| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Over eenige van Goethe's vrouwenfiguren Goethe's moeder, Bettina von Arnim, en die Günderode.
(Vervolg van blz. 344.)
Frau Rätin Goethe.
De moeder van Goethe is een zeldzaam aantrekkelijke figuur. Sinds wij voor het eerst met haar kennis maakten, charmeert en boeit zij ons. Ondanks tijden en grenzen voelen wij haar heel dicht bij ons, en zij wordt en blijft een goede bekende van ons.
Haar oprechtheid, haar spontaneïteit, haar levendige geest, haar helder verstand, haar gezonde levensopvatting wekken onweerstaanbaar onze sympathie. Haar goed humeur, haar natuurlijke opgewektheid, haar spiritueele humor maken haar tot een allerprettigste persoonlijkheid.
Het is eigenaardig, dat de moeder van Goethe ons zoo weinig ouderwetsch aandoet. Zij was in 't geheel niet de deftige, waardige, afgemeten matrone, die men zoo goed uit vroegereeuwsche boeken en afbeeldingen kent. Met haar vlotten, practischen zin, haar intelligentie, haar vlug reageeren op alle omstandigheden, lijkt zij veeleer een vrouwengestalte van den tegenwoordigen tijd.
Zij hield onstuimig veel van het leven; zij mocht gaarne praten en geschiedenissen vertellen, die zij voordroeg met gratie en geest en een bewonderenswaardigen zin voor de realiteit. Elke levensminuut doorproefde zij tot in de kleinste details, wist er het meeste van te maken, en genoot in één woord volkomen van wat het lot haar voor aangenaams gunde. Zij was een der bevoorrech- | |
| |
ten, die zich in harmonie wist te voelen met alle omstandigheden, waarin het toeval haar plaatste; zij zat nooit in zichzelve tegen het leven aan te grommen en te brommen; zij had een blijmoedige levensphilosophie, waardoor ieder, die met haar in aanraking kwam, van haar hield, ja, véél van haar hield.
Eén ding had zij niet gemeen met de moderne vrouw: haar zenuwen werden haar nooit de baas. Zij was gevoelig en vriendelijk, maar bezat daarneven een zekere nuchterheid en kalmte, die haar hielpen minder aangename toestanden te overwinnen en te aanvaarden.
Tot haar laatste oogenblik behield zij haar zuivere levensvreugde en gaf zij zich rekenschap van ieder moment. En haar sterven was een haast welbewust óverglijden van de eene sfeer-van-tevredenheid naar een andere vredige sfeer.
Een beminnelijke, goede, met anderen sympathiseerende en sympathieke vrouw. In haar gesprekken, in haar brieven bruist de echte ‘joie de vivre’, maar geen onnoozele joie de vivre, het gevolg van niet-nadenken en oppervlakkig leven. Integendeel: zij nam levendig deel aan alles wat haar omringde; zij wilde van alles ‘het naadje van de kous’ weten; het was, alsof zij, door met verschillende dingen contact te krijgen het leven beter wilde grijpen, begrijpen. Al haar intellect en haar gevoel besteedde zij daaraan. En daar zij toegang had tot alle mogelijke gezelschaps-kringen: zij werd aan het Hof ontvangen en kende menschen van allen mogelijken maatschappelijken staat, ook letterkundigen en tooneelspelers, vermeerderde zij, om zoo te zeggen, nog dagelijks haar levenskennis, daar zij op allen haar intuïtieven critischen zin toepaste.
Zelfs in de perioden van onrust en troebelen, van invallen in het land en oorlogen, verloor zij nooit haar constanten en bedaarden levenszin. In onverwachte gebeurtenissen begroette zij slechts een gelegenheid om haar wijsgeerig inzicht in de wereld te vergrooten. Haar correspondentie is dáar, om haar tot in den grond van haar wezen te leeren kennen; deze is een waarachtige roman vécu in den waren zin des woords. In haar briefwisseling weerspiegelt zich op schilderachtige wijze een geheel historisch tijdperk, en wij krijgen er een getrouw beeld door van menschen en omstandigheden uit dien lang vervlogen tijd.
| |
| |
‘Non seulement elle fut heureuse, mais elle sut faire rayonner son bonheur, et nous ne savons ce qui nous ravit le plus de son exquise bonté ou de sa sérénité!’ roept Paul Bastier, lector aan de Universiteit van Königsberg, die een interessante studie aan haar wijdde.
Haar persoonlijke, harmonische geestesgesteldheid deelde zich ook aan de haar omringenden mee, en haar correspondentie lezende, voelen wij ons óók in haar weldadig en opwekkend gezelschap, en alsof wij daarvan evenzeer kunnen profiteeren als de tegelijk met haar levenden.
Haar hoedanigheid van moeder eener beroemdheid maakt haar natuurlijk ook nog op een andere manier belangwekkend. Te Frankfort is men bezig een comité te vormen, om een standbeeld voor haar op te richten. Doch dit is niet alleen omdat zij het licht heeft geschonken aan den grooten Goethe! haar nagedachtenis wordt zóózeer in eere gehouden, dat men om haar zèlfs wil haar gaarne een monument wil oprichten! Wanneer zij alleen ‘de moeder van een genie’ was geweest, zou dit niet voldoende wezen om haar aandenken voor het nageslacht te willen bewaren, want wie heeft er ooit gedacht om de moeder van Napoleon, Racine, Shelley aldus te eeren? Wie weet iets naders van de moeder van Shakespeare, Dante, Michel Angelo? En in het land-zelf van de moeder van Lessing, Victor Hugo of Lamartine? Bij de moeder van Goethe is het echter een ander geval; schreef Goethe niet zelf zijn ‘Lust zu fabulieren’ aan zijn moeder toe?
Vom Vater hab' ich die Statur
Des Lebens ernstes Führen;
Vom Mütterchen die Frohnatur
Neen, om naar eigen geestrijke originaliteit, haar karakteristiek temperament, haar krachtige, individueele menschelijkheid verdient de moeder van Goethe ook bij het nageslacht bekend te blijven. Men noemt haar: la première épistolière d'outre-Rhin, en ook door deze, niet gering te schatten gave, zal men altijd aan haar blijven denken met reverentie en genegenheid.
* * *
| |
| |
Elisabeth Textor werd in het jaar 1731 geboren te Frankfort-am-Main.
Zij was als kind in geen enkel opzicht een model van braafheid en liefheid, en evenmin een wonderkind. Zij was vroolijk en levendig en haalde met haar broertjes en zusjes veel kattekwaad uit. Zij stamde uit een familie van gezeten burgers, die menig magistraat aan Frankfort hebben geschonken en die oorspronkelijk uit Wurtemberg kwam, het deel van Duitschland, dat, eigenaardig genoeg, het grootste aantal ‘beroemdheden’ aan de wereld heeft geschonken: Wieland, Schiller, Hölderlin, Hegel, Uhland, Schwab, Justinus Kerner, Gerok, Hauff, Mörike, en nog vele anderen: Vischer, Waiblinger, enz. In haar familie werd zij ‘het prinsesje’ genoemd, omdat zij zooveel smaak had en zooveel lust om zich verder te ontwikkelen. Het onderwijs, dat haar werd gegeven, schijnt niet veel om het lijf te hebben gehad, nog tegen haar kleinkinderen klaagt zij daarover. Toch wist zij zich door aangeboren ijver en gemakkelijk adaptatie-vermogen zóóveel eigen te maken, dat zij aan haar zoon schrijven kan: ‘Je vader heeft zich in de gezelschapskringen nooit over mij hoeven te schamen en thuis nooit zich als huisvrouw over mij moeten beklagen.’
Elisabeth moet heel mooi zijn geweest in haar jeugd. Geen wonder, dat zij, al heel jong, door aanbidders werd omringd. Zij was ternauwernood zeventien jaar, toen zij al een ‘uitmuntende partij’ kon doen Zij werd ten huwelijk gevraagd door Kaspar Goethe, die weliswaar twintig jaar ouder was dan zij, maar hij was Hofraad, bezat eenig fortuin, en was een door en door degelijk en ernstig man, en dus werd het jonge meisje aan hem in echt gegeven.
Elisabeth bleef haar man ‘getrouw tot in den dood’. Zij schikte zich, met haar gelukkig temperament, in haar omstandigheden, verdroeg goedmoedig de kleingeestigheid van haar man, en beschouwde hem meer als een soort van vader, dien zij te dienen en te gehoorzamen had, dan als een echtgenoot. En dus werd de huwelijksharmonie ook nimmer verstoord. Hij gaf zich alle moeite haar opvoeding te voltooien, en onder zijn leiding leerde zij Italiaansch en zang en pianospel.
De geboorte van haar zoon Wolfgang was een moeilijke geschiedenis. Drie dagen lang worstelde zij in weeën, en toen einde- | |
| |
lijk het kind geboren werd, was hij heelemaal zwart en zoo goed als dood. Door alle zorgen, die er aan werden besteed, begon hij te ademen en te bewegen, zoodat Elisabeth's schoonmoeder in vreugde riep:
- Rätin! er lebt! (Wel typisch, dat zij haar schoondochter Rätin noemde en niet Elisabeth!)
Mevrouw Goethe kreeg later nog een dochtertje Cornélie (van wie Goethe in zijn Dichtung und Wahrheit ons zoo uitvoerig vertelt). Andere kinderen stierven op jeugdigen leeftijd.
De oude Goethe voedde zijn kinderen op volgens een streng systeem, zonder eenigszins rekening te houden met hun verschillende geaardheid. De moeder daarentegen liet alle liefde van haar goede en goedhartige natuur hen omringen.
In 1782, na een lang lijden, waarbij hij hoe langer hoe meer versufte, stierf de oude Goethe. Zijn vrouw betreurde hem op kalme wijze: Hij is nu tot rust gekomen, zeide ze, en wij mogen hem zijn vrede niet misgunnen.
Op haar achttiende jaar moeder geworden, heeft Elisabeth zich dadelijk in die rol gevoegd, en is moeder gebleven tot aan het eind van haar leven. En niet alleen ‘moederde’ zij over haar eigen kinderen, maar ook over allerlei andere bloedverwanten en vrienden, wier kring zich voortdurend uitbreidde.
Zij was een geboren bemiddelaarster, troosteresse, die met een enkel woord moeilijke kwesties oploste, of steun gaf in penibele toestanden. Zij werd dan ook door al haar familieleden, vrienden en kennissen op de handen gedragen. In haar gastvrij huis hield zij open tafel, en ontving zij de eenvoudigste menschen èn de vermaardste persoonlijkheden, waaronder Klopstock, Bürger, Vosz, Jung Stilling, Nicolaï, Merck, de twee Stolbergs en vele, vele anderen.
Vreedzaam, gezellig, zonder groote schokken of groote gebeurtenissen, is Elisabeth Goethe's leven voortgegleden tot aan haar dood. Materiëele zorgen kende zij niet, haar gezondheid liet niets te wenschen over, zij werd algemeen geliefd, en zoo werd zij het middelpunt van een haar liefhebbenden en vereerenden kring, die haar altijd met een intiem naampje noemde: Frau Aja. En het doet ons goed, haar te hooren zeggen:
- God zij gedankt, de vreugde is veelmaals in mijn leven mijn
| |
| |
deel geweest. Het lot heeft mij vele dagen geschonken van volmaakt geluk.
Haar levendige verbeeldingskracht was tot op hoogen leeftijd haar charme. ‘Frau Aja heeft maar een kleinigheid noodig om haar fantasie in werking te stellen’, zeide Bettina von Arnim. ‘Een plotselinge zonnestraal, een sneeuwbui, het geluid van een posthoorn is voldoende om allerlei gedachten, gevoelens, souvenirs bij haar wakker te roepen.’
Elisabeth stelde het hoogste belang in het werk van haar grooten zoon, dat zij liefhad en vereerde. Zijn werken waren haar een soort kleinkinderen, die zij bewaakte met jaloersche en teedere zorg. ‘Het fraaie exemplaar van Hermann en Dorothea verlaat me geen oogenblik. Pas op als iemand er aan durft te komen!’.... Zij las en herlas zijn boeken en schreef er hem uitvoerig haar opinie over.
Tegenover zijn verhouding tot Christiane Vulpius betoonde zij zich opperst indulgent. Zij wist, dat Christiane een uitstekende vrouw was voor haar zoon en hem van ganscher harte liefhad, dus accepteerde zij haar rustig als schoondochter en behandelde haar steeds met vriendelijke sympathie.
Het is typisch op te merken, dat de brieven, kort voor haar dood geschreven, het levendigste zijn van allen, die zij ooit op papier heeft gebracht.
In deze periode sloot zij zich dicht aan de jonge Bettina von Arnim aan. Zij geloofde de eenige te zijn, die Bettina ten volle begreep. Elken dag bezocht het meisje haar oude vriendin en dan moest deze haar steeds weer over de eerste levensjaren van Goethe vertellen. En later, toen Goethe zijn levensgeschiedenis schrijven wilde, had hij heel veel aan hetgeen Bettina zich van de mededeelingen zijner moeder herinnerde.
In September 1808, toen niets een spoedig einde deed verwachten, viel plotseling het gordijn over dit mooie en nobele leven. Op de allereenvoudigste wijze nam Frau Aja afscheid van het leven, dat zij zoozeer had liefgehad. Toen zij den dood voelde naderen, maakte zij kalm haar laatste beschikkingen, regelde alles tot in de kleinste details voor haar begrafenis, zelfs voor het begrafenismaal! Zij liet haar verwanten niet bij zich bescheiden, zij bespaarde hun het laatste droevige vaarwel en tot het laatste
| |
| |
oogenblik behield zij een glimlach om haar lippen. En toen vrienden, niet wetende hoe het met haar gesteld was, haar een uitnoodiging zonden, gaf zij de boodschap terug: tot haar spijt niet te kunnen komen, daar zij over een paar minuten dood had te gaan.
Aldus behield zij tot het uiterste moment de haar eigen harmonische rust, maar voor goed heengegaan is zij nooit, daar haar nagedachtenis bij alle volgende geslachten in steeds levende eere zal blijven.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|