en daarbij alle vertalingen, die ik maar ter hand kon krijgen, raadpleegde, het meest van de zijne had geprofiteerd, die van 1898-1901 onder den titel ‘Herscheppinge of de gouden ezel van Lucius Apuleius’ in de collectie der ‘Klassieke schrijvers’ no. 54-59 is verschenen, en dat ik zulks ook in mijn bovengenoemd werk - in de 2 opl. (1919) p. 39 aanm. 4) - had vermeld. Tot mijn groot leedwezen heb ik H. Boeken sindsdien niet meer ontmoet.
Ja, die Apuleius-vertaling van H. Boeken is een meesterlijke prestatie. Hij heeft den evenzeer mystieken als mondainen auteur uit de tweede eeuw na Chr., wiens vaak ingewikkelde zinsbouw en kleurig-gekunstelde verhaaltrant het uiterste van een vertaler eischen, met groote nauwkeurigheid en fijne artisticiteit weergegeven. Het beste lijkt ons, ter kenschetsing, hier een passage, eerst in het Latijn, daarna in de vertaling, den lezer ter beoordeeling aan te bieden. Wij kiezen daartoe uit de beschrijving van de godin Isis, in Metamorph. XI, 3 vlg., zooals zij aan den hoofdpersoon van den roman, Lucius, verschijnt in de volle praal van haar goddelijken tooi, dien men ook op antieke standbeelden van haar aantreft:
Iam primum crines uberrimi prolixique et sensim intorti per divina colla passive dispersi molliter defluebant, corona multiformis variis floribus sublimem destrinxerat verticem, cuius media quidem super frontem plana rutunditas in modum speculi vel immo argumentum lunae candidum lumen emicabat, dextra laevaque sulcis insurgentium viperarum cohibita, spicis etiam Cerialibus desuper porrectis...... multicolor, bysso tenui pertexta, nunc albo candore lucida, nunc croceo flore lutea, nunc roseo rubore flammida, et quae longe longeque etiam meum confutabat optutum palla nigerrima splendescens atro nitore, quae circumcirca remeans et sub dexterum latus ad umerum laevum recurrens umbonis vicem deiecta parte laciniae multiplici contabutatione dependula ad ultimas oras nodulis fimbriarum decoriter confluctuabat. per intextam extremitatem et in ipsa eius planitie stellae dispersae coruscabant earumque media semenstris luna flammeos spirabat ignes. quaqua tamen insignis illius pallae perfluebat ambitus, individuo nexu corona totis floribus totisque constructa pomis adhaerebat.
Een zeer schilderachtige, maar niet in alle opzichten duidelijke