| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities. XXIII.
Het literaire kunstwerk.
‘De woordkunst is de meest directe van alle kunstuitingen. Marmer, brons, instrumentale klank, verven, zijn alle stoffelike materialen waarin de kunstenaarsgeest zich projecteert en zijn leven beeldende verwerkelikt. De taal echter is de onmiddelike spraak van de geest, de hem aangeboren uitingswijze’, zegt de heer W. Kramer, in zijn alleszins leesbaar werkje Het literaire kunstwerk (uitgave van J.B. Wolters, Groningen, den Haag, Batavia.)
De bedoeling van den heer Kramer, leeraar aan de R.H.B.S. te Wageningen, is een inleiding te geven tot het lezen van literaire kunst.
De heer Kramer doet met deze poging een allernuttigst werk. Lezen kan iedereen in ons land, waar, onder de huidige generatie en dank zij de leerplichtwet, geen enkele analphabeet meer bestaat. Maar hoe leest men? Dikwijls op dezelfde wijze, waarop men de ons omringende buitenwereld beschouwt, terwijl men innerlijk met heel andere dingen bezig is. Lezen, zonder dat daarbij ons intellect, ons begrip in werking wordt gesteld, is even doelloos en nutteloos voor onze geestelijke ontwikkeling, als het aantrekken van onze handschoenen of het eten van een appel is. Door middel van den druk zijn de moeilijkste problemen van alle tijden gemeen goed geworden, ieder, die de kunst van lezen verstaat, kan ze benaderen, maar.... ze worden niet tot een geestelijk eigendom van dengene, die zonder herseninspanning, alleen met zijn oogen leest. Kinderen en jonge menschen, dikwijls tot twintigjarigen leeftijd toe, zijn maar al te zeer geneigd, tevreden te zijn met het
| |
| |
eten der letters, zonder zich er om te bekommeren of deze wel voldoende kunnen worden gedigereerd. Zij lezen bewusteloos, dit is, zonder bewustzijn. Zij staan voor niets, zij begrijpen alles, zij nemen het gelezene in zich op, zooals bijna alle eerste-klasse-schoolkinderen gedachteloos den onderwijzer nabauwen: roos of peer of oom, terwijl slechts een enkele uitzondering, een bij uitstek schrander en zelf-denkend kind terugdeinst voor het verbijsterende feit, dat afzonderlijke letters een woord vormen, en dat dit woord weer een begrip vertegenwoordigt.
Een bekend auteur verwonderde zich erover, dat hij in zijn jeugd Adonaïs van Shelley gelezen had en er niet de minste moeite mee had gehad, terwijl hij, het gedicht op veel later leeftijd overlezende, telkens op lastige plaatsen stuitte. Dit is echter een gewoon verschijnsel! Op later leeftijd las de ernstiger, degelijker, bezonnener geworden schrijver héél anders dan in zijn jeugd, - namelijk met veel meer kennis, inzicht en begrip, dus met meer drang tot precieser willen weten.
Een jong, onervaren schrijfstertje durfde het bestaan mir nichts dir nichts deze uitspraak te plaatsen: ‘En als je dan eens een veertien dagen in Plato geneusd hebt, en niet kan begrijpen, hoe anderen dien man zoo onbegrijpelijk vinden....’
Maar zou deze dame, thans rijper en hopelijk verstandiger geworden, zich nu niet een beetje schamen voor dezen ontzaglijken onnoozelheidsflater uit haar jongere dagen?.... Om velen dergelijken pedantjes lateren spijt over zoo'n onvoorzichtigen lapsus te besparen, kan dit beknopte en toch zoo rijke werkje van den heer Kramer uitmuntende diensten doen. Lezen, goed kunnen lezen, met geest en ziel en zinnen, met zijn algeheele persoonlijkheid, is een verrukkend genot, waarbij haast geen enkele andere vreugde kan halen in intensiteit. En daarom, gij, die u nog niet open-van-hersenen genoeg voelt, die nog aarzelig tegenover het kunstwerk staat, omdat het u te groot, te geweldig lijkt, geef u over aan de leiding van den kundigen en wèlbelezenen heer Kramer, en laat u door hem gelukkiger maken dan ge dit nog uit uzelven kon zijn.
Ongemerkt leert en wegwijst de heer Kramer degenen die hem volgen op het pad, dat hij voor hen baant. Hij onderwijst hun niet alleen de leeskunst, hij brengt hun ook critiek bij, en onder- | |
| |
richt hen, hoe zij echt van maak-werk kunnen onderscheiden. Achter dit er zoo bescheiden uitziende boekje ligt een overgroote rijkdom aan kennis, studie, en belezenheid, en wij geven dezen betrouwbaren en ervaren auteur gaarne een woord van waardeering als geleide mee op zijn tocht door de literatuur als spoorzoeker, padvinder en gids.
Eerbied, eerbied voor het literaire kunstwerk, predikt de heer Kramer, niet in zoovele woorden, maar door de manier, waarop hij er over schrijft. En in verband daarmee herinneren wij onzen lezers aan wat wij schreven in het Maandoverzicht van Januari 1932 (Letterkundige notities No. I) over het lezen van verzen, waar in het kort dezelfde eischen aan den lezer worden gesteld, als de heer Kramer hier doet. Inderdaad aan de ontwikkeling van het lezend publiek in het algemeen ontbreekt nog al iets, - doch, dat een boek als het bovengenoemde, het licht kan zien, geeft gegronde hoop op de toekomst! En daarom, laat ieder, die het zich veroorloven kan, dit werkje aanschaffen, al ware het slechts alleen ter vermeerdering van eigen levensgeluk, waarbij dan nog het voordeel van grooter ontwikkeling komt.
(Bij een herdruk ware het misschien mogelijk bij alle citaten van verzen den naam van den dichter te plaatsen.)
N.G.
| |
Machten van dezen tijd.
Wanneer er een boek verschijnt, dat zich aankondigt als ‘een overzicht van de voornaamste problemen der hedendaagsche internationale politiek’, dan is de allereerste vraag, die in ons oprijst:
- Is de schrijver objectief? Of maakt een duidelijk merkbare subjectiviteit zijn uitspraken maar gedeeltelijk te vertrouwen, en zijn ze dus niet voor iedereen te aanvaarden? Wie niet van uien houdt, kan geen enkele spijs dulden, waarin deze vegetabiliën zijn verwerkt, en wie bovenalles de krenten lief heeft, kan zelfs geen kippenpastei apprecieeren, omdat daarin die kleine zoeterdjes niet te vinden zijn....
De schrijver van het omvangrijke werk: Machten van dezen tijd, uitgegeven door de, steeds zijn voelhoorns naar alle kanten
| |
| |
uitstekende Wereldbibliotheek te Amterdam, de heer Dr. Jan Romein, heeft deze gebruikelijke vraag voorzien, en haar al bij voorbaat beantwoord in zijn Woord vooraf, waarin hij spreekt ‘over de netelige kwestie der zoogenaamde objectiviteit’. Hij betoogt, dat er een bewuste en een onbewuste subjectiviteit bestaat, en dat men zich voor de eerste hoeden kan, doch niet voor de tweede. En hierin heeft Dr. Romein gelijk. Er bestaat haast geen persoon ter wereld, die volkomen, in alle opzichten en naar alle kanten heen, is als papier blanc, waarop alle historische gebeuringen kunnen worden neergeschreven, zonder dat het papier iets voelt van sympathie of van antipathie.
‘Deze beide vormen van subjectivisme, het onbewuste, dat zichzelf tot maatstaf neemt, en het bewuste, dat wel “eerlijk” de “echte” cijfers geeft, maar weglaat wat in het betoog minder past, acht de schrijver vermijdelijk, en hééft hij ook steeds in dit werk trachten te vermijden’.
Is daarmee gezegd, dat het dus objectief is?
‘Allerminst’, zegt Dr. Romein in volledige oprechtheid. Want een mensch kan zijn eigen persoonlijkheid niet verloochenen, evenmin als hij over zijn eigen schaduw kan springen, maar natuurlijk kan en moet men zich onthouden van al het expresse, propagandistische en dogmatische. En de schrijver hoopt, dat men, met de bovenvermelde restrictie, zijn boek als objectief zal willen aanvaarden.
En zeker, dat doen wij dan ook. En lezen zijn boek; de problemen, welke de hr. Romein behandelt, zijn zóó ontzaglijk belangrijk, dat wel geen mensch van heden er onverschillig tegenover staat. Dit werk bedoelt een leiddraad te wezen bij het lezen van de rubriek ‘buitenland’ in de krant, en dat zulk een leiddraad noodig is van een bezonnen en bezonken intellect, naast het dikwijls haastige, oppervlakkige en dus onvoldoende werk der journalisten zal stellig niemand ontkennen!
De schrijver heeft zijn belangrijke en omvangrijke stof in overzichtelijke hoofdstukken verdeeld, als daar zijn: Het Imperialisme. De liquidatie van den wereldoorlog en het herstelprobleem. Het Britsche wereldrijk. Het Amerikaansche rijk. Frankrijk en Europa. Italië in de Middellandsche Zee en het Fascisme. Duitschland tusschen de Mogendheden. Oost Europa
| |
| |
en zijn problemen. Sowjet-unie. Communisme. De wereld van den Islam. Verre Oosten. Groote Oceaan. En al deze hoofdstukken beschouwen het opgeworpen probleem van alle kanten, en geven een duidelijk inzicht in de dingen waarom het gaat.
De stijl van Dr. Romein is overal helder, vloeiend, en niet minder dan 37 afbeeldingen, kaarten, diagrammen, schematische voorstellingen, enz. verduidelijken den tekst, terwijl een tabel van jaartallen 1918 tot 1932 de voornaamste feiten van die jaren vermeldt, zoodat men een klaar overzicht krijgt der ‘nieuwste geschiedenis’, die in dit boek uitvoerig is uitgewerkt.
Inderdaad dit doorwerkte, uitgebreide boek zal ook in lateren tijd ter hand genomen worden als een handboek der geschiedenis uit de moeilijkste dagen, die de menschheid ooit heeft doorleefd. Dr. Romein onthoudt zich zorgvuldig van alle toekomstvoorspellingen, hij doet niets anders dan vertellen, hoe de zaken staan, waarvan hij een zoo grondige kennis bezit, dat hij ook in staat is die aan anderen mede te deelen. Want slechts wat men zelf volkomen onder de knie heeft, kan men ook aan anderen duidelijk maken.
Moge het den auteur gegeven zijn in latere jaren nog eens een verdere geschiedenis te laten verschijnen, waarin hij ‘andre Töne’ kan aanheffen, ‘und freudenvollere’.... het oor der geheele menschheid is daar hartstochtelijk op gespitst!....
N.G.
| |
De geschiedenis der kruiderijen.
Het behoeft geen betoog, dat de geschiedenis der kruiderijen een uiterst interessant onderwerp voor studie uitmaakt. Voornamelijk wel omdat men daardoor de menschheid, zoowel van haar goede als van haar kwade zijde beter leert kennen. Immers.... zoowel in de medische wetenschap als in de bereiding der vergiften komen de drogerijen te pas, en zij dienen dus evenzeer tot heil als tot verderf. Er zijn zooveel namen onder de kruiderijen, die ons van jongsaf bekend zijn, maar waarvan wij verder niets weten; natuurlijk hebben wij geen lust om daarvoor dikke boeken te gaan nasnuffelen; (want, zooals vanzelf spreekt, bestaat er een geheele literatuur over de kruidkunde en de phar- | |
| |
macie en de leer der vergiften.) En daarom is het ons welkom, als er een beknopt werkje verschijnt, met korte opstellen, waardoor wij heel wat bizonderheden te weten komen over verschillende soorten van drogerijen. Zoo'n boekje is onlangs verschenen, het werd geschreven door den apothekersadsistent A.M. van Prooyen, en werd door Professor Dr. N. Schoorl van een inleiding voorzien. (Uitgave van J. van Bleek te Scheveningen.)
Tal van wetenswaardigheden zijn hier bijeen verzameld, die weinig bekend zijn en toch merkwaardig genoeg om te worden gepubliceerd. ‘Het lezen van dit boekje’, zegt Professor Schoorl, ‘heeft mij zooveel genoegen bezorgd, dat ik het gaarne op zijn weg den mensch medegeef, dat het door vele belangstellenden in de geschiedenis van onze drogerijen moge worden gelezen’. Wij vermoeden, dat deze wensch wel vervuld worden zal. Talrijke interessante gegevens uit de geschiedenis der geneeskunde, der mythologie en der oude historie worden in deze artikelen verwerkt, en niet alleen de leek, maar ook de huisvrouw zal er veel in vinden, wat belangstelling wekt.
In zijn voorwoord geeft de schrijver een kort historisch overzicht der kruiderijen, waarvan de toepassing stellig zoo oud als de menschheid zelve is. Kruiden werden gebruikt voor geneeskundige doeleinden, voor de samenstelling van vergiften, voor versiering door verven enz., voor offers aan de hoogere machten, en als ruilmiddel. De heer van Prooyen spreekt van de colanoot, die de oude bewoners van Afrika ter betaling deden dienen in plaats van geld. In verband hiermee kan ook worden genoemd het karaat. Karaat is het zaadje van een Abyssinische bloem, welke zaadjes wonderbaarlijk allen hetzelfde zijn, en die men uit hoofde daarvan gebruikte als gewicht bij het wegen van goud of edele steenen. Een karaat heeft een gewicht van vier grein d.i. 0,0651 gram.
Oudtijds, vertelt de schrijver, was de kaneel in Arabië zóó overvloeidig, dat zij wel als brandstof werd gebruikt, daar men er anders geen weg mee wist, en wij denken hierbij natuurlijk aan de verschrikkelijke omstandigheid van het gebruiken van koffie als brandstof en van het als waardeloos wegwerpen van kool en aardappelen. Waarom, nu de nood der tijden zoo nijpend is, de overbodige voorraden niet ter beschikking gesteld der
| |
| |
crisis-comités.... maar op zulke ‘waarom's’ is het slechts een nar, die op antwoord wacht....
Het derde opstel handelt over de Alruin of mandragora, waaraan van oudsher wonderbaarlijke eigenschappen werden toegeschreven. De een ontleent dit woord aan Albruna (toovergeest), de ander brengt het in verband met runa, het oude woord voor geheim. Wie denkt hier niet aan den roman Alraune van Heinz Hanns Ewers, waarin deze voor niets terug-deinzende, brutaal-realistische geest een levensbeeld oproept eener levende, menschelijke Alraune.
Bij de planten is natuurlijk ook niet de maretak vergeten, de, tijdens Kerstmis, bij oud en jong geliefde mistletoe. (Bij den bekenden Pastoor Kneipp gold deze plant als een bloedzuiverend middel, en bij de Angelsaksers werd aan kinderen een maretakje om den hals gehangen, ten einde hun voor den invloed van booze geesten te behoeden, evenals de Grieken en Romeinen kransen van klimop droegen als bescherming tegen hoofdpijn na drinkgelagen; ook Bacchus wordt veelal met een klimop-krans afgebeeld.) De auteur zegt, dat de maretak veel op appel- en pereboomen groeit, maar bij mijn weten komt zij uitsluitend voor op appel, eik en esch.
De hr. v. Prooyen vermeldt ook het eerst bekende kookboek, namelijk dat van den Romein Apicius, (van wien nú nog recepten op de hedendaagsche menu's vóorkomen, b.v. een salade van witte truffels uit Piemont.) Ook wordt ons het geheim van de beroemde Worcestersaus geopenbaard, die nu een halve eeuw geleden haar triomfalen tocht begon.
Alles bijeen is dit een zeer leesbare verzameling artikelen, waarin ieder iets van zijn gading vinden zal, en op de gemakkelijkste wijze heel wat kennis op doen kan!
J.K.-R.v.S.
|
|