| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (Dames-rubriek). Bettina von Arnim-Brentano in haar werk. III. (Vervolg van blz. 227.)
Dies Buch gehört dem König.
II.
Altijd en altijd weer toont zich in Bettina's uitingen de eigenaardige mengeling harer half aristocratische, half democrtische wereld-beschouwing. Haar ideaal zou verwezenlijkt zijn in een Staat, die, naar de grondstelling van vrijheid op elk gebied, door een genialen monarch werd bestuurd... een dergelijk vorst zou ook in 't geheel geen volksvertegenwoordiging behoeven. Zij was te zeer vrouw, en bezat een te romantischen geest, om de gevaren te zien, welke aan de regeering van een dergelijk ‘genie’ verbonden zijn, indien deze niet tegelijk over een uiterst practischen zin en zeer reëele politieke qualiteiten beschikt. Men stelle zich bijvoorbeeld Bettina's broeder Clemens, een zeer vrijzinnige en ook geniale kop voor als het hoofd van een Staat, - en nog wel den Pruisischen Staat!
Het natuurlijk liberalisme der vrouw, door Bettina's in het geestelijk romantische overgebracht, kon een vorst, al ware hij ook met de beste bedoelingen bezield, niet behoeden voor de zware beproevingen der komende jaren. Friedrich Wilhelm IV heeft Bettina's boek slechts even doorgebladerd, en verklaarde toen, niet te weten, wat hij ermee aanvangen moest.
Van eenige handeling is in dit nieuwe werk van Bettina nog
| |
| |
minder sprake, dan in haar vroegere briefromans. Frau Rat Goethe ontvangt door een, namens Koningin Louise uitgezonder dienaar, de uitnoodiging naar Darmstadt te komen (in werkelijkheid: Wilhelmsbad bij Hanau), om zich aan Hare Majesteit voor te stellen. Zij geeft aan de invitatie gevolg, en vertrekt in een met vier paarden bespannen koets; zij wordt hoogst beminnelijk ontvangen, krijgt als geschenk een gouden keten, doch valt na het onderhoud, vermoeid door de warmte en de opwinding, in slaap. Als zij wakker wordt, is het nacht geworden. Men heeft haar reeds gemist, terwijl er 's avonds werd gedanst. Zij rijdt nu naar Frankfort terug, waar de wacht aan de poort haar eerbetuigingen doet; thuis stuurt zij haar huisgenooten, die haar reeds met onrust verwachtten, allen weg, en legt zich te bed, terwijl haar kamermeisje de huisgenooten weer tezamen roept, en hun de geschonken gouden ketting bewonderen laat.
Deze voorstelling van zaken door Bettina, die inplaats van den Hertog van Weimar, den Prins van Coburg laat optreden, stel ik even naast het verslag, dat Frau Rat Goethe van deze gebeurtenis zelve geeft in een brief aan haar zoon van 24 Juni 1803:
Die grosze Freude, die mir den 19ten Juni zu theil geworden ist, würde ich mich Sünde fürchten dir zu verschweigen, also vernim was sich zugetragen hat. Der König und die Königin von Preuszen waren am Wilhelmsbaad, - die Königin äuszerte dasz Sie die Räthin Goethe sehen und sprechen müszte, - und dasz demnach Anstalten getrofen werden mögten mich himzubringen, - die Gräfin von Leinungen liesze mir den Befehl von Ihro Majestät demnach zu wiszen thun, und kamen um 2 Uhr Mittags mich in einem schönen Wagen bespant mit 4 raschen Pferden abzuholen. 4½ Uhr waren wir in Wilhelms Baad - ich wurde in ein schönes Zimer geführt da erschien die Königin wie die Sonne unter den Sternen - freute sich hertzlich mich su sehen, presentirte mich an Dero 3 Schwestern die Herzogin von Hildburghausen, Erbprintzsess von Turn und Taxis, Fürstin von Solms - letztere und die Königin erinnerten Sich noch mit vieler Freude der Zeiten der
| |
| |
Krönungen meines Hauszes und dergleichen. Da ich so recht zum Jubel gestimt war, wer kam dazu? Unser Hertzog von Weimar! Gott! welche Freude vor mich - o! wie viel liebes und gutes hat Er von dir gesagt - ich danke Ihm mit gerührtem Herzen vor die Gnade die Er dir in der letzten fatalen Krankheit erwiesen - Er sagte (auch sehr gerührt) das hat er auch an mir gethan - schon 30 Jahre gehen wir miteinander und tragen miteinander. Ich war so aufgespant dasz ich hätte lachen und weinen zu gleicher Zeit mögen - in dieser Stimmung liesze mich der Königin in ein andres Zimmer rufen - da kam auch der König - die Königin ging an einem Schranck und brachte ein kostbares goldenes Halsgeschmeide und nun erstaune!!! Befestigte es um meinen Hals mit Ihren eigenen Hände; da ging ich wieder ins Zimmer wo unser vortrefflicher Hertzog und die 3 Schwestern der Königin waren - die dann grosze Freude ob meiner prächtigen Verwandlung bezeigten. Alles zu erschöpfen was an diesen vor mich so gloreichen Tag geschah ist ohnmöglich - genug, ich kann Abends und 10 Uhr vergnügt und seelig am goldenen Brunnen an.’
(De natuurlijkheid van den toon der brieven van Goethe's moeder is charmant, en niet minder is dat de eigenaardige spelling, waarin zij schrijft...!)
Volgens Bettina doet dan Frau Rath over haar ondervindingen allerlei verhalen aan háár, aan den dominee en aan den burgemeester. Of Bettina hier bestaande personen op het oog had, als bijvoorbeeld Dominee Hufnagel en Burgemeester von Holzhausen, staat niet vast. In elk geval worden beiden als min of meer enge intellektueelen voorgesteld.
Den eersten dag moet de prediker wegens ambtsbezigheden het gesprek afbreken. Ondertusschen heeft hij den Hongaarschen wijn van Frau Rath duchtig aangesproken, en gaat door de achterdeur heen, om niet bij ongeluk in de rivier te vallen, die voor het huis stroomt. Deze wijn speelt ook bij den burgemeester een groote rol.
Bettina geeft duidelijk het onderscheid aan tusschen het stijve, correcte Duitsch dezer beide mannen en de ongedwongen spreektaal van Frau Rath.
| |
| |
Bettina streeft er naar, ons een duidelijk, levensgetrouw beeld van Goethe's moeder te geven. Doch in werkelijkheid stemmen de hier gegeven beschouwingen volstrekt niet met Frau Rath's eigen opinies overeen, - hoewel zij als voorstandster der vrijheid in de vrije stad Frankfort, zeer gelukkig gekozen is. Het bezoek aan de Koningin was werkelijkheid, maar niet de naar in den mond gelegde wereldbeschouwing. Frau Rath dacht veel te gezond en veel te naief, om langs groote lijnen de wereld te willen verbeteren, de menschheid met nieuwe theorieën te verrassen, atheïstische en pantheïstische gedachten te ontwikkelen, sociale voorzorgen, misdadigersscholen en dergelijke uit een politiek-sociaal standpunt te bekijken, en als volksprofetesse voor een nieuwen tijd op te treden. Zij onderscheidt zich juist zoozeer door haar rustig-bejaarde tevredenheid van de onrustige Bettina, die nog op hoogen leeftijd dolgraag over hekken zou willen springen en de wereld volgens háár inzichten zou willen veranderen, terwijl Frau Rath eenenal geesteskalmte was.
We hebben dus feitelijk het heele boek door uitsluitend met Bettina's eigen beschouwingen te doen. De zoogenaamde ‘Sokratie der Frau Rath’ is die van Bettina-zelf, en de redeneeringen van dominee en burgemeester zijn verzinsels der schrijfster.
Het slot wordt gevormd door een gesprek van Frau Rath met een Franschen ekster, Atzel genaamd. (De naam Atzel is een (slangwoord voor ekster.) Atzel is de spreektrompet voor Bettina's meeningen. Ondertusschen slaat de bliksem in de Katharinenkirche en de ekster vliegt het venster uit.
Evenals de briefwisseling met Goethe is ook dit boek geheel op waarheid gegrond, en maakte Bettina alleen een hoogst fantastisch kader om haar schilderij. De brand in de kerk heeft werkelijk plaats gehad, zooals uit de origineele brieven van Goethe's moeder blijkt.
Bettina schreef zeer gemakkelijk haar herinneringen en persoonlijke ondervindingen neer. Zij had frischheid en originaliteit, en de typische persoonlijkheid van Frau Rath. wordt in dit Koningsboek volkomen recht gedaan.
Over dit werk heeft Wilhelm Frels een interessante disser- | |
| |
tatie geschreven. De verschillende gedachten in dit boek betreffen evenzeer den godsdienst als de politiek. We zullen deze even nader beschouwen.
Bettina's godsdienst was feitelijk meer negatief dan positief. De orthodoxie bestrijdt zij, daar geestelijke vrijheid haar boven alles gaat. De bijbelsche geschiedenis der Schepping laat zij door Frau Rath grappig bespotten; voorts valt zij alle dogma's aan, en ook het blinde aannemen op gezag, dat alle menschelijke denken verstompt. Dan steekt zij den draad met den eeuwigen wensch, ‘om zich aan iets te kunnen vasthouden’.
‘Ei, Narr!’ roept zij uit, waarom wil je je met alle geweld aan iets vasthouden? Maak je liever van alles los, dan kan je toch veel beter zwemmen door's levens stroom! Leer je bewegen door eigen energie, en drijf op je eigen kracht!’
De genade van God lijkt haar den vrijen mensch onwaardig, men moet geen genade afbedelen, maar die liever door een goed leven vanzelf verdienen. Alleen door zijn eigen persoonlijkheid kan iemand zalig worden. Men bidt wonderen aan, die voor tweeduizend jaren heeten te zijn gebeurd, maar de wonderen, die zich dagelijks rondom ons vernieuwen, gaat men achteloos voorbij. Alle schakeeringen in den godsdienst laten haar onverschillig, het is haar uitsluitend om het wezen, de kern te doen. Ook neemt zij geen notitie van de opinie's der moderne theologen. Zij is van oordeel, dat religie vóór alles een gevoelskwestie is, een innerlijke beleving (en als zij hierin overeen stemt met Schleiermacher, dan is dit geen zich overgeven aan de meening van den door haar hoog vereerden philisoof, maar een toevallige coïncidentie, want reeds in haar jeugd dacht zij er precies hetzelfde over). Zij ziet God en de Natuur als één, en zij kan zich niet vereenigen met het denkbeeld van een persoonlijken, op een mensch gelijkenden God. Niets gaat verloren, alles keert terug tot het Al. Kwaad en goed zijn relatieve begrippen. Bettina verzet zich tegen het imperialisme van de kerk, die den geest onderwerpen en knechten wil. Geestelijke vrijheid is het eerste principe voor elken mensch, die waarlijk mensch wil zijn, en besef heeft van zijn eigen individualiteit.
In de politiek spreekt Bettina niet zoo in het algemeen, want
| |
| |
in haar onmiddellijke nabijheid had zij allerlei dingen, die haar ten zeerste ter harte gingen. Pruisen, haar land, leek haar te zuchten onder slavernij. Vooral heeft zij het tegen de censuur, waaronder zijzelf ook zeer veel te lijden had gehad. Zij spreekt den vorst vrij van schuld, maar klaagt des te ernstiger zijn omgeving aan. ‘O, neen, die smaadvolle geestesslavernij gaat niet van hèm uit!’ Telkens maakt zij verborgen toespelingen op Eichhorn. Ze zinspeelt op ‘heraldische dieren’, en maakt daar spottende opmerkingen over. De weg, waarlangs Bettina naar een beteren toestand wil geraken, voert naar een nieuwe verhouding tusschen vorst en volk. Wie niet met zijn tijd meegaat, wordt door den tijd vernietigd. De Koning zelf moet de ‘oude staatsmachine’, geholpen door het volk, ‘in de rommelkamer bij het oudroest werpen’, vrijheid van denken in de plaats van geestelijke slavernij stellen en met de thans vervolgde demagogen samen het land besturen, want de Koning is er terwille van het volk en niet het volk terwille van den Koning. Als voorbeeld haalt zij aan de vrije stad Frankfurt a.d. Main. Bettina is evenwel geen republikeinsche noch revolutionnaire; de vorst moet niet alleen over, maar ook met zijn volk regeeren. Zij bekommert er zich wennig om, hoe dat zou moeten worden gedaan in werkelijkheid; haar politieke gevoelens borrelen omhoog uit haar gevoel en niet uit haar practischen zin, of uit verstandelijke overwegingen. De geboorte-adel kent zij noch verdienste noch voorrechten toe. De Koning moet met den adel niet speciaal rekening houden, veeleer met de democraten. Veelvuldig doet Bettina aanhalingen uit Rousseau, Rotteck en Welckers, zonder dat zij echter hun ideeën ten volle tot haar eigene heeft gemaakt, - daarvoor is zij, het moet gezegd, te oppervlakkig.
Toch moet zij in zekeren zin een padvindster worden genoemd. De hulpvaardige, zorgvolle, medelijdende vrouw in haar zocht naar uitwegen uit den socialen nood. Men moet niet vergeten, dat vóór 1848 het socialisme als zoodanig in 't geheel niet bestond; het eerste geschrift, dat daaromtrent in Duitschland verscheen, was Lorenz von Stein's Sozialismus und Kommunismus des heutigen Frankreich. Maar nog daarvóór zag Bettina's Koningsboek het licht. En om dit feit alleen verdient
| |
| |
haar naam in de geschiedenis voor altijd vermeld te blijven.
Wij moeten onderzoeken, zegt zij, in hoeverre de Staat aansprakelijk is, voor de onder het volk heerschende ellende. Zij zegt onomwonden: Als er vijanden dreigen, dan is de Staat wel paraat; dan kan zij alles, en houdt alle middelen bereid; en dan wordt het volk zonder consideratie als kanonnenvleesch gebruikt. En het overschot, dat uit den strijd terug-komt, laat de Staat weer opnieuw aan zijn lot over, kijkt er niet meer naar om, en betoont het in geen geval dankbaarheid of erkenning.
De Koning, de Regeering, de bezittende klassen moeten samen werken, om den algemeenen nood te lenigen; op die wijze wordt eveneens de misdaad bezworen, die door het bestaande strafrecht in het minst niet voorkomen wordt. De doodstraf noemt zij ‘een voorbedachten moord uit domheid’.
Bettina dringt er met kracht op aan, dat de Koning, als hoofd van den Staat, een algemeene sociale hervorming ter hand neme. En dit schreef zij in het jaar 1843!
Het Koningsboek maakte bij zijn verschijning een geweldig éclat. Velen waren het met haar oneens, waaronder Savigny, maar Bettina zeide tot hem: Ik moet den Koning toch duidelijk aan het verstand brengen, dat hij ezels tot ministers heeft, en dat kan ik niet in twee woorden zeggen.
Zij was voornemens nog vervolgdeelen op dit werk te schrijven, aangemoedigd door het succes; deze zijn echter in de pen gebleven. De recensies waren over het algemeen gunstig en er verschenen zelfs geheele brochures over, zooals van Fromm en van Adolf Stahr.
De eerstgenoemde verscheen in 1844 onder den titel: ‘Ruchlosigkeit der Schrift: Dies Buch gehört dem König. Ein untertäniger Fingerzeig, gemacht von Leberecht Fromm’.
(Deze naam is een pseudoniem: Lebe recht fromm, de schrijver is echter onbekend.) Deze brochure is een verdediging van Bettina, al verbergt de auteur zich achter allerlei sarcasmen. En Adolf Stahr schreef: Bettina und ihr Königsbuch, waarin hij nog zooveel verder ging dan Bettina zelf, dat zijn vlugschrift verboden werd.
| |
| |
Bettina's boek vond vele navolgers. Zooals bijvoorbeeld van Herwegh: Auch dies Buch gehört dem König.
Dit boek van Bettina mag er heden ten dage aanspraak op maken, een echt Duitsch volksboek te zijn, zegt Waldemar Oehlke in 1921. En om de bestaande toestanden in het Duitschland van een kleine honderd jaar geleden te leeren kennen (Bettina doet er allerlei verhalen in) is dit boek zeer interessant.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|