpen. wat u nog duister is, nl. de literatuur, of zoo u dat niet aanstaat, wijd dan uw geestesgaven aan een anderen werkkring op dit wereldrond. Verschooning vragende voor mijne oprechtheid, waarvan gij zelf de oorzaak zijt geweest,
WILLEM KLOOS.
Den Heer van Heijningen.
(Wordt vervolgd.)
|
|