| |
| |
| |
Nieuwe Gids-correspondentie. (Vervolg van blz. 48.)
Amsterdam, 19 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
Willem, wees zoo goed mij per omgaande post den brief van Buitendijk te zenden. Hij heeft om zijn honorarium gevraagd en het kan dus geen uitstel lijden. Terwijl ik niet weet, of hij 25 of 30 gulden per vel bedongen heeft.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Willem Paap.
| |
Amsterdam, 19 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
WelEdelgeb. Heer,
Zou het mij vergund zijn u opmerkzaam te maken, dat tot dusverre nog niet tot mij is gekomen de laatstverschenen aflevering der ‘Dietsche Warande’, welk tijdschrift ik in ruil voor de ‘Nieuwe Gids’ pleeg te ontvangen? Ik zou mij verplicht vinden, wanneer gij de goedheid wildet hebben, mij bedoelde aflevering te doen toekomen.
In afwachting,
Hoogachtend,
Uw dienstw. dienaar
WILLEM KLOOS.
Den Heer Prof. J.A. Alberd. Thijm.
| |
| |
| |
Amsterdam, 22 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
Waarde Heer,
Ik was van plan u tegelijk met de toezending der nieuwe aflevering te schrijven. Nu doe ik het maar haastig bij deze. Uw gedicht zal ons zeer welkom zijn, maar stuurt u 't s.v.p. spoedig; vanwege de plaatsruimte. Over de uitgave van uw bundel zal ik met Verwey spreken. In geen geval raad ik u aan, alles aan Binger over te laten. Gij kunt het wel goedkooper gedaan krijgen en ik wil gaarne alle mogelijke moeite doen om u daarin behulpzaam te zijn.
Nu zal dan toch eindelijk uw bundel besproken worden: kwaad heeft het uitstel niet gedaan, want van de eerste aflevering wordt een groot aantal exemplaren verspreid, en zoo komt gij onder veler oogen (de bespreking namelijk).
Wat uw bundel betreft: bij de derde lezing was ik er eerst volkomen in: hij is zeer origineel en karaktervol, nooit banaal, ook daar niet, waar ik iets minder goedgeslaagd vind. Maar gij zult wel zien, en, hoop ik, tevreden zijn. Weekbladen en tijdschriften (behalve Gids en Leeswijzer) hebben er niets van gezegd, wat ook maar beter is. Hoort gij iets van 't debiet?
‘Populariteit’ zal ik de vrijheid nemen u terug te zenden (ik heb nu geen grootere envelop en het is één uur 's nachts): 't valt, welbezien, wat buiten het kader onzer literaire bemoeiingen.
Spoedig hoort ge dus weer van me.
In haast,
met vriendschappelijken groet,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer J. Winkler Prins.
| |
| |
| |
Amsterdam, 22 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
WelEd.geb. Heer,
Het spijt mij zeer, dat gij in zoo lang niet mede hebt kunnen werken, doch vertrouw, dat gij. als de omstandigheden veranderd zijn, ons weder zult steunen als vroeger. Dat gij in den tusschentijd zoo goed wilt zijn ons met uwe voorlichting te willen steunen, is ons hoogst aangenaam, en wij zullen er al dadelijk gebruik van maken, door u voortaan de stukken van den heer Snelleman, die nu tóch weer zal medewerken, ter keuring toe te zenden. Hij schreef mij, dat hij op verschillende punten nog al-belangrijk met u van meening verschilde, hetgeen hij afleidde uit het artikel over Baboe Dalima. Dat zal misschien wel eenige moeilijkheden opleveren, doch wij zullen zien.
Maar kan uw broêr, de heer...... dan niet ons wat geven? Maar wij hebben nu al vast het Billiton-opstel, dat toch terugkomt, niet waar? Tenminste zoo vertelde de heer v.d. G. mij.
Wij doen stappen, om ons in connectie met den heer Scheltema te brengen. Misschien kunnen wij die brochure wel krijgen. Maar ik denk het niet.
Hierbij zend ik u een kaartje van den heer Wiselius en een aflevering. T.v.L. en N. Om het nummer der Billiton-opstellen heb ik geschreven reeds den elfden Juli, doch niets er op vernomen. Wel kreeg ik bijgaand overdrukje van een artikel van v.d. Kemp, 3e vervolg. Wat dit beteekent, weet ik niet.
Achtend,
de uwe,
WILLEM KLOOS.
Den Heer G. Buitendijk.
| |
| |
| |
Amsterdam, 22 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
Amice,
De toedracht der zaak is deze: Ik zat te werken, haastwerk, dat af moest. Daar hoor ik fluiten en schellen: o je, daar is iemand, gauw naar mijn juffrouw toe: ‘absoluut niet tehuis.’ Het was mij namelijk door het hoofd gegaan, dat jij zoudt komen, wat door mijn velerlei bezigheden dezer dagen vergefelijk wordt. Ik bied je hiervoor mijn verontschuldigingen aan, of liever niet mijn heele ik, maar dat gedeelte, dat zich mijn geheugen noemt, doet het. Van verdere bijzonderheden had ik niet gehoord. Troost je maar met de gedachte, dat edele naturen altijd door het grauw belaagd worden, en dat wie door een ‘ploert’ wordt aangehouden, de gloriekroon van het geestelijk martelaarsschap om zijn slapen voelt vlammen!
Wat je mij daar vertelt over die brochure is genoeg: ik moet dat ding ook eens lezen. Wat ik doen zal, weet ik nog niet. Dank voor je bemoeiingen.
Tot ziens.
Hoogachtend,
WILLEM KLOOS.
Den Heer A. Diepenbrock.
P.S. In haast geschreven.
| |
Amsterdam, 22 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
Amice,
Het spijt der Redactie van de Nieuwe Gids ten zeerste, dat gij haar voorstel niet hebt kunnen aannemen, en ik herhaal uit haar naam, dat de goede verstandhouding, waarin zij steeds, tot haar genoegen, met je heeft gestaan, daardoor harerzijds niet in 't minste zal verbroken of beschadigd worden.
Veel meer vleit zij zich met het vooruitzicht, dat de hoop, die zij zich, naar aanleiding van je woorden, verstout te koesteren, te eeniger tijd zal blijken meer dan een zwevende onzekerheid te
| |
| |
zijn geweest, en dat die woorden zelf niet slechts een heusche uiting van je altijd minzame persoonlijkheid zijn, maar woorden uit je immer kloppend hart geweld waren.
Ik heb mij beijverd je vriendelijke dankbetuiging aan de redactie over te brengen, en ik voeg mijn persoonlijke groeten bij de hare.
Hoogachtend,
WILLEM KLOOS.
Als je nog iets hebt voor deze aflevering, kan je 't gerust sturen. Je sprak er indertijd van. A propos, je moet je niet dun kleeden, dat is niet je harden, maar je verkouden maken. Trek maar gauw wat warms aan. Tot ziens.
Den Heer Karel Alb. Thijm.
| |
Amsterdam, 24 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
WelEdelgeb. Heer,
Nèt zoo ontving ik bijgaanden brief van den heer v.d. K. met goede tijding. Zeer zoudt gij mij verplichten, door mij eenige inlichtingen te geven over wat mij nu te doen staat, in welk opzicht ik den heer v.d. K. thans kan verzoeken ons tijdschrift van dienst te zijn. De heer v.d. K. spreekt van ‘inlichtingen’; waarover kan ik die vragen, en hoe zal ik die dan voor de N.G. van praktische waarde kunnen maken?
Wees, geachte Heer, bij voorbaat van mijn dank verzekerd en geloof mij,
Achtend,
de uwe,
WILLEM KLOOS.
Hierbij gaat ook: Tijdschrift Juli en Billiton VI, die ik ten onrechte dacht u reeds gezonden te hebben. Mijn verontschuldiging daarvoor.
Den Heer G. Buitendijk.
| |
| |
| |
Amsterdam, 27 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
Beste Fré,
Ik heb nu tweemaal je dialoog gelezen, en.... ik zou je afraden hem te plaatsen. Je weet niet, hoe het mij spijt, dat ik je 't zeggen moet, voor jou en voor de N.G., maar ik kan niet tot eene andere opinie komen. Het stuk is dikwijls fijn gedacht en er staan tal van opmerkingen in, die 't zeer wenschelijk is, dat eens gezegd worden, doch m.i. ontbreekt er stemming, toon aan het geheel Nu zal je zeggen: ‘ik heb ook niet geestig of dramatisch willen zijn, ik heb willen betoogen.’ Goed, maar daarvoor is de samenspraak niet helder, concies en schlagend logisch genoeg. De draad, waaraan je opmerkingen als kralen geregen zijn, is niet strak gespannen, maar hangt slap tusschen de kralen naar beneden, met knoop en kronkelingen. Doch ik zal je maar niet het vel over je ooren halen. Albert heeft, nadat je weg was, de copy voorgelezen, en hij en Goes denken er over zooals ik. 't Is heel erg jammer, maar weet je wat je doet? Schrijf hem heelemaal over, nadat je jezelf eerst aan het lachen hebt gemaakt over het bespottelijke van die plakboeken-lectuur. Ik geloof niet, dat je door een betoogenden trant het publiek zult treffen in deze. Trouwens, je hadt er zelf wel eenig voorgevoel van, hoe het was. En nu, troost je maar, het vers is des te mooier uitgevallen.
Ik heb niet veel tijd, want ik zit nog voor mijn kroniek als een kind voor een bord eten, dat het niet op lust. God geve, dat er wat leesbaars voor den dag kome, ik sta er niet voor in. Vriendelijke groeten aan Martha van
WILLEM KLOOS.
| |
| |
| |
Amsterdam, 28 Sept. 1886. Hemonystraat 13.
Geachte Heer,
Wij stellen uwe toezegging op hoogen prijs, en evenzeer de sympathie, die gij ons betoont. Wij wenschen het geheel aan u over te laten, welken vorm gij voor uwe bijdragen kiezen wilt. Een van onze vaste medewerkers in Nederland, de heer Snelleman, zal de Indische aangelegenheden behandelen, zijne indrukken teruggevende, zooals die zich aan een Nederlander voordoen, wanneer hij gebruik maakt van Indische (reeds gedrukte) gegevens. Of deze rubriek zal voldoen, weten wij nog niet. Doch daarnaast zou plaats zijn in onze bladzijden voor de Indrukken van iemand in Indië woonachtig. Wilt gij onder den titel van ‘Bataviaasche nouvelles’ of zoo iets, vast grootere of kleinere bijdragen leveren, met genoegen. Maar even gaarne ontvangen wij geheel afgeronde artikelen met een ‘vraag van de maand’ of over een onderdeel der Indische staatshuishouding, etc. In uwen brief spreekt gij verder van ‘inlichtingen’ door u tegeven. De Redactie zal elke inlichting in dank ontvangen, die gij haar omtrent de verwarde Indische toestanden zult willen geven. Er doen zich talloos veel vragen bij haar op, die haar met een enkel woord van u zouden toegelicht zijn. Maar elk antwoord kan niet vroeger dan binnen drie maanden aankomen, en Indië leeft tegenwoordig wel niet zoo snel als Frankrijk in het einde der vorige eeuw, maar toch zeer snel. En zoo hebben op deze wijze verkregen antwoorden reeds voor de aankomst allicht waarde verloren. Dat belet niet, dat wij ons aanbevolen houden voor elke mededeeling de politiek in Indië rakende, welke gij ons zult willen doen. Wij beloven geheimhouding, maar verzoeken u aan te wijzen, welk gedeelte uwer berichten dan geheimhouding vereischt.
Eindelijk zou op een andere wijze uwe voorlichting ons van groot nut kunnen zijn. Ook wanneer gij medewerkt is wellicht het veelzijdig Indië nog niet voldoende in ons tijdschrift vertegenwoordigd. Kunt gij met uwe rijke ervaring en groote kennis van personen ons niet enkele namen noemen van lieden in Indië
| |
| |
gevestigd, tot wie we ons met het verzoek om bijdragen zouden kunnen wenden? Het allerliefst zouden wij die ontvangen van iemand in Atjeh verblijvende.
Wat verder de voorwaarden betreft, als pas beginnende onderneming, geven wij als gemiddeld honorarium f 25 per vel druks; indien gij hiermede niet overeen kunt stemmen, zullen wij al het mogelijke doen om tot een vergelijk te komen.
In afwachting,
Uw dw. dn.,
Hoogachtend,
WILLEM KLOOS.
Namens de Redactie van de Nieuwe Gids.
Den Heer P.H. v.d. Kemp.
| |
Amsterdam, 9 Oct. 1886. Hemonystraat 13.
Waarde Heer,
Zooals gij gezien hebt, was er voor uwe inzending geen plaats meer; dat gaat altijd zoo op het laatst, met het eventueele in- of uitloopen der pagina's.
Met den heer Versluys heb ik over uwen bundel gesproken: hij is bereid de uitgave in commissie aan te nemen en hij berekent de uitgave op 16 à 20 gulden per vel druks; precies kan hij 't natuurlijk niet zeggen, dat hangt af van het papier, formaat, etc., dat gij wenscht; de oplage is dan vijfhonderd exemplaren. Verdere onkosten zijn er niet, behalve die van advertentiën, maar dat hangt natuurlijk van u af, hoeveel of hoe weinig gij er plaatsen wilt. Staan u deze conditiën aan, dan is de zaak in orde.
Hoe denkt gij over mijn aankondiging van uw bundel?
Met vriendschappelijken groet,
de uwe,
WILLEM KLOOS.
Den Heer Winkler Prins.
(Wordt vervolgd.)
|
|