| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (Dames-rubriek). Bettina von Arnim-Brentano in haar werk. II. (Vervolg van blz. 112.)
Dies Buch gehört dem König.
Dit boek van Bettina moet men geheel beschouwen in het licht van den tijd, waarin het werd geschreven.
Het is een twijfelachtig voorrecht, wanneer een boek ‘zeitgemäsz’ is. Want is de desbetreffende tijd eenmaal voorbij, dan is men allicht geneigd, krachten en machten te veroordeelen, die, naar men meent, overwonnen zijn.
Bovendien houdt de titel ‘Dies Buch gehört dem König’ een zekere beperking in, en, om Bettina recht te doen, dient men te erkennen, dat dit werk volstrekt niet alleen den Koning toebehoort, maar ook wel degelijk aan het groote publiek van haar en onzen tijd.
‘Friedrich Wilhelm IV’, zegt Treitschke, ‘had den leeftijd van vijfenveertig jaren bereikt, en zijn gedrongen gestalte, met de wèl geestrijke, maar vrouwelijk-zachte, baardelooze gelaatstrekken, had, ofschoon hij zich levendig, soms haast onrustig bewoog, iets zeer oudachtigs.’
Hij werd, logischerwijze, het slachtoffer der politieke ontwikkeling zijner dagen, die met hem afdeed, een jaar vóór de revolutie, in David Friedrich Strausz' geschrift: Der Romantiker auf dem Throne der Cäsaren oder Julian der Abtrünnige.
De krachten, die deze koning ontketende en de krachten, die daar weer op reageerden, hebben, moet men denken, het Duitsche volk de eerste en ook de tweede revolutie tegemoet gedreven. In de negentiende eeuw had de romantiek op den troon afgedaan.
| |
| |
Friedrich Wilhelm geloofde nog aan een geheimzinnige, bizondere, innerlijke verheldering, welke den vorst van hoogerhand werd bijgebracht, en waardoor hij zich onderscheidde van alle andere stervelingen.
En dit inzicht, dit onwrikbare geloof aan de Gratie Gods, heeft voor het Duitsche volk grooter nadeelige gevolgen gehad dan de bekrompenheid van Friedrich Wilhelm III, want dit vooropgezette idee veronderstelt bij den vorst een geïnspireerde genialiteit, die, als zij niet in werkelijkheid aanwezig is, tot de grootste calamiteiten kan aanleiding geven.
Friedrich Wilhelm had het overigens uitstekend vóór met zijn volk. Met de hardheid der oude systemen wilde hij breken. Vrijheid zou alom heerschen, niet alleen in de gemeenten, maar ook in de kerken en in de drukpers. Kunsten en wetenschappen zouden bevorderd worden en niet langer stiefmoederlijk bedeeld. Aldus leek de koning meer een volksopvoeder dan een heerscher over zijn kortzichtige onderdanen. De eindbeslissing bleef, ondanks alle vrijheden, die hij veroorloofde, natuurlijk altijd aan hèm.
Deze ‘fantasierijke, onberekenbare dilettant op den troon’, zooals Waldemar Oehlke hem noemt, dronk zich een roes aan zijn eigen openbare redevoeringen en bewonderde zijn welsprekendheid uitermate, die hij voor de ware en eenige politiek hield. Doch woorden zonder daarop volgende daden hebben tenslotte geen uitwerking. Het clair-obscur der romantiek, het schijnbaat reëele, maar in wezen verbeeldingsvolle en onbestaanbare, was dezen koning, die de werkelijkheid niet gewaar werd, voldoende.
Hij sprak altijd zeer welwillend met degenen, die een andere opinie waren toegedaan, hij luisterde geduldig, praatte niet tegen, maar deed tenslotte altijd precies wat hij zelf verkoos
Hij had een beminnelijke en vorstelijke royaliteit om personen te beloonen, - maar schoof de menschen even gemakkelijk uit den weg als ze hem hinderden. Alles wat geestig, bizonder, exuberant was, had zijn bijval, - het simpele, eenvoudige, recht-en-slechte haatte hij. Daardoor beloofde hij dikwijls meer dan hij houden kon en wekte daardoor ook veel irritatie.
De ‘vrijheid’, die Friedrich Wilhelm III vóórstond, had wonderveel overeenkomt met gebondenheid, want zijn standsbegrip was het oudhistorische absolutisme. Het volk daarentegen
| |
| |
begon alreeds modern-democratische ideeën te krijgen. En aldus verstonden volk en vorst elkander niet meer, en de koning klaagde:
‘Niemand verstaat mij, niemand begrijpt mij!’
Sinds het jaar 1839, toen hij nog kroonprins was, stond Bettina von Arnim tot hem in vriendschapsbetrekking. Hij was begonnen haar een beminnelijken brief te schrijven over haar letterkundigen arbeid; en in haar antwoord, waarin zij hem haar dank bracht, deed Bettina tegelijkertijd een goed woord voor de gebroeders Grimm, die uit Göttingen verbannen werden wegens hun politieke inzichten.
Dit was de aanvang van een geregelde en levendige correspondentie tusschen de beiden; geestige epistels vlogen over en weer, luchtig, spelend, met nu en dan ook wel eens een ernstig, verstandig woordje, dat meestentijds van Bettina kwam.
Toen Friedrich Wilhelm III den 7en Juni 1840 stierf, volgde de kroonprins hem op als Friedrich Wilhelm IV.
Bettina zag nu voor het Duitsche volk een stralende toekomst aanbreken.
‘Der König wird alles bessern!’ schreef zij aan haar vriend, den historicus Dahlmann (die, met Jacob en Wilhelm Grimm, den historicus Albrecht, den natuurkundige Weber, den orientalist Ewald en den historicus Gervinus, tot de zoogenaamde ‘beroemde Göttinger zeven’ behoorde.
De eerste daden des konings schijnen Bettina slechts ten halve te hebben voldaan. De amnestie van den 10den Augustus ging haar niet ver genoeg.
Aan de feestelijkheden van den 15en October nam Bettina met haar drie dochters op de tribune deel. De nieuwe koning hield een prachtige rede tot zijn volk.
‘Wollen sie mir helfen und beistehen’, riep hij, ‘die Eigenschaften immer herrlicher zu entfalten, durch welche Preuszen mit seinen vierzehn Millionen der Groszmächten der Erde zuge stellt ist?.... nämlich Ehre, Treue, Streben nach Licht, Recht und Wahrheit, Vorwärtsschreiten in Altersweisheit, zugleich mit heldenmütiger Jugendkraft? Wollen sie in diesem Streben mich nicht verlassen, noch versäumen, sondern treu mit mir ausharren durch gute und durch böse Tage?’....
| |
| |
Deze woorden waren regelrecht uit Bettina's hart gesproken. Jammer evenwel, dat erachter zoo weinig werkelijke daadkracht stak!
Bettina was er echter in geslaagd, de Grimm's terug te doen keeren, hetgeen haar geloof in 's konings ruimheid en royaliteit van opvattingen versterkte. Weliswaar bleef een eenzijdig voortrekken van den adel bestaan, maar Bettina schoof de schuld hiervan op de omgeving van den koning. Zij wilde den koning daaruit redden, die volgens haar door schijnvromen en ouderwetsche feudalen was omringd.
Varnhagen von Ense vertelt, dat Bettina ‘ist auszer sich über die Wirtschaft, die hier beginnt. Sie will dem König die Wahrheit sagen.’
Hier ligt de oorsprong van Bettina's Koningsboek.
Den 4en Maart 1841 schrijft Meusebach aan Jacob Grimm:
‘Bettina schrijft een boek, dat zij aan den koning wil opdragen en waarin zij hem vele dingen waarheidsgetrouw zal laten zien.’
De literatuurhistoricus en criticus Adolf Stahr was, sinds hij Bettina's eerste boek (Goethe's Briefwechsel mit einem Kinde) besprak, met haar in correspondentie gebleven.
‘Ich habe’, schreef zij hem den 5en Juni 1841, ‘den König um Erlaubniz gebeten, ihm mein Buch zuzueignen, - was sagen Sie dazu? Er hat gesagt ja! Es werde ihn freuen, aber ich sollte meiner Phantasie nicht die Zügel schieszen lassen, sonst werde er öffentlich gegen mich zu Felde ziehen. Guter Professor Stahr, ich freue mich darauf, Ihnen das Buch zu geben, obschon ich gar nicht weisz, was ich hineinschreiben soll, aber ich musz in diesen Tagen den Druck beginnen, und daher musz auch etwas darin stehen. Bitten Sie zu den Sternen, dasz die mich nicht sitzen lassen.’
Wat er gebeurde aan het Hof en in het land prikkelde intusschen Bettina hoe langer hoe meer om er zich mee te bemoeien.
De eerste aanduidingen over den inhoud van het Koningsboek bracht een aankondiging der Augsburger Allgemeinen Zeitung van den 8en Juni:
Von Bettina (was het noodig voor het publiek méér dan alleen haar voornaam te gebruiken?) kommt soeben ein neues Buch unter die Presse; der König hat bereits gestattet, dasz ihm
| |
| |
dasselbe gewidmet wird. Die Theilnahme für die Verfasserin wird durch seinen Inhalt nur gesteigert werden, da es auszer mehreren gröszeren Aufsätzen von allgemeinen Interesse eine Reihe von Gesprächen mit Frau Rat Goethe, Briefe derselben und viele Tagebuchblätter aus der Zeit der Korrespondenz mit Goethe bringen soll. In letzteren spiegelt sich die Eigentümlichkeit der genialen Frau auf eine wunderbare Weise; es ist die Musik der Gedanken, das Harmonische und Melodische aller Wahrheit, das in ihnen sich offenbart.’
Tot uitvoering der hierboven genoemde plannen is het echter niet gekomen. Politiek wordt er echter des te meer in aangetroffen: De steeds stijgende bevoorrechting der orthodoxie, de stichting eener damesvereeniging voor de zending in Oost-Indië (waarmee in het Koningsboek door Bettina den spot wordt gedreven, - de gezonden broeken worden door de inboorlingen als hoofdbekleeding gebruikt) de ontwerpen voor nieuwe Joden- en echtscheidingswetten, de invoering der censuur op illustraties en de verscherping der overige censuur-voorschriften, en het verbod om verder te verschijnen voor de Leipziger Allgemeinen Zeitung en der Rheinischen Zeitung.
Toch viel Bettina den Koning, die zich steeds gehater maakte, niet af. In Februari 1843 beval zij het kunstenaarspaar Steinhäuser in zijn belangstelling aan, en te dezer gelegenheid diende zij hem ook een bedekte waarschuwing toe, waar hij evenwel geen acht op sloeg. Hierbij sloten zich (nog vóór de verschijning van het Koningsboek) nog twee andere brieven aan: de eerste brief is van 12 April 1843.
‘Als ich’, (zoo begint Bettina, op de haar eigen stemmingsvolle wijze), ‘noch in der Heimat so licht und jung wie Mailaub freudig grünte, wenn wir da von sommerlichen Streifzügen spät am Abend heimkehrten, am Wald vorbei, auf dem das Mondlicht glänzte. und meine Gedanken mit wunderlichen Geflecht beglückender Abenteuer wie die Schlingpflanze mich umstrickten, da dacht' ich mir im Wald drüber im Hüttchen, das ich bewohne.... Der Stolze, Freigeborne käm' dort herab von der Höhe, wo das klare, flüchtige Gewässer niederrauscht, - so träumte ich.’
In dergelijke dithyramben, in dwepende gesprekken met haar ‘genius’, voert zij den koning de hoopvolle verwachtingen voor
| |
| |
oogen, die zij op hem, den jongen held, had gesteld, duidt zij de verschillende ontgoochelingen aan, die zijn houding haar, vooral in het vraagstuk der amnestie heeft gebracht.
‘Warum wein' ich über Dich? - Du gehst mich ja gar nichts an. Du sagst, Du seist mein Freund? - Du bist nicht mein Freund!.... Der Delphische Gott ist Dir stumm, und die Strasze ist eingesturzt, die dahin führt.’
De koning beantwoordde dit schrijven, waarna Bettina in haar tweeden brief nog een repliek geeft. Reeds het feit, dat Friedrich Wilhelm IV zich op een dergelijken poëtisch-oneenvoudigen brief inliet, inplaats van de correspondentie kortweg af te breken, bewijst al, dat hij geen gigant-sterke natuur bezat, maar eer iets vrouwelijks, weifelends.
‘Alles was Euer Majestät mir sagen, bewegt mich so innig, ich fühle mich beschämt....’
Dan begint zij te fantaseeren over een nieuwen godsdienst, dien de koning in zich moet grondvesten en waardoor hij de beheerscher van het gansche menschengeslacht zou kunnen worden.
Zij doet een beroep op zijn reinen, idealen wil, en pleit tegelijk met heftigheid tegen zijn politieke raadgevers: hij moet niet naar valsche voorlichters luisteren, maar zelf handelen naar zijn beste weten en geweten. En verder zegt zij:
‘Ich vermag's mit dem Volk zu reden.... ik ben in staat, het van zijn eigen krachten bewust te maken, zoodat het een sterke wacht om den koning wordt en zich niet als de pionnen van het schaakspel door vreemde handen bewegen laat.’
Intusschen naderde het Koningsboek zijn voltooiing.
Den 19en Februari 1843 had Bettina eenige gedeelten er uit aan Varnhagen voorgelezen. In dezelfde maand leerde zij den jongen Zwitserschen student Heinrich Grünholzer kennen, die een geregelde gast in haar woning werd. (Deze jonge man hielp haar ook, onderzoekingen in te stellen over bestaande toestanden der ergste armoede, en stelde haar al zijn aanteekeningen ter hand, waarvan Bettina een dankbaar gebruik maakte.)
In Juli 1843 verscheen Bettina's werk: Dies Buch gehört dem König, echter anoniem, en werd aan den koning toegezonden met een begeleidend schrijven van Bettina, waarin zij zegt aan het slot:
| |
| |
‘Dem Volk Genius sein, es umfassend stärken und erleuchten zur kühnen Tat, das ist des Königs Beruf, aber er achte der falschen Politik nicht, die Steine in den Brunnen wirft, um den Widerschein zu trüben einer höheren Erleuchtung. Die echte Politik musz Erfinderin sein, sie musz die Bedürfnisse wecken durch neue höhere Begabung und jedem Reiz musz sie zuvorkommen mit Fülle und dem Volke lehren, alle Geisteselemente furchtlos durchdringen und seine Kräfte grenzenlos ausbreiten. Der Genius nur kann Fürst sein! Und unser König wollte der unumschränkter Genius sein! Stieg' das Ideal der Zeiten in seinem Geist uns auf! All dies ist mir durch den Kopf gegangen, als ich mein Buch schrieb.’
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
| |
[Dankbericht]
L.G.V. Met het nieuwe jaar weer Uw prachtige bloemen.... èn Uw brief. Er zijn woorden, die ons de tranen in de oogen drijven, en die tegelijk een krachtige stimulans zijn om te blijven volharden. Met gróóte erkentelijkheid en de innigste wenschen voor Uw welzijn,
Uwe J.K.
|
|