| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities. XXIV.
De groei van ons wereldbeeld.
Wetenschap.... voor velen een woord, dat schrik inboezemt; dat beelden oproept van menschen die uitsluitend hersenmachines zijn; wier gesprek uit de droogste en onbegrijpelijkste geleerdheid bestaat, en die u onmiddellijk slaap doen krijgen, of doen verstarren in een wezenloos gehypnotiseerd-zijn.
Is zóó de wetenschap?
Neen! roept de schrijver John Langdon Davies Neen en duizendmaal neen! De wetenschapsman is een dichter! een dichter, die, verre van zich alléén te bemoeien met geologie of zoölogie, met economische zaken of met sport, met culinaire aangelegenheden of met politiek, alle, alle levensvormen omvat en alle levensstroomingen áánvoelt; voor wien alles gelijkelijk belangwekkend is, en die met zijn heldere intuïtie nieuwe waarheden vindt, en nieuwe ontdekkingen doet, - en die, als intermédiair tusschen schepping en mensch, verklaringen geeft, die het wereldbeeld ontzaglijk veel interessanter maken, dan het, zonder zijn hulp, voor den gewonen doorsneemensch, die niet leeft, maar voort-vegeteert in het van ouds bekende, zou kunnen zijn.
Wij interpreteerden hier in onze eigen woorden de bedoeling en het inzicht van den genialen schrijver, die een boek schreef: Man and his Universe, dat in de werkelijk voortreffelijke vertaling van Yge Foppema bij de firma N.V. H.P. Leopold te 's-Gravenhage, in een kloek, keurig uitgegeven deel verscheen, onder den titel: De groei van ons wereldbeeld.
| |
| |
Lees eens den aanvang van § 3, - ik zou dat heele gedeelte graag citeeren omdat het zoo treffend juist en raak is, maar moet het nalaten vanwege de plaatsruimte, - en vraag u af, of het niet zoo is? of de verhouding van publiek en wetenschapsmensch hier niet naar waarheid beoordeeld wordt? Want zegt John Langdon, wat de wetenschapsmensch onbewust in de natuur zoekt, is in de eerste plaats: schoonheid en harmonie, zooals dat het streven is, van iederen kunstenaar! En hij vergelijkt het wetenschappelijk onderzoek dan ook in een zeer gelukkig gevonden term, met ‘het lezen van het grootsche gedicht, dat de wereld is.’
De manier van schrijven van John Langdon is zóódanig, dat men, bij den eersten blik in zijn boek, wordt geboeid, en het niet laten kan, vóórt te lezen tot aan het einde. Zijn stijl is ontzaglijk suggestief en hij behandelt zijn stof zoo smakelijk, dat men zonder het te weten, een massa kennis opdoet!
Verbeeld u niet, dat dit boek ‘te moeilijk’ voor u zal zijn, en dat u er ‘toch niets van zou begrijpen’. Het tegendeel is waar! Het is zoo rustig en eenvoudig geschreven, dat het u niet de minste of geringste moeite kost, het medegedeelde te vatten en te onthouden; veel, waar ge wel eens iets naders over zou willen weten, wordt u uitgelegd; allerlei dingen worden u verklaard, en met gretigheid leest ge voort, omdat uw eigen wereldbeeld ten zeerste door de lectuur wordt verhelderd.
De schrijver verliest zich niet in theorieën, fantasieën of philosophieën; hij vertelt wat de onderzoekingen der wetenschapsmannen in den loop der eeuwen hebben opgeleverd, en het is enorm interessant, te lezen, ‘hoe de wereld den mensch voortbracht’, hoe het middeleeuwsche wereldbeeld er uitzag en hoe de eerste renaissance de inzichten veranderde, hoe b.v. Newton, Dalton en Darwin de wereld zagen; en hoe de nieuwe renaissance staat tegenover de wereld en den mensch. De auteur dringt ons geen eigen overtuigingen op; hij vertelt slechts.... en hij vertelt op zoo'n duidelijke, aangename en ongecompliceerde wijze, dat zelfs de eerste de beste leek in staat is, zijn beschouwingen te volgen. Portretten en curieuse afbeeldingen verluchten den tekst, die getuigt van een diepgaande kennis en een overgroote belezenheid; (een namen-register aan het slot
| |
| |
zal goeden dienst bewijzen, als bij een herdruk het er in werd geplaatst!) De schrijver bepaalt zich niet alleen tot de wetenschapsmenschen, hij introduceert o a. William Blake bij het publiek, de zonderling die een eigen denkleven had, en waarlijk niet krankzinnig was, als waarvoor hij soms werd uitgekreten.
De schrijver erkent den lezer geen ‘zekerheid’ te kunnen bijbrengen, maar welke mensch is daartoe in staat? Het blijft toch altijd tasten, zoeken, gissen, raden.... en tot dusverre is elk wereldbeeld door latere onderzoekers weer omver geworpen en weg-geredeneerd. Maar wij weten tenminste hetgeen de vroegeren niet wisten wat er verkeerd is in verouderde voorstellingen, en dat alles ten slotte, om met Einstein te spreken, ‘betrekkelijk’ is! Maar de wetenschap staat niet stil, en elke dag haast brengt nieuwe verrassingen en ontdekkingen....
De verzoeking is groot, om lange brokken aan te halen, maar de plaatsruimte ontbreekt. En laat de lezer dus maar, zonder er staaltjes van te zien, vertrouwen dat De groei van ons wereldbeeld (deze Hollandsche titel is óók een bewijs, hoezeer de vertaler in zijn werk is geweest!) een boek is, dat heusch door elk modern mensch moet worden gekend!, omdat de auteur verstandig is en welbeheerscht, deip gevoelig, zonder ooit sentimenteel te worden), veel humor heeft, en over een grondige en uitgebreide mate van kennis beschikt. Laten we eindigen met deze mooie woorden:
‘Wanneer de moderne mensch de wetenschap begint te begrijpen, ontdekt hij, dat zij hem evenzeer verheft, als het luisteren naar mooie muziek, of het lezen van een schoon stuk proza. Zij voert hem naar het land aan gene zijde van goed en kwaad, waar geluk en smart vervloeien en opgelost worden in een gevoel van eerbied, ontzag en diepen vrede.’
N.G.
| |
Mode-methamorphosen.
Het is misschien wel eens meer gezegd, maar het is een feit, dat de mode medehelpt om de geschiedenis der menschheid te schrijven. Over de psychologie der mode zijn groote standaardwerken geschreven, en historische geschriften over verschillende tijdperken zijn niet compleet, zonder afbeeldingen, of tenminste
| |
| |
beschrijvingen der mode. De mode is de plastische uitdrukking van den uiterlijken toestand, waarin een land verkeert, en 1 et innerlijke karakter zijner bewoners. Uit de mode kan men opmaken, of een volk aesthetisch is en prachtlievend, of het intellectueel ontwikkeld is of primitief, of het in goeden of slechten doen verkeert, of het smaakvol is, of niet-volwaardig, of het ernstig is of lichtzinnig of het op een hoogen trap van geestelijke beschaving staat of niet.
Boeken over de mode zijn altijd interessant. Ze zijn even interessant als authentieke dagboeken, brieven, mémoires, omdat de mode een der belangrijkste onderdeelen is der algemeene cultuur. De mode op te vatten als uitsluitend iets frivools, en dus minderwaardigs, is uiterst bekrompen en dom. De mode gaat mee met de tijdswijzigingen en met de veranderingen in den menschelijken geest, en geeft daar expressie aan!
Er is zoo juist een zeer moor boek verschenen, samengesteld door mevrouw Derkinderen-Besier, en in royaal formaat, met tallooze afbeeldingen, uitgegeven door de firma Querido te Amsterdam.
Mevr. Derkinderen koos voor haar te behandelen stof de kleedij onzer voorouders in de 16e eeuw. En het is wonderbaarlijk, hoeveel daarover te vertellen valt. De schrijfster heeft haar materiaal zeer overzichtelijk verdeeld en dus is zij geregeld in hare beschouwingen te volgen. En het is ongelooflijk, hoeveel kennis mevr. D. heeft verworven: daar moet een langdurige en diepe studie aan zijn vooraf gegaan! Maar de schrijfster heeft haar moeite niet vergeefs gedaan, want het resultaat van haar arbeid is dusdanig, dat velen, zeer velen het boek in hun bezit zullen willen hebben; want wilt ge het wel gelooven, lezers, door de geschiedenis der mode te lezen, gij tallooze romans meebeleeft van menschen, die werkelijk hebben bestaan? Wij leeren het intieme leven onzer voorouders kennen, en worden op de hoogte gebracht van hunne zeden en gewoonten. Haast ieder beschaafd mensch houdt van geschiedenis, omdat deze zoo onderhoudend en zoo leerrijk is; maar wilt ge geschiedenis lezen, waaraan alle droogheid en zakelijkheid en nuchterheid ontbreekt, neem dan dit boek ter hand, dat u op de aangenaamste en boeiendste wijze onderricht, en dat
| |
| |
telkens weer kan worden opgeslagen, omdat men er nooit in raakt uitgelezen en uitgekeken. Wij vernemen iets over de gilden. en over de kleermakers en kleermaaksters, over het aanpassen der kleederen, het dragen van geërfd goed, over de amusementen dier dagen, de huiselijke gebruiken.... en een kleurig visioen verrijst voor ons, dat zeker boeiender is, dan de boeiendste bioscoop. (Als deze woorden nu geen hoogen lof inhouden dan weet ik het niet!) Mevr. Derkinderen maakt de zeer juiste opmerking, dat authentieke kleederen uit dien lang vervlogen tijd zoo uiterst zeldzaam zijn, en dat men zich dus met de afbeeldingen op schilderen moet behelpen. Deze hebben echter het voordeel, dat de kleuren niet verbleeken, terwijl dit met de kleederstoffen-zelf zeer zeker het geval is. Ja, het fade worden der kleederen en het schemerige weg-schimmen der eigenlijke tinten, maakt de kleuren zelfs meestal van een groote bekoring.... en er zullen wel weinig menschen zijn, die vieux rouge niet boven ‘rood’ en vieux rose niet boven ‘rose’ en vieil or niet boven ‘goud’ verkiezen! De tijd heeft al het harde, banale, opdringerige der oorspronkelijke kleuren weg-gewischt, als met een liefhebbende hand.... en men zou het zóó misschien kunnen uitdrukken, dat verbleekte kleederen uit vroeger eeuwen het beeld van een aesthetischen weemoed zijn....
Het boek van mevrouw Derkinderen behoort door zijn inhoud en aard tot de standaardwerken, waarover ik hierboven sprak; het blijft altijd belangrijk, en wordt in de aandacht van geheel beschaafd Nederland aanbevolen. Immers, zooals Carlyle in zijn Sartor Resartus zegt: (een uitstekend motto!)
....clothes, as despicable as we think them, are so unspeakably significant.
J.K.-R.v.S.
|
|