haagden de ietwat stijve en vrome Marie; zij bracht er tegenwerpingen tegen in, waarop Bettina niet schroomde haar ‘kleiner voreiliger Kerl’ te noemen en ‘kleiner Christ’, wat de verhouding niet verbeterde.
Wij kennen Marie Nathusius niet alleen als gelukkige bruid, vrouw en moeder, maar ook als auteur, vooral van Das Tagebuch eines armen Fräuleins (1854). Het succes van haar roman Elisabeth heeft zij echter niet meer beleefd. Reeds in 1857 stierf zij, nauwelijks veertig jaar oud, twee jaar vóór de grijze Bettina, diep betreurd door haar echtgenoot, haar zeven kinderen, haar vriendin, vorstin Reusz, en een uitgebreiden kring lezers, vrienden en kennissen.
Het is eigenaardig, dat Philipp's dagboek kort na zijn verloving eindigt, en dat dan ook zijn correspondentie met Bettina ophoudt Zij schreef hem, dat zij hem nooit een aardsche bruid had toegewenscht; zij had hem de verhevene en vrije Muze toegedicht! en kon hem dus geen geluk wenschen met een lagere, wereldsche verbintenis. En toen Philipp een poging deed om Marie met Bettina te vergelijken, wees Bettina dit aanstonds af met de woorden: ‘Ich gleiche keiner.’
Philipp Nathusius maakte Matthias Claudius, de lievelingsdichter zijner vrouw, ook tot den zijne. Verder verkeerde hij veel met Hofmann von Fallersleben, Gotfried Kinkel, de gebroeders Grimm. Ofschoon zijn omgang met Bettina was gestaakt, vertoonde zijn tweede dichtbundel nog zeer vele sporen van Bettina's invloed.
In 1848 werd hij redacteur van het Volksblatt für Stadt und Land, dat overal de huisvriend der christelijke kringen werd. Op voorbeeld van het ‘Rauhe Haus’ stichtte hij een reddingshuis voor jongens, - ook al weer een bewijs, dat hij Bettina's invloed ter sociale verbeteringen niet tevergeefs had ondergaan. Den 16en Augustus 1872 stierf Philipp Nathusius te Luzern.
Bettina verzocht aan Nathusius haar aan hem geschreven brieven te mogen terugontvangen, om aldus haar boek Ilius Pamphilius te kunnen schrijven.
Oorspronkelijk wilde zij het onder den titel, dien Varnhagen von Ense haar voorsloeg: Briefe von zwei Demagogen doen verschijnen, en met een voorrede, waarvan Hofmann von Fallers-