| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Er is een manier van gelijk te hebben, welke ieder tegen den gelijkhebber inneemt. Honderd jaar geleden werd het Duitsche volk een natie van dichters en denkers geacht te zijn. Het stond hoog aangeschreven in de geestelijke waardeering van alle beschaafde volken. Door een samenwerking van ingewikkelde oorzaken, welke hier op dit oogenblik niet kunnen worden aangewezen, heeft het zich herschapen tot een volk, dat, hoezeer toch geestelijk ontwikkeld, het soms noodig vindt om met de vuist op tafel te slaan om de omringende volksgemeenschappen en de andere, waarmee het van verre of van nabij heeft te maken, te overtuigen van zijn superioriteit. Wie ziet echter niet in, dat het Duitsche volk en zijn regeering, vóór en gedurende den oorlog belasterd, en daarna door de vereenigde kracht der overwinnaars mishandeld werden? Onder het valsche voorgeven, dat Duitschland, en Duitschland alleen, schuld droeg aan den oorlog, werd te Versailles op zijn rug een vredestractaat ingebrand, dat een onuitwischbaren smaad is voor hen, die dit in woedende oorlogspsychose deden, en aldus een geesel werden, niet slechts van het Duitsche volk, maar van alle andere: overwinnend, overwonnen of neutraal.
Hoe ontstellend voor andere volken de Duitsche vuistslag op de tafel der Geneefsche z.g. ‘Ontwapeningsconferentie’ ook zij, het feit van de uittreding van Hitlers ‘Dritte Reich’ uit den Volkenbond en diens vage en tot niets goeds leidende ontwapeningsbesprekingen, lijkt eerder geschikt den benauwden, drukkenden, ja, haast verstikkenden dampkring, waarin
| |
| |
de door haar leiders misleide menschheid droomde van de mogelijkheid, de bestaanbaarheid van ‘Vrede op aarde’, wel te verstaan in den toestand, waarin deze planeet der jammeren nog steeds voortgaat naar een toekomst, welke ondanks alles schoon en verheven kan zijn, te zuiveren en op te klaren. Het is goed, dat de volken inzien, dat er voor zeer langen tijd van een wereldvrede geen sprake kan zijn. Niet dat een oorlog in het Westen gedurende het eerste tiental jaren mogelijk is. Het ‘Dritte Reich’ kan er naar streven met moedwillige-veronachtzaming van het te Versailles op zijn rug ingebrande schandmerk zich met spoed en met al den krijgsgeest, dien het ‘Volk van dichters en denkers’ van weleer bewezen heeft te bezitten, het is voor vele jaren niets tegen het zwaar bewapende en achterdochtige Frankrijk. Om niet eens te gewagen van een mogelijkheid, dat laatstgenoemd land ook in de naaste toekomst misschien zou kunnen rekenen op de hulp tegen een opnieuw bewapend Duitschland van zijn tegenwoordige bondgenooten en helpers. Een bewapeningswedren dan in het hart van Europa? Men zou zeggen: zij is niet mogelijk Van alle kanten betuigen de staatslieden, Adolf Hitler mee, hun vredesverlangen. Maar Duitschland heeft gelijk er voor te bedanken nog langer beschouwd te worden als een gevaarlijk individu in den trant van dien oogenschijnlijk onnoozelen knaap Marinus v.d. Lubbe, levend raadsel van tegenstrijdige geestesgesteldheid, die voor eeuwen zich berucht heeft gemaakt onder de befaamdste brandstichters der geschiedenis, door de menschheid, waanzinnige moeder soms, voort gebracht. Het is Duitschland's recht rechtsgelijkheid te midden der volken voor zich op te eischen. Rechtsgelijkheid door de volken in den Geneefschen Bond tezamen, het eerst schoorvoetend en met tal van onuitgesproken geestelijke restrictie's toegekend doch welke het werd geweigerd, toen het er op aan kwam in zijn bewapeningen met de groote mogendheden
te kunnen òp-, of te kunnen neergaan. Een bewapeningswedloop in Europa, men ziet het allerwege, ook in Frankrijk in, is onmogelijk, wil de menschheid van dit werelddeel den chaos, welke haar bedreigt, ontkomen. Doch waarom is dan een algemeene en geleidelijke ontwapening zoo moeilijk bij het onmogelijke
| |
| |
af? Omdat op den achtergrond Japan dreigt, het gele ras tegen het blanke, dat Japan 't welk ook eens tot den Volkenbond behoorde, doch zich daaruit heeft terug getrokken, wijl het heeft ingezien, dat er, gegeven de algemeene mentaliteit der menschheid, met dit Vredesinstrument allerminst gelegenheid is voor het gele ras, dat, te recht of te onrecht, zijn tijd gekomen acht, de overheerschers van de laatste eeuwen, de aanmatigende, gevaarlijke, huichelachtige overheerschers uit het Westen, te vervangen, althans binnen hun eigen grenzen terug te stooten. Doch het blanke ras, nog steeds beheerscht door een economisch systeem en een levensinzicht, door een genie 't welk zelfs door middel van ongekende materieele en mechanische verfijningen, zich-zelf en de menschheid voortdurend heeft vergroofd, wenscht zijn afbrokkelende en ondermijnde macht tegenover welk gekleurd ras ook te behouden, en is bereid om die met elk denkbaar geweld tegen welke gekleurde belagers ook te verdedigen.
Om deze reden, en om deze reden alleen, kan er zelfs voor verwijderde toekomst van een werkelijke ontwapening of vermindering van bewapening niets komen, of Duitschland zich bewapent of niet. Integendeel, het Duitsche volk, dàt van de vroegere denkers en dichters, heeft zoozeer bewezen oorlogsgenie te bezitten, dat niet minder dan vrijwel de geheele wereld er voor noodig was om het te overwinnen. En nog zou zijn nederlaag door al de tegen den Duitschen vijand tezamen geroepen machten misschien onmogelijk zijn geweest, indien hij niet in den rug ware aangevallen door geestelijke krachten uit het Oosten, ofschoon hij daar een vernietigende overwinning had behaald op de reeds lang rottende materieele macht van het Russische Czarisme. Het Duitsche volk, eertijd geestelijk zoozeer geroemd, en dat, hoe het zich ook uit, nog steeds een even lichtende als weldadige geestkracht kan toonen - zei men niet, dat Frankrijk's ‘Tweede Keizerrijk’ overwonnen was door den Duitschen schoolmeester? - het Duitsche volk, materieel en geestelijk sterk als weinig anderen, is, wil het Westen, wil Europa zich handhaven tegen het Oosten, tegen Japan in het bijzonder, daartoe misschien volstrekt onmisbaar.
Hoe ongaarne men in Europa Duitschland's herbewapening
| |
| |
ook ziet, zij gaat evenwijdig met het ontwaken van Azië, zooals het door Japan wordt wakker geschud. Japan is zelfs gevaarlijk voor het Rusland der Soviëts, goedigen Cyclopischen reus met verkeerd staande handen en een dubbel stel gevoelshersenen, die het nooit tot een werkelijke bedreiging van het Westen zou hebben gebracht zonder Joodsche, Armenische en Duitsche aansporing. Daarom ook was het internationaal contrôle-stelsel voor de bewapening, toegepast allereerst op het ontwapende, maar zeer gevreesde, vernederde Duitschland, doch ook bedoeld voor Japan, een van die kwalijk-bedachte middelen om het Vredesdoel te bereiken, dat alleen kon worden uitgedacht door hersenen van staatslieden, ten einde raad. Geen bewapeningswedloop! Ongelukkige volken, welker regeeringen reeds achter haar adem voort rennen om zich te land, op zee, in de lucht, onder den grond te bewapenen tegen een nog onaanwijsbaren vijand, doch wiens naderende voetstappen en geschutgedreun zij angstig beluisteren. Zoo wanhopig zijn allerwege de economische toestanden niet, zooveel honger, koude, gebrek wordt er nergens geleden, of de regeeringen, in het bijzonder die welke het toekomstige lot der menschheid besturen, wijden het kostbaarste deel van arbeid, zweet en ontbering harer bevolkingen, de kostbare uren van haar bedenking aan verdelgingsmiddelen.
Waarom dan geen geloof te hechten aan het manifest der Duitsche regeering aan haar volk, waarin zij zegt: ‘De Duitsche rijksregeering en het Duitsche volk zijn eensgezind in het verlangen een politiek des vredes, der verzoening en der overeenstemming te voeren als grondslag van alle besluiten en handelingen.’
‘De Duitsche rijksregeering en het Duitsche volk verwerpen derhalve het geweld als een onbruikbaar middel tot opheffing der bestaande geschillen binnen de Europeesche statengemeenschap.’
‘De Duitsche rijksregeering en het Duitsche volk hernieuwen de gelofte, tot elke wezenlijke ontwapening der wereld met vreugde hun instemming te zullen geven met de verzekering van hun bereidwilligheid om ook het laatste Duitsche machinegeweer te vernietigen en den laatsten man uit het
| |
| |
leger te ontslaan, voor zoover de andere volken tot hetzelfde besluiten.’
‘De Duitsche rijksregeering en het Duitsche volk koesteren samen den oprechten wensch met de andere naties, met inbegrip van al onze vroegere tegenstanders, in den geest van overwinning van de oorlogspsychose en tot uiteindelijk herstel van oprechte betrekkingen met elkaar alle hangende vraagstukken zonder hartstocht langs den weg van besprekingen te willen onderzoeken en oplossen.’
‘De Duitsche rijksregeering en het Duitsche volk verklaren zich daarom te allen tijde bereid door het sluiten van continentale nonagressie-verdragen op zeer langen termijn den vrede in Europa te garandeeren, de economische welvaart te dienen en in het algemeen aan den cultureelen wederopbouw deel te nemen. De Duitsche rijksregeering en het Duitsche volk zijn echter vervuld door dezelfde opvatting, ingegeven door eer, dat het toestemmen in de gelijkgerechtigdheid van Duitschland de onvermijdelijke zedelijke en zakelijke voorwaarde is voor eenige deelneming van ons volk en zijn regeering aan internationale instituten en verdragen.’
Waarom te twijfelen aan de oprechtheid dezer betuiging? Omdat de bestaande mentaliteit der zoogenaamde beschaafde volken, Japan inbegrepen, afkeerig is van vrede, tenzij op voorwaarde de zwakkere volken op, laat ons aannemen ‘beschaafde’ wijze, te kunnen overheerschen. Voor een werkelijken wereldvrede is er eenheid noodig. Eenheid van levensinzicht, levensbedoeling, levensopvatting: ethische eenheid kortom. Is die eenheid mogelijk in een wereld zoo in alle opzichten verdeeld als ‘deze beste van alle mogelijke werelden’, waarop het ons lot is te leven? Deze vraag zoo gesteld, wie zal haar bevestigend beantwoorden? Ook deze schrijver gelooft met Leibnitz, dat alles zich ten slotte ten goede keert ‘in deze beste van alle mogelijke werelden’, mits men het wereldgebeuren en de ontwikkeling der menschheid’ sub specie aeternitatis’ beoordeelt.
Eigenlijk vindt Duitschlands breuk met den Volkenbond, waarvan het slechts sinds enkele jaren lid was geworden, Duitschlands vuistslag op de Geneefsche Conferentietafel slechts
| |
| |
goedkeuring bij den Japanschen minister van oorlog Araki, en bij - is het verwonderlijk? - den jongen Krupp te Essen, sinds driekwart eeuw, d.w.z. de zaak, wapenleverancier van het overwinnende Pruisen en het Duitsche Keizerrijk. MacDonald, Groot-Britannië's ‘Prime minister’ mag gezegd hebben, dat wanneer de Geneefsche ontwapeningsconferentie mislukte Europa zou vervallen tot den chaos, en zij is vrijwel mislukt omdat zij hoopte iets onmogelijks te kunnen bereiken.
‘Wij gelooven, zei Hitler, dat Europa andere dingen te doen heeft, dan haat en wraak te bestendigen. De volken hebben er recht op, dat hun regeeringen eindelijk er een begin mee maken om de groote problemen op te lossen. Wij hebben niet al te veel tijd meer te verliezen, en, wanneer de volken eens tot de overtuiging komen, dat hun regeeringen niet bereid, of in staat zijn om deze problemen op te lossen, dan zou het best mogelijk zijn, dat de volken ten slotte tot het laatste middel hun toevlucht nemen, tot het bolsjewisme. Wij willen niet met het bolsjewisme dreigen, want wij hebben dat in ons land reeds overwonnen.’
‘Als men ons vraagt: waarom verlaat gij dan de internationale conferenfies, dan antwoorden wij: omdat wij daar niet heen zijn gekomen om als een tweede rangs natie behandeld te worden.’
En toch.... de Volkenbond bestaat ‘e pur si muove’, zei Galileo Galilaï van onze aarde. Goddank, er bestaat over heel de wereld zoo iets als goede bedoelingen en die vinden te Genève haar centrum. Reeds geschokt in zijn gezag door Japan's uittreden, verzwakt door het feit, dat noch de Vereenigde Staten noch Soviët-Rusland er lid van zijn, is de Duitsche vuistslag op de Conferentietafel, gevolgd door Duitschland's heengaan uit de Conferentiezaal, een voor de goede bedoelingen der menschheid noodlottig feit. Maar een bewijs, dat Duitschland's ‘Nazi’-regeering niet gesloten is voor bedachtzaam overleg en practisch inzicht is te vinden in de door den rijksminister van economische zaken uitgevaardigde verordening, waarin hij, ofschoon wat laat, te kennen geeft, dat in het bedrijfsleven het maken van onderscheid tusschen arische en niet-arische of niet gehéél-arische firma's en dit speciaal bij het aanknoopen van
| |
| |
handelsbetrekkingen, niet door te voeren is. ‘Het maken van een dergelijk onderscheid met het doel niet-arische firma's te boycotten, zou noodzakelijkerwijs tot ernstige storingen van het economisch herstel aanleiding geven, wat een ongunstigen invloed op de arbeidsmarkt zou uitoefenen.’ Men weet, dat de Nederlandsche regeering met het oog op de toestrooming van duizenden Joodsche vreemdelingen naar ons benarde land, en hun dreigende vestiging aan de Nederlandsche arbeidsmarkt het vraagstuk der bescherming van internationale minderheden te Genève aanhangig had gemaakt, en hoewel daartegen van Duitsche zijde, toen het ‘Dritte Reich’ nog tot den Volkenbond behoorde, ernstige en zelfs hatelijke bezwaren waren opgeworpen, stond men aan dien kant ook op dit punt bloot aan algemeene afkeuring om de wilde en onredelijke handelwijze tegen Joden in Duitschland in het algemeen, zelfs tegen hen, die van ouder tot ouder in Duitschland hadden geleefd, wier voorvaderen Duitschland en zijn volk mee hadden helpen verheffen in de familie der volken, wier tegenwoordige aanhangers van den Joodschen godsdienst hadden meegestreden en mee geleden in den oorlog en mee hielpen om Duitschland's economisch herstel te bevorderen. In zekeren zin dus is de wijziging der Duitsche regeeringshouding tegenover firma's van niet-arische of slechts gedeeltelijk arische huishouding een scheut water in den zoo hoog geroemden Duitschen arischen wijn, en het Nederlandsche initiatief ten opzichte van dit vraagstuk mag men er dank voor weten, al werd er voor ons en voor de Joden niet zoo heel veel mee bereikt. Het ware verstandiger geweest indien de Duitsche machthebbers van het oogenblik hun arischen wijn wat eêr hadden aangelengd, dan was hun de drank niet naar het hoofd gestegen.
Van Oostersche zijde, door den Britsch-Indischen gedelegeerde Mitter, en van Chineesche zijde door den bekende Chineesch-Christen staatsman Wellington Kou, werd beduchtheid uitgesproken voor de vermindering van het gezag van den Volkenbond en het feit, dat allerwege ernstige critiek op zijn streven en besprekingen wordt geoefend. Maar hierboven werd reeds te kennen gegeven, dat de goede bedoelingen, welke er hun centrum vinden, nog voor langen tijd niet veel meer dan
| |
| |
goede bedoelingen kunnen zijn. Trouw op hun post, vast bij hun streven zijn echter de mannen - en vrouwen - die naar middelen zoeken om met den Bond verder te komen dan tot goede bedoelingen. In Duitschland-zelf hebben in de Nationale Synode te Wittenberg 2000 predikanten een protest gezonden aan den Volkenbond om zich te verzetten tegen de maatregelen, welke door Duitschland's tegenwoordige regeering tegen hun Kerk worden toegepast, ook tegen de nieuwe rassenoorlog tegen ‘Juda’. Maar het is vooral de leider van de Pan-Europa-beweging, graaf Coudenhove-Calergi, die streeft naar eenheid in Europa, vooral van de kleinere staten, een blok in Oost-Europa en in West- en Noord-Europa, en hij somt de meer dan twintig Europeesche Staten op, welke zich aldus zouden kunnen vereenigen tot ‘de Vereenigde Staten van Europa’, welke twee derden van het Europeesch Continent, met meer dan de helft der Europeesche bevolking, zouden bevatten en grooter en invloedrijker kunnen worden dan de Vereenigde Staten van Amerika. Helaas, het is nog slechts een droom, waarvan de verwerkelijking ook den heer Coudenhove-Calergi niet helder voor den geest staat.
|
|