| |
| |
| |
Bibliographie.
De Rochechouart. Souvenirs sur la Révolution, l'Empire, et la Restauration. - Paris, Libraire Plon 1933.
De herinneringen van den graaf de Rouchechouart over de Revolutie, het eerste keizerrijk en de Restauratie geven licht over menig feit, dat voor ons duister was en onbegrijpelijk. In het algemeen zien wij de historische gebeurtenissen in de groote lijnen, maar uit zulke souvenirs worden ons de punten duidelijk, waaruit de lijn is gegroeid. Het denken en weten van voorbijgegane geslachten kunnen wij niet ontberen; het tegenwoordige leeft uit verleden en toekomst.
Louis-Victor-Léon de Rouchechouart is door zijn intellect, zijn schrijverstalent, zijn sociale positie en zijn militaire en politieke loopbaan in staat belangrijke dingen te vertellen. Wat hij geeft te lezen is dan ook inderdaad boeiend en lezenswaard, vooral omdat hij weet te kiezen, het verklarende detail geeft, oog heeft voor het pittoreske en niet vermoeit door alles te willen vertellen.
Deze tweede uitgave van zijn Souvenirs is niet zoozeer een heruitgave als de uitgave van een nieuw werk. De eerste van 1889, die reeds lang is uitverkocht, was voor de pers gereed-gemaakt door den zoon van den schrijver naar de opteekeningen en de verschillende papieren door zijn vader nagelaten. In het familie-archief berustte echter nog een andere tekst, de eerste worp van den auteur zelf. Van deze oorspronkelijke tekst is de stijl minder sierlijk dan die van de eerste uitgave, maar die sierlijkheid is een twijfelachtige aanwinst geweest, daar zij ging ten koste van het waarachtige en het schilderachtige. Ook bevat het oude manuscript een menigte anecdoten, die in de eerste uitgave waren weggelaten, waarschijnlijk omdat zij nu en dan lichtelijk gewaagd zijn. Het geeft over de geestesgesteldheid onder de Restauratie, over het verblijf
| |
| |
van Louis XVIII in Gent, over de terechtstelling van den maarschalk Ney bizonderheden, die niet zijn te vinden in de uitgave van 1889 of wel in een geheel anderen geest zijn behandeld.
De auteur dezer Souvenirs, die hij begon te schrijven op zijn achtste jaar, werd geboren in 1788 aan den vooravond der Revolutie, die het gezin zijner ouders uit elkaar sloeg, zoodat hij niet meer dan vijf of zes maanden met zijn familie heeft geleefd en als kind reeds op zichzelf was aangewezen. Zijn vader is genoodzaakt de zijnen te verlaten, zijn moeder vlucht naar Zwitserland om haar leven te redden. Tegen hun zin nemen twee tantes hem op, daarna krijgt hij onderdak bij den deken-pastoor van Fribourg. Hij komt in de gelegenheid zich weer bij zijn moeder te voegen, met wie hij afwisselend in Londen, Altona en Hamburg woont, waarna hij over zee naar Lissabon gaat en dienst neemt in het regiment van Mortemart. Dat kind, dat twaalf en een half jaar oud is, is nu tweede luitenant geworden.
Zijn eerste veldtocht, die van Alemtejo, eindigt met een nederlaag, zijn regiment wordt opgeheven en op de tijding, dat zijn moeder en zijn broer ergens in Rusland zijn, gaat hij daar heen op reis en bereikt door zijn moed en doorzettingsvermogen Odessa, na een tocht over Milaan, Venetië, Weenen, Lemberg. Nauwelijks heeft hij zijn familie teruggevonden of zijn moeder sterft. In Odessa ontmoet hij den hertog de Richelieu, een familielid; de hertog was een vriend van keizer Alexander I, die hem had benoemd tot gouverneur van de Krim. Op diens raad treedt hij in Russischen krijgsdienst met den graad van luitenant bij de Garde en zijn loopbaan is verzekerd. Daar hij op talentvolle wijze verschillende politieke missies uitvoert, neemt de keizer hem op onder de aides de camps. Hij maakt aan Russische zijde de verschrikkelijke ineenstorting van het Fransche leger mee in 1812, de overtocht over de Berezina, waarvan hij de akeligheden beschrijft, de gevechten van Lützen, Dresden en Kulm. Naar aanleiding van het drama van de Berezina maakt hij de opmerking, dat indien het Fransche leger 48 uren later aan de oevers zou zijn gekomen, het zeer gemakkelijk met al zijn bagage daarover
| |
| |
zou zijn getrokken, al zou zijn legerlijn meer dan een mijl breed zijn geweest.
In 1814 is hij tegenwoordig bij de gevechten in Frankrijk bij de overgave van Parijs; hij beleeft de eerste Restauratie, de Honderd-Dagen en het herstel der monarchie.
In zijn hoedanigheid van militair commandant van de stad Parijs moet hij getuige zijn van de laatste levensuren en van de terechtstelling van maarschalk Ney, waarover hij belangrijke bizonderheden meedeelt. Hij is ontstelt over de onbegrijpelijke tekortkomingen van de rechtsgeleerde verdedigers van den maarschalk.
Uit de korte opsomming van den inhoud dezer herinneringen blijkt hun groot historisch belang, niet alleen voor de vakgeleerde, maar ook voor ieder lezer, die uit de werkelijkheid-zelf zijn gedachten wil vormen en uit de eerste hand wil zijn onderricht.
Naar aanleiding van de executie van Ney vertelt de Rochechouart, dat daarbij tegenwoordig was geweest een Hollander, baron van B., generaal in Russischen dienst en ex-gouverneur van Mittau. Deze Hollander had reeds den geheelen nacht om het terrein van de executie gezworven en op het oogenblik, dat het slachtoffer daar aankwam, was het hem gelukt dank aan de uniform, die hij droeg bedekt met veelvuldige decoraties, naar voren te dringen en op zijn gemak het drama aan te kijken. Door den hertog de Richelieu was dat den keizer van Rusland ter oore gekomen, die zoozeer verontwaardigd was over deze onteering van de Russische uniform, dat hij zijn Hollandschen generaal liet roepen, hem op staanden voet uit zijn dienst ontsloeg en hem verbood ooit nog een voet in zijn staten te zetten. Wanneer de schuldige geen vreemdeling ware geweest, zou hij hem gewoon soldaat hebben gemaakt, voegde de keizer er aan toe.
| |
Henri Bordeaux. Le coeur de la reine Hortense. - Paris, Librairi Plon 1933.
Henri Bordeaux heeft voor sommige zijner meest bekende romans een historische omgeving gekozen, b.v. in ‘Amours du
| |
| |
Temps Passé’ en ook in eenige andere werken mengt hij fictie en werkelijkheid door elkaar, laat er historische personen optreden naast zijn eigen creaties. In dit boek is hij zuiver historicus. Dat wil niet zeggen dat hij daar in een droge historicus is, maar dat hij zich aan de historie houdt en er niet bij fantaseert. De schepper van zooveel gestalten heeft zijn intuïtie gebruikt om in het innerlijk van de schoone, sympathieke en ongelukkige Hortense de Beauharnais door te dringen. Uit memoires van den tijd van het eerste keizerrijk is Hortense welbekend en ook zijzelf heeft memoires nagelaten. Madame de Résumat beschrijft haar als een mooi, vroolijk, gratievol jong meisje, met prachtig blond haar. Zij moet daarbij iets zeer aantrekkelijks hebben gehad, wat haar zoon Napoleon III van haar had geërfd.
Het mooie, vroolijke meisje, wier stiefvader alle macht in Frankrijk in handen had, die van haar hield en haar gaarne gelukkig wilde zien, moest ten slotte niets anders ervaren dan teleurstellingen en ongelukken. De geschiedenis heeft haar wel eens voorgesteld als een eerzuchtige intrigante, een genotzoekster maar de werkelijkheid is geheel anders. Zij verkoos voor zich een teruggetrokken leven en zocht slechts den omgang met menschen, voor wie zij genegenheid had. Belangeloos bleef zij na den val van Napoleon hem getrouw en bij hun laatste ontmoeting, het afscheid, dat zij van elkander namen in Malmaison, dwong zij hem een kostbare halssnoer mee te nemen, daar zij meende, dat zulk een waardevol voorwerp hem nog van nut zou kunnen zijn. Ook heeft Napoleon altijd sympathie en een zeker respect voor zijn stiefdochter getoond.
Door den berekenenden wil van haar moeder, keizerin Joséphine, die door een huwelijk in haar eigen familie de Bonapartes aan zich wilde verbinden, werd zij gedwongen Louis Bonaparte te trouwen, die een jaloersch en uiterst achterdochtig echtgenoot bleek te zijn, waardoor het huwelijk totaal schipbreuk leed. Toch had Louis goede eigenschappen en het Nederlandsche volk heeft zich niet te beklagen gehad over de hem opgedrongen koning. Waarschijnlijk geeft Napoleon blijk van het juiste inzicht in deze ongelukkige verhouding
| |
| |
wanneer hij de volgende passage in le Mémorial de Sainte-Hélène laat neerschrijven: ‘Hoe goed, edelmoedig en toegewijd Hortense ook is, zij heeft in sommige opzichten ongelijk gehad tegenover haar man; ik moet dat bekennen, niettegenstaande de genegenheid, die ik voor haar heb en de waarachtige gehechtheid, die ik weet, dat zij aan mij heeft. Hoe vreemd en onuitstaanbaar Louis ook is, hij beminde haar en in een dergelijk geval, waarbij zulke groote belangen zijn betrokken, moet iedere vrouw zich zóóveel beheerschen, dat zij zich overwint; zij moet het verstand hebben op haar beurt te beminnen. Had hij zich kunnen beheerschen, dan zou zij zich het verdriet van haar laatste proces hebben bespaard; zij zou een gelukkiger leven hebben gehad; zij zou haar man naar Holland zijn gevolgd en zij zou er zijn gebleven. Louis zou Amsterdam niet zijn ontvlucht; ik zou niet gedwongen zijn geweest zijn rijk in te lijven, iets wat heeft bijgedragen mij vijanden in Europa te bezorgen en veel dingen zouden anders zijn gekomen.’
Louis was trouwens niet de eerste de beste, hij was een ontwikkeld-man en heeft na zijn abdicatie verschillende werken geschreven, zooals drie deelen Documents historiques sur la Hollande et réflexions sur son gouvernement, Réponse à Walter Scott sur son histoire de Napoleon, Observations sur l'histoire de Napoleon de M. Norvins. Ook twee deelen Poesies, een roman in drie deelen Marie ou la peine d'amour, waarschijnlijk de geschiedenis van zijn ongelukkige liefde voor Emilie de Beauharnais, de nicht van Hortense; ook nog een opera in twee bedrijven Ruth et Noémi, bij welke uitgaaf hij meedeelt, dat dit werk is geschreven ‘selon un nouveau mode de versification proposé par l'auteur’. Wellicht is dit nog niet de volledige lijst zijner werken. Hij wist zich ook de achting van Goethe te verwerven, die over hem aan den groothertog van Weimar schreef: ‘De koning van Holland is mijn buurman. Hij is altijd dezelfde en toch wint hij erbij, hoe meer men hem ziet en hoort spreken.’
Aan Louis heeft het inzicht ontbroken om zijn vrouw eenigszins verstandig te behandelen, maar hij had zijn goede eigenschappen. Waarschijnlijk spreekt Madama de Rémusat wel de waarheid, wanneer zij in haar souvenirs herhaaldelijk beweert,
| |
| |
dat de Bonapartes in het algemeen onaangename menschen waren, en de tegenstand van keizerin Joséphine, waardoor het hem onmogelijk werd gemaakt de vrouw te trouwen, die hij beminde, had aan zijn huwelijk weinig kans tot slagen gelaten.
In dit boek verhaalt Henri Bordeaux van de liefde van Hortense voor Flahaut, de vreugde en smart van haar leven. Zij leerde hem eerst kennen na de scheiding van haar echtgenoot en dus was het toegeven aan haar liefde op een zekere manier geen echtbreuk, maar in zoo ver Hortense en Louis beiden katholiek waren en een katholiek huwelijk hadden gesloten, moet haar overgave aan den vriend wel met dien naam worden aangeduid.
Henri Bordeaux heeft alle plaatsen bezocht, waar Hortense haar leed en haar liefde heeft uitgeleefd. In het kasteel van Arenenberg aan het meer van Constance, teekent hij voor zijn lezers de altijd aantrekkelijke vrouw in de laatste twintig jaar van haar leven, door iedereen bemind, lieftallig voor de bezoekers, bezorgd voor de toekomst van haar zonen. Men kan zich zeer goed voorstellen hoe zij was en hoe haar leven is verloopen in de intimiteit van haar kring uit hetgeen omtrent haar door allerlei getuigenissen is bekend geworden en ook uit haar eigen memoiren, die met groote oprechtheid zijn geschreven. Toen zij te Arenenberg stierf, was haar zoon, de latere Napoleon III bij haar.
De lezer van dit boek vindt er werkelijk in, wat de titel belooft: Het hart van la Reine Hortense.
Frans Erens.
|
|