| |
| |
| |
Nieuwe Gids-correspondentie. (Vervolg van blz. 288.)
Amsterdam, 15 Nov. 1886. Hemonystraat 13.
WelEdelgeb. Heer,
In antwoord op uw schrijven dd. 9 Nov. ll. heb ik de eer u te melden, dat een artikel als het door u omschrevene zeer zeker, wat het onderwerp betreft, in den smaak der Redactie van de Nieuwe Gids zou vallen. Ik verzoek u dus beleefdelijk mij uw artikel te willen toezenden, als wanneer ik het op onze eerstvolgende redactie-vergadering ter sprake brengen zal. Vóór wij echter den omvang van het artikel weten en de juiste waarde, die het voor ons heeft, kan ik u, tot mijn spijt, geene conditiën mededeelen.
Met de meeste achting,
Uw dw.
WILLEM KLOOS,
Secretaris-redacteur v.d. Nieuwe Gids.
Den Heer J. van Santen Kolff.
Wij betuigen u onzen dank voor het ons toegezonden exemplaar van uwe interessante bijdrage tot de Huet-literatuur.
Hoogachtend,
De Redactie van de Nieuwe Gids.
Den Heer Prof. A.G. van Hamel,
te Groningen.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 22 Nov. 1886 Overtoom, Stille Zijde 62.
Waarde Heer,
Hedenmiddag verzond ik de proef van uw stuk; ik heb, daar ‘gij de beslissing aan mij overliet’, maar het gewone pseudoniem gekozen. Uw broêr schrijft misschien wat levendiger, maar hemel! is dat nu een voldoende reden om u achter een dubbelen dijk te verstoppen? Wij zijn juist zoo blij, dat G.B. dezen keer zooveel geleverd heeft en houden ons aanbevolen.
Het verwondert mij, dat gij geene afdrukjes van ‘Baboe Dalima’ hebt ontvangen: ik weet zeer zeker dat ik ze verzonden heb, ook aan de door u opgegeven personen, en zal nog ten overvloede bij onzen penningmeester mijne onkostenrekening van dien tijd nazien. Hoe zou het mij te veel moeite zijn? daar ben ik secretaris voor; ik vergeet ook wel eens wat, maar zoo'n geregeld terugkeerende toezending, die telkens aan versceidene personen geschiedt.... Zoudt gij niet eens aan de post willen informeeren? Van vergeten gesproken: neem het mij niet kwalijk, dat ik de c niet overal, waar het moest, in k veranderd heb: ik had het druk, ben o.a., zooals gij ziet, verhuisd en zoo is het mij door het hoofd gegaan: nu ik uw brief overlees, merk ik dit. Ik heb het nog een paar maal gedaan, maar als ik het overal doe, b.v. in het veel gebruikte woord concessie, klaagt de drukker steen en been over ‘de vuile proef’. Een anderen keer zal ik beter oppassen.
Steeds, achtend,
Uw dienstw.
WILLEM KLOOS.
Voor publiek en toevallige inzenders blijft mijn adres, als vroeger, bij den uitgever.
Aan den Heer Buitendijk.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 9 Dec. 1886. Overtoom (Stille Zij) 62.
Amice,
Zoudt gij ons het genoegen willen doen, bijgaand boekwerk in ons tijdschrift te willen recenseeren, of, zoo dit u niet aanstaat, slechts aan te kondigen? Indien gij geen van beiden kunt aannemen, zoult gij mij verplichten, door mij het boek weder te doen toekomen.
Namens de Redactie van de Nieuwe Gids,
De Secretaris,
WILLEM KLOOS.
Den Heer C.B. Posthumus Meyes.
| |
Nieuwer-Amstel, 9 Dec. 1886. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde Heer,
Bij deze deel ik u, zekerheidshalve, mede, dat ik uwe afdrukjes en die van B2 tegelijk met dit schrijven verzonden heb. Ik moet u nogmaals zeggen, dat de Redactie zeer ‘uit’ is over u beider medewerking in het laatste nummer. Het tijdschrift zal, zooals gij misschien gemerkt hebt, dit jaar een eenigszins andere methode volgen. Minder literatuur, meer stukken van algemeen belang, om zoodoende beter bij het publiek er in te komen, dat zich om onze literaire doeleinden minder bekommert. En dan is ‘Onze Oost’ een der voornaamste rubrieken, die goed verzorgd moet worden. Weet gij b.v. niemand, heelemaal niemand, die ons ‘feiten en beschouwingen uit Atjeh’ zou kunnen en durven leveren?
A propos, Roorda is nog zóó boos, dat hij voor den tweeden jaargang zijn abonnement heeft opgezegd. Er zijn overigens sinds de October-aflevering weêr een 70 à 80 abonné's bijgekomen.
Ik ontving sinds eenigen tijd het Bataviaasch Nieuwsblad in ruil voor de Nieuwe Gids en ik bedenk mij daar, dat dit eigenlijk
| |
| |
bij u behoort. Wil ik u dit voortaan zenden? (Denk er s.v. p om, dat ik verhuisd ben.) Of heb ik dit laatste al geschreven?
Daar is een brief van v.d. Kemp, dien ik u bij deze zend. Ik begrijp er niets van. Hij had toen (22 October) mijn brief van 28 Sept., dien ik, volgens uwe wenschen, schreef, nog niet ontvangen. Tenminste, dit komt mij waarschijnlijk voor. En wat schrijft hij nu. ‘Op het oogenblik heb ik geen koloniale onderwerpen, die mij aantrekken.’ Dat klinkt heel anders dan de ‘inlichtingen’ en de ‘medewerking’ die hij vroeger voor ons beschikbaar hield. Zou hij weer goede vrienden zijn met de ‘Indische Gids’? Het artikel, dat de heer v.d. K. bij zijn brief voegt, is een lijvig manuscript over Huet's ‘Land van Rembrandt’, een lezing, die hij ergens gehouden heeft. De Redactie vindt het niet plaatsbaar.
Zou ik u mogen verzoeken, mij dezen en den vorigen brief van den heer v.d. K. bij gelegenheid terug te zenden, voor ons archief?
Van den heer Snelleman heb ik niets verder gehoord.
Wat is uw oordeel over de beide laatste afleveringen, en over de eenigszins gewijzigde inrichting?
Met beleefde groeten,
Achtend,
Uw dienstw.
WILLEM KLOOS.
P.S. Ontvangt gij steeds de afleveringen op tijd?
Den Heer G. Buitendijk.
| |
Nieuwer Amstel, 25 Dec. 1886. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde Heer,
1. Zoo even ontving ik uw artikel: dank er voor: ik heb het nog niet gelezen, maar zal het Woensdag a.s., als wanneer er redactievergadering is, aan de heeren voorleggen. Is dat te laat,
| |
| |
schrijf het mij dan s.v.p. per omgaande, dan moet ik alleen beslissen, maar dat doe ik liever niet, vanwege mijn mindere zaakkennis.
2. De heer v.d. Goes, wien ik uw vraag omtrent die stoomschepen mededeelde, omdat hij, als directeur eener stoomvaartmaatschappij hier ter stede, het beste geschikt is, haar te beantwoorden, zou u een brief over de kwestie schrijven, dien gij waarschijnlijk nu reeds ontvangen hebt. Al de door u genoemde schepen zijn 1e klasse, zooals gij vermoeddet; de heer v.d. G. onderzocht dit, maar de lijsten, door u bedoeld, zijn, volgens hem, vervat in een groote en kostbare uitgave, die aanwijzingen over alle booten ter wereld bevat.
3. Wat betreft het aanstellen van een boekverkooper tot geregelde zending van alles wat over Indië uitkomt - wij hebben indertijd hetzelfde plan bedacht en den heer Schröder alhier tot onzen leverancier verkozen. Maar deze heer is een best en gedienstig man, doch met een volslagen gebrek aan accuratesse en ijver, zoodat onze goede bedoelingen op niets zijn uitgeloopen. Ik doe nu moeite, een anderen te vinden, doch nuttig zou het misschien wezen, om in het Nieuwsblad van den Boekhandel de uitgaven over Indië elke week na te zien. Ik zal daartoe met onzen uitgever in besprek treden.
4. Ik herinner mij, dat gij eenige boeken niet kondt krijgen, doch uw brief is in handen op het oogenblik van den heer v.d. G.; zoo spoedig mogelijk ontvangt gij daarover uitsluitsel.
5. Ik zond u eenige nummers, de laatste, die ik ontving, van het Bataviaasch Nieuwsblad, eenige dagen geleden; dat van 16 Nov., meen ik, ontbreekt, wijl het mij niet gewierd met de anderen, iets wat wel eens meer voorvalt met deze courant, om redenen, die mij niet bekend zijn.
6. Dank voor het schrijven aan den heer Vorderman, dat ik verzond met begeleidenden brief en afleveringen.
7. Van den heer v.d. K. vernam ik verder niets. Als wij ons maar niet met een doode musch verblijd hebben!
Haastig, na vele groeten,
de uwe
WILLEM KLOOS.
Den Heer G. Buitendijk.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 25 Dec. 1886. Overtoom (Stille Zij) 62.
Amice,
Het staat niet aan mij, artikelen door jou geschreven, te beöordeelen, maar nu je mij naar den indruk vraagt, dien ik van je laatste pennevrucht gekregen heb, moet ik wel aan dat verzoek voldoen.
Ik veroorloof mij, het met je eens te zijn in je veroordeeling van 's heeren Spruyts conservatieve politiek en het zal wel waar zijn, dat Kant democratische neigingen had, waaarin de heer S. niet deelen kan. Maar daarmede is m.i. niet bewezen, dat de heer S. geen wijsgeer, alleen, dat hij een conservatief politicus is en hierin met Kant van meening verschilt. De eigenlijke philosophie van den Amsterdamschen hoogleeraar, zooals hij die voornamelijk in zijn ‘Geschiedenis van de Leer der Aangeboren Begrippen’ heeft uitgesproken, wordt in je artikel zelfs niet aangeroerd. Wie den wijsgeer Spruyt wil aanvallen, moet, naar mijne meening, zijne idealistische philosophie, een gezuiverd Kantianisme, over de betrekking tusschen subject en buitenwereld, te lijf gaan, want daarin zit de eigenlijke wijsgeerige beteekenis van dezen man, en in dat opzicht is hij voor mij eene figuur, waarop men letten moet, en die dieper denkt dan de meesten zijner collega's hier te lande.
Wil je dus, dat ik je artikel ter plaatsing aanbied, dan ben ik daartoe bereid; in het tegenovergestelde geval zal ik het je weder doen toekomen.
In afwachting,
met vriendelijke groeten,
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer H.F.A. Peijpers,
Alhier.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 25 Dec. 1886. Overtoom (Stille Zij) 62.
WelEdelGeb. Heer,
Bij deze doe ik u toekomen een brief van uwen vriend, den heer C.J.H. v.d. Broek, te Middelharnis. Benevens eenige afleveringen van het tijdschrift ‘de Nieuwe Gids’, ter kennismaking. Ik voeg, uit naam van de redactie van dat tijdschrift, mijn verzoek bij het zijne, of gij ons zoudt willen steunen in onzen arbeid ter bevordering van Indië's belangen, door artikelen, mededeelingen, als anderszins.
Het zou ons veel genoegen doen, zoo gij u met dit voorstel kondt vereenigen en gij zoudt een krachtig medewerker kunnen worden voor de zaak, die wij allen, naar ons beste vermogen, trachten te dienen, nl. het streven om het Nederlandsche volksbewustzijn te verlevendigen en te redden, wat er in onze koloniale, politieke en literaire toestanden te redden vált.
In afwachting,
Hoogachtend,
Uw dienstw. dienaar
WILLEM KLOOS,
Secretaris-redacteur van de Nieuwe Gids.
Den Heer A.G. Vorderman
te Batavia.
P.S. Indien gij honorarium voor uwe eventueele bijdragen verlangt, zijn wij gaarne bereid, u het gewone bedrag van f 25 per vel, boven hetwelk ons beginnend tijdschrift niet kan gaan, aan te bieden.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 3 Jan. 1887. Overtoom (Stille Zij) 62.
Waarde Heer,
Uw stuk is aangenomen. Zoo spoedig mogelijk ontvangt gij proef.
Met vele groeten,
de uwe
WILLEM KLOOS.
Den Heer G. Buitendijk.
Nieuwer-Amstel, 21 Jan. 1887.
Overtoom (Stille Zij) 62.
Amice,
Het spijt mij ontzaggelijk, maar ik geloof niet, dat er in de Februari-aflevering voor je novelle plaats zal zijn. Van Eeden heeft een groote komedie gestuurd, die niet gesplitst kan worden, en op dit oogenblik komen er zoovele actueele bijdragen, die over twee maanden minder goed plaatsbaar zouden zijn; je hoort van de week nog wel van me.
In haast
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Frans Netscher.
(Wordt vervolgd.)
|
|