De Nieuwe Gids. Jaargang 49(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] Verzen door Hélène Swarth. I. Avondschemer. Mijn God, 'k wil U deze' avondschemer wijden. Door stille waatren laat mijn bootje glijden, Langs ruige velden, waar de blonde schoven Uw zegen mild, mijn trouwe vlijt belijden En langs mijn fruitbeladen boomenhoven, Waar gouden vruchten plukkers al verbeiden. Mijn eenzaam leven wil ik dankbaar loven, Om troost van lied, dien boozen mij benijden, Die uit mijn doornkroon de enkle rozen rooven - Reeds zie ik blank den horizon verwijden. God, aan uw Hemel wil ik weer gelooven. Doch drijven dreigend - hoe zal 'k die bestrijden? De bleeke schimmen van verleden boven En grijpen 't bootje - Wil me, o God! bevrijden. Werp ze uit de waatren in uw Vurige' Oven, Dat 'k veilig lande in 't Rijk van uw verblijden. [pagina 290] [p. 290] II. De blanke vogels.... De blanke vogels van mijn vreugdverlangen, Door looze netten heimlijk sluw gevangen, In enge kooi, met roode vleugelwonden, Bespotten hoorde ik om hun droeve zangen. De kooi verbrijzelde ik. ‘Nu, losgebonden, In stralend blauw bevredigt vrijheidsdrangen, Gelijk de duiven, die daar kringen ronden!’ Doch de éene bleef in dorenstruiken hangen En de andre school waar korenhalmen blondden. In donker struikhout slopen zwadderslangen, In deinend koren dreigden booze honden - Hun vleuglen streelend, tranen op de wangen, Geen plek meer wist ik, waar zij blijheid vonden. Aanziet den leeuwrik, stijgend zonder bangen! Hoog boven de aard tot God ik heb gezonden De blanke beden van mijn vreugdverlangen. [pagina 291] [p. 291] III. Ezra. De grijze morgen schemert, mijmerstil, O wist ik wat mijn God van mij nu wil! Door 't woud des levens toog ik zingend blij, Zoo 'k zeker wist wat God verlangt van mij. Ik vouw de handen - en opeens ik hoor Een stem, die Ezra fluistert me in het oor. 'k Rijs óp en, blaadrende in het heilig Boek, 't Vergeten woord van Gods profeet ik zoek. En zie! 't vermeldt den schoonen tempelbouw. O God van schoonheid! laat mij helpen trouw Uw tempel bouwen, zij mijn gave kleen! Zoo, elken dag, ik breng éen blanken steen, Licht dat die steen, in rozen dageraad, Als Memnons zuil, U lovend, zingen gaat. Vorige Volgende