| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Arme Volkenbond! Met lood in de schoenen en kloppende harten maken de afgevaardigden der regeeringen, voor zooveel deze nog lid zijn van den Geneefschen Bond, zich gereed om bijeen te komen voor een nieuwe conferentie, welker mislukking in de sterren is geschreven. Nog wel een over wat men ‘ontwapening’ noemt. Ontwapening! Hoe kan men er over spreken zonder in een bitteren lach uit te breken? De oorlog, welke van 1914 tot 1918 duurde metterdaad, is nog niet volstreden. Er is slechts een wapenstilstand ingetreden. De volken maken zich gereed den krijg opnieuw te beginnen, en misschien is het woord van pessimisten waar, dat wereldvrede slechts een droom is, en het eigenst is der menschheid in haar verdwazing om, als lijder aan vallende ziekte, nu en dan uit te barsten in een bui van verdelgingslust. Verbonden worden gesloten om elkaar nièt aan te vallen; andere om elkaar tegen een aanvaller bij te staan, en wat beteekenen zij anders dan een stille erkenning, dat op een onverwacht oogenblik, men weet niet waar, door wien, op welke wijs de eene legermacht het vreemde volk en zijn leven, zijn bezit, zijn toekomst kan aanvallen, in de hoop het te vernietigen. Goedwillende staatslieden - want dezulken zijn er, ofschoon misschien niet talrijk - hebben sedert het einde van den wereldstrijd overleg gepleegd hoe met vroegere vijanden voortaan in vrede te leven. Doch daar bleef tusschen de eene groep van overwonnenen en de andere van overwinnaars de in oorlogshaat volbrachte misdaad van Versailles smeulen; de hierop volgende andere zoogenaamde vredestractaten werden opgesteld door lieden, staatslieden noemden zij zich, die nauwe- | |
| |
lijks wisten waarom het ging, en over volken en grondgebieden beschikten, waarvan zij te voren nauwelijks hadden gehoord.
En nu is uit de misdaad van Versailles tegen Duitschland Hitlers ‘Drittes Reich’ ontstaan, dat een duidelijke bedreiging blijkt te zijn tegen heel de bestaande wereld. Ofschoon niemand nog weet hoe het en wanneer en tegen wien 't eerst, geweld zal gebruiken. Het overwonnen Duitschland had zich, dank zij het verzoenend beleid van den gelukkig voor hemzelf intusschen gestorven staatsman Stresemann, vrienden weten te winnen. Ook in Frankrijk. Doch de jonge Razende Roelants, die Adolf Hitler om zich heen heeft verzameld om het ‘Dritte Reich’ te formeeren naar hun gelijkenis, zoogenaamde ‘Ariërs’, verklaarde vijanden van andere rassen, hebben de sympathieën van allen, die mede in het Tractaat van Versailles een ergernis erkenden, gewijzigd in afkeer, waarvan Frankrijk geniet.
Het is daarom in de eerste plaats, dat de a.s. Geneefsche Conferentie, waarin over z.g. ‘ontwapening’ zal beraadslaagd worden, zal mislukken. Zij zal misschien zelfs het bankroet van den Volkenbond zien. Frankrijk heeft zich sedert Versailles voortdurend sterker gemaakt, ook aan zijn grenzen naar Duitschland toe. Het denkt er niet aan één bajonet, één kanon, eenig vernielingsapparaat af te schaffen, wijl het overtuigd is, dat Duitschland zich niet enkel, tegen de bepalingen van dit Tractaat in, heimelijk wapent, en weet, dat het zijn jonge mannen opleidt voor den oorlog. Dit laatste gaat trouwens openlijk. Het is een in Duitsche ‘Nazi’-kringen luid uitgesproken erkenning. Duitschland, heet het, moet het Vasteland overheerschen, overal waar Duitsch wordt gesproken - daartoe rekent de tegenwoordige ‘Ariërs’-verdwazing in Duitschland ook Nederland en België - moet komen tot het Duitsche Rijk der toekomst, dat dan negentig millioen menschen zal tellen. Om deze Duitsche bedreiging der toekomst te voorkomen, spreekt men in Frankrijk, zij 't ook fluisterend, van de mogelijkheid, dat het sterk bewapende Fransche leger een preventieven oorlog jegens het al te oorlogszuchtige ‘Dritte Reich’ moet voeren, opdat dit voor goed kan worden neergeslagen. Ook dit is dwaasheid. Doch zij geeft te kennen in welke gemoedsstemming een deel der Fransche bevolking verkeert.
| |
| |
Intusschen worden over de ‘ontwapening’-beraadslagingen te Genève reeds nu voorbesprekingen gehouden. Onder de voorstellen om daar te dien opzichte althans iets te bereiken is ook de regeling van een internationale bewapeningscontrôle. Maar indien men meent deze contrôle voornamelijk toe te passen op het tegenwoordige Duitschland, dan is wat het Duitsche ‘Nazi’-blad bij uitnemendheid, de ‘Völkische Beobachter’, daartegen schrijft voldoende om te weten, dat er van zulk een contrôle alleen dan iets kan komen als Duitschlands dwarskijkers het recht krijgen om de Fransche bewapening te controleeren. Iets natuurlijk voor de Franschen onaannemelijks. Ziet niet iedereen in, dat ‘de vrede’, gesloten te Versailles en op Duitschlands rug ingebrand als een schandteeken, slechts een wapenstilstand was? De strijd tusschen Frankrijk en Duitschland duurt nog voort, en terwijl Duitschland vooralsnog zwak is in wapenkracht, is het, dank zij de volslagen overwinning door de Nationaal-socialistische gedachte, moreel veel sterker dan Frankrijk, waar het volk niets liever zou verlangen dan, voortaan, op zijn lauweren rustende, te genieten van den vrede door zijn bewonderenswaardigen arbeid. Doch het vorig jaar is aan Duitschland rechtsgelijkheid voor den Volkenbond toegekend. Er zal iets moeten worden gedaan, veel door Frankrijk worden toegegeven, om aan die rechtsgelijkheid een de tegenwoordige Duitsche regeering met haar trotsche eischen bevredigenden vorm te geven.
Vrede? Het tegenwoordige Duitschland leidt zijn jeugd op om den oorlog als een ideaal te beschouwen. De waarschijnlijkheid, dat de aanstaande Geneefsche Volkenbond-besprekingen over het ‘ontwapenings’-vraagstuk en daarmee de verhouding tusschen Frankrijk en Duitschland, zullen mislukken, brengt de reeds door een der Hitlersche trawant-ministers uitgesproken bedreiging tot een begin van verwerkelijking, dat de Duitsche gedelegeerden eerlang niet meer aan de Geneefsche besprekingen zullen deelnemen, en dus ook, zooals Japan gedaan heeft, zich uit den Volkenbond terug trekken. En dit, terwijl Duitschland zich dan openlijk zal herbewapenen, zooals het vroeger bewezen heeft dit beter dan eenige andere groote natie te kunnen.
Wat de Hitlersche gedachte verstaat door te spreken over het
| |
| |
tot ten minste negentig millioen zielen aangegroeide toekomstige Duitschland, bewijst haar felle strijd om het tegenwoordige Oostenrijk volkomen onder Duitschen invloed te brengen. Een deel der Oostenrijksche bevolking, onder het begaafde beleid van den energieken Bondskanselier Dr. Dollfuss, klein van persoon maar groot van geestkracht, verlangt niets liever. Doch een grooter deel verklaart, dat het niets van het ‘Dritte Reich’ moet hebben en wordt geleid, behalve door Dollfuss, door den even energieken afstammeling van Weenens verdediger tegen de Turken, twee-en-een-halve eeuw geleden, Starhemberg, den tegenwoordigen prins van dien roemruchten naam, stichter en hoofd van de sterke Oostenrijksche ‘Heimwehr’, die 10.000 welgewapende mannen telt. Het eigenaardige is, dat ook in Oostenrijk zich een inzicht openbaart, dat de democratische gedachte van Volksvertegenwoordiging en haar invloed op 's lands bestuur met haar overal zich voordoende afglijding naar het Communisme, vijandig is. Voor het ‘vaderlandsche front’, ter gelegenheid van een ‘Katholiekendag’, zei Dr. Dollfuss ronduit, dat er voortaan in Oostenrijk geen sprake meer zou zijn van een democratisch Parlement. ‘Onze politiek’, voegde hij er aan toe, ‘is gericht op orde en vrede. De tijd van het liberale kapitalisme en van de liberale maatschapplijke en economische orde is voorbij; de tijd der Marxistische volksleiding is voorbij en de tijd der zuivere partij-heerschappij is voorbij. Wij willen den sociaal-christelijken staat Oostenrijk opbouwen op den grondslag der vakgroepen; deze opbouw volgens de beroepen is een taak, welke eerlang een vaste gestalte zal krijgen.’ En voorts: ‘al voeren wij thans strijd tegen Marxisme, tegen een zoogenaamde arbeidersbeweging, en ook tegen het “bruine” socialisme (dat der “Nazi's”), nimmer zullen wij den arbeiders hun middel van bestaan en hun
fundamenteele rechten ontnemen, want een rechtvaardige en Christelijke staat moet juist den aanspraken der arbeiders recht doen.’ Een Fascistisch Oostenrijk dus? Prins Starhemberg, groot vereerder van Mussolini en diens fascistische herschepping van Italië, is er vlak vóór. Maar Dollfuss, schoon hij veel op heeft met Starhemberg, is niet overtuigd, dat Oostenrijks hervorming naar Fascistisch voorbeeld mogelijk of zelfs wenschelijk is. Een Christelijk-corporatieve
| |
| |
staat is blijkens zijn rede in wording, maar deze gesteund door de arbeiders, d.w.z. op democratischen grondslag, doch zonder democratisch Parlement.
Het denkbeeld van den reeds door Plato voorgestanen corporatieven staat wint dus ook in Oostenrijk veld, en het is mogelijk, dat dit de toekomstige regeeringsvorm zal zijn van alle thans door de sociaal-democratische dwalingen tot ontwrichting gebrachte parlementair-geregeerde volken.
Met spanning ziet men uit naar het voor het Hooge Gerechtshof te Leipzig te voeren proces tegen den plotseling tot beruchtheid gekomen Leidenaar Marinus van der Lubbe c.i.: raadselachtige figuur, van welke niets vast staat omtrent zijn verstandelijke en moreele leven, en die dan alleen, het moet wel op wonderdadige manier zijn geschied, het Rijksdag-gebouw in brand zou hebben gestoken, juist aan den vooravond, dat Adolf Hitler en zijn aanhang zoozeer behoefte hadden aan een sprekend feit, ten bewijze, dat Duitschland op het punt stond van door een overwinnend Communisme te worden verzwolgen. Was de nu 23-jarige Van der Lubbe een aanhanger van het Communisme? Wel is hij het, naar het schijnt, in ons land geweest. Maar reeds werd overal bewezen hoe gemakkelijk de zoogenaamde Communisten over te halen zijn tot tegenovergestelde politieke meeningen. Ook in ons land doet dit verschijnsel zich voor. Terwijl men dus van ‘Nazi’-zijde beweert, dat Van der Lubbe een Communist is, die in Duitschland in betrekking stond tot de Communisten van andere volken, wordt van dezen kant beweerd, dat hij in het geheim de Hitler-denkbeelden aanhing, en voeling had met Adolf Hitlers regeerings-trawanten, in het bijzonder met den tegenwoordigen minister Göring, van wien men nu weet te berichten, dat hij vroeger wegens morfinisme in een zenuwlijders-inrichting werd verpleegd. Zoowel te Parijs en te Londen is men ten volle overtuigd, dat de Communisten aan den brand in het Rijksdaggebouw onschuldig zijn; in het bijzonder onschuldig, zegt men, is de Communistische Rijksdagafgevaardigde Ernst Torgler, die met drie Bulgaarsche Communisten, tegelijk met Van der Lubbe, gearresteerd is, en in laatstgenoemde stad heeft men reeds als voorspel van dat te Leipzig, een schijnproces gevoerd om te bewijzen, dat althans genoemde
| |
| |
Communistische leider aan de brandstichting vreemd is, en men er de drie andere Communisten ook niet van kan verdenken.
In de Vereenigde Staten loopt het met Roosevelts hervormingsplannen, uitgedrukt in de ‘National Industrial Recovery Act’, kortweg ‘N.I.R.A.’ genaamd, mis, en men kan zeggen, dat zij van alle kanten op verzet stuiten, ook van den kant van den in ‘Gods own country’ zoo machtigen auto-koning Ford. De President had verklaard, dat er op den Amerikaanschen ‘Labour Day’ in den afgeloopen zomer, zes millioen werkloozen minder zouden zijn. Doch de werkloosheid is slechts met de helft van dit cijfer geslonken, en dit nog wel hoofdzakelijk door seizoen-arbeid, waardoor jaarlijks overal meer werkgelegenheid komt. Tien à twaalf millioen arbeiders loopen nu nog met de handen in de zakken, met hongerige magen, afgetrapte schoenen en verhitte hoofden - en hun gezinnen? -, en het schijnt alsof de President op een gelijke mislukking van zijn loffelijk streven uitgaat als zijn welmeenende voorganger Woodrow Wilson, met de wereld-vrede-illusie.
De menschheid lijkt niet meer te redden van een chaotischen ondergang. De gehééle menschheid met haar verschillende rassen, waarvan het blanke ras, alle ‘Drittes Reich’-utopieën van Ariërs-overheersching ten spijt, misschien door het gele ras op den achtergrond zal worden gedrongen. Wereldvrede?! Het is niet enkel Duitschland, dat door de Versaillaansche misdaad tot oorlogswraak-gedachten wordt bezield. Het is het machtig opgekomen Japan, dat van Vrede niet wil hooren, voortgaat zich dreigend te bewapenen, en er reeds over spreekt eenmaal het blanke ras uit zijn Oostersche stellingen te verdrijven, om zooal niet daarmee Europa, dan toch geheel Azië met al zijn eilanden - wij kunnen het ons voor gezegd houden - te overheerschen.
Bewapening. Steeds méér en sterker en moderner bewapening is Japans streven. Tegen wien? Tegen Rusland, tegen het chaotische China is zijn bewapening allerminst in de eerste plaats bedoeld. Indien het zich op alle bewapeningsmogelijkheden met opoffering van ontelbare schatten gelds toelegt, dan is dit met het oog op de verwerkelijking zijner imperialistische toekomstplannen. Misschien het allereerst tegen de Vereenigde Staten,
| |
| |
waar men den Japanner om zijn gele huid geringschat, om zijn intelligentie en ijver een geducht concurrent acht. Japans bewapening te land en in de lucht moge dan in de eerste plaats gericht zijn op Rusland en mogelijken lateren strijd in China met zijn Westersche nederzettingen en gebieden aan de kusten, zijn bewapening ter zee richt zich naar Noord-Amerika en Engeland. Het is daarom, dat, zoo min als Frankrijk er met het oog op den te verwachten oorlog tegen Duitschland, aan denkt ook maar het geringste van zijn bewapening op te offeren, Groot-Britannië er aan denkt zijn zeemacht in het geringste te verminderen. Het mag, in overleg met Japan, de Vereenigde Staten, Frankrijk, en Italië bereid zijn geweest tot een onder deze vijf zeemogendheden proportioneele vlootovereenkomst, het is geneigd om zich daaraan niet meer te storen, en over te gaan tot den bouw van 25 nieuwe kruisers, 15 tot 18 torpedo-jagers, een evenredig aantal duikbooten, tevens belangrijke versterking van zijn luchtvloot in het bijzonder die bestemd om over verre zeeën te vliegen. De vlootovereenkomst, welke op dit punt, nog niet eens lang geleden, te Washington werd aangegaan, waar de vijf genoemde zeemogendheden waren vertegenwoordigd, en men tot een rangschikking kwam, werd feitelijk door Japan reeds opgezegd, tenzij men aan zijn vazalstaat, het nieuwe Mandsjoekwo, toestaat een eigen oorlogsvloot te bouwen, natuurlijk onder Japansch opperbevel.
Wereldvrede! Ontwapening! Hoe is het mogelijk, dat menschen van helder inzicht nog maar een flauwen lichtschijn zien in de mogelijkheid er van, waar het oorlogszuchtige Duitschland ligt in het hart van Europa en het geweldzuchtige Japan ieder volk bedreigt aan gene verre zijde van den Evenaar? In Hsinking, een stad in het pas door Japan tot zoogenaamde zelfstandigheid opgeroepen Mandsjoekwo, is bij een bezoek van 1200 Japansche studenten een ‘Groot-Aziatische Jeugdliga’ opgericht onder de leus ‘Azië voor de Aziaten’! Het doel is: 1o. Verbreking van het internationaal bestel, dat onder Europeesche en Amerikaansche mogendheden is tot stand gekomen; 2o. Het teeken te geven voor den ‘opstand van Azië tegen Europa en Amerika’, welke werelddeelen ‘de ware menschelijke natuur verstikt’, en daardoor onlusten en verwikkelingen in elk deel
| |
| |
der wereld verwekt hebben; 3o. Te werken voor den Wereldvrede en de wedergeboorte van Azië.’ Wel te verstaan: ‘Wereldvrede’ naar Japansche gedachte en Oostersch ideaal.
En ten slotte: waarom niet? In het geestverhitte ‘Dritte Reich’ mag men nog gelooven aan de superioriteit der blanken boven de gekleurden: de ‘Ariërs’, die in alle opzichten beter zouden zijn dan de volken in het Oosten. Er zijn menschen, die blank en bruin bestudeerd en getracht hebben de blanke en bruine volken geestelijk en verstandelijk met elkaar te vergelijken, die tot de gevolgtrekking zijn gekomen, dat de Oostersche mentaliteit wel geheel anders is dan de Westersche, doch in vele opzichten van het gemoed voor deze niet onderdoet. Behalve, dat schrijver dezes nog steeds de meening is toegedaan, dat de Japansche bevolking geen eigenlijk-Oostersche mentaliteit bezit, doch, bewoners van een eilandenrijk, van het Vasteland van Azië zoozeer in geestesontwikkeling en opvattingen verschilt als de Britsche eilandenbevolking verschilt van die van Europa's Vasteland.
|
|