maakt mij onmachtig tot genot. De dichter Mallarmé verlangt te veel! Zoo gaarne had ik naar zijn wensch gedacht en gevoeld, want zijn droomen drongen zich nooit op en hij werd nooit dwingerig. Maar, jammer, ik kon niet.
* * *
Een ieder kent Goethe's gedicht: ‘Kennst du das Land, wo die Citronen blühen, - im dunklen Laub die Goldorangen glühen....’
Ieder kent ook de opera Mignon van Ambroise Thomas. Eenige seconde vóór dat dit lied door de zangeres wordt gezongen valt een stilte van afwachting in de zaal. Ik vraag mij af of Goethe's gedicht en het lied van Thomas nog ooit zouden kunnen ontstaan in onzen tijd van tunnels en vliegkunst. De Verte is uit de litteratuur verdwenen en toch, de Verte, dat was de schoot, waaruit zoo menige schoonheid werd geboren.
* * *
Er is geen stad ter wereld, die zooveel schoone kerken heeft als Keulen aan den Rijn: De Dom met zijn prachtige vensters, Sanct Andreas, Sanct Gereon, Sanct Maria im Kapitol, de Apostelnkirche, Sanct Martin, om niet te spreken van de kleine basilica kort bij den Georgplatz. En dan nog zooveel andere mooie kerken: Sanct Cunibert, de Minoritenkirche, Sanct Ursula. Zoek een andere stad, die zulk een indrukwekkende rij kan toonen van architecturale meesterwerken. Ik heb nog niet genoemd de groote oude zaal, ‘de Gürzenich’, met gesneden houtwerk versierd.
Vóór veertig, misschien vijftig jaar geleden heb ik eens des avonds de Ursula-processie zien uit trekken. Daarin ging een rij van oude handwerkslui flambouwen dragende in de eene hand en in de andere den schedel van een der vermoorde maagden. Zij trokken door nauwe straten dicht bij den Rijn. Hoeveel honderden van jaren zijn Keulens burgers zoo getrokken?
Toen de processie voorbij was, kwam ik door een zijstraatje, waar ik een schoenmaker zag met een grooten bril op, die zat te werken. Zijn lampje stond vóór hem op zijn werkbank en daar