| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities. XXII.
Erotiek en huwelijksleven.
Over het bovenstaande onderwerp, en alles wat er mede in verband staat of kan worden gebracht, is, in den loop der tijden, sinds de menschheid zich meer bewust begon te worden, zeker een heele bibliotheek vol geschreven. Boeken met beschouwingen, raadgevingen, constateeringen, mededeelingen, resultaten, van onderzoek, komen geregeld van de pers. En er is wel eens over geredetwist, of dergelijke werken meer goed doen dan kwaad of omgekeerd. O.i. is hier moeilijk een definitief antwoord op te geven, aangezien hetzelfde boek het eene individu goed en het andere tegelijk kwaad kan doen. De eene mensch is dankbaar voor een revelatie, een advies.... de andere schuwt de openbaarmaking van zijn diepste wezen, deinst terug voor de bewijzen, wordt boos door raad, en laat zich liever in strakke onwetendheid omtrent zijn eigen innerlijken zoowel als uiterlijken toestand verstarren, dan bemoeienis van een ander goedmoedig te verduren.
Schrijvers van boeken, als waarvan de titel hierboven staat, hebben elk hun eigen inzicht en opvatting en elk hun eigen wijze van bewerking. Wij namen het boek zonder veel gretige belangstelling ter hand, denkende, wat kan er nog voor nieuws worden verteld van een zoo langdurig en veelvoudig afgeknabbeld onderwerp, maar, eenmaal begonnen, bleven wij ondanks onszelven lezen, wij werden gepakt, en vervolgden de lectuur tot het einde.
Een eerste vereischte voor een boek als dit is ongetwijfeld, dat het leesbaar en onderhoudend zij. En aan deze vereischte voldoet dit werk gelukkig, dat geschreven werd door Prof. Dr. M.C. van Mourik Broekman en uitgegeven werd bij A.W. Sijthoff's Uitgeversmtsch. N.V. te Leiden.
De geleerde en belezen auteur, die ten eerste over een gezond
| |
| |
eigen oordeel beschikt, en voorts over een grondige kennis en ontzaglijke lectuur, heeft het gelukkige midden weten te bewaren tusschen wetenschap en populariteit.
Prof. v. M.B. is zijn boek gaan schrijven, in het besef, dat de erotiek een oerkrachtig element is in het menschelijk leven, en dat de twee groepen ter wereld, die der jeugd en die der volwassenen, in den loop der tijden in hun eigen bestaan en in hun verhouding tot elkaar niet steeds gelijk zijn gebleven. Elke nieuwe eeuw brengt haar nieuwe cultuurproblemen mee, en verlangt andere opvattingen en beschouwingswijzen. De inhoud van dit boek wijst aan, welk een uitgebreide en indringende studie de auteur van zijn onderwerp heeft gemaakt, hoe hij de zaak van alle kanten heeft bekeken, en zich geen onderzoek heeft gespaard. Een historisch overzicht krijgen wij, en een biologisch-psychologisch overzicht; de professor behandelt het vraagstuk van vriendschap tusschen man en vrouw (L'amitié? mais entre homme et femme elle est divine, zegt Verlaine) en nog oneindig meer facetten keert de schrijver naar het licht, om te eindigen met zijn rijke boek, dat een complete verzameling gegevens bevat, die allen scherpzinnig onder de loupe zijn genomen, met een hoofdstuk over het goede huwelijk, waarin deze zeer mooie woorden voorkomen: ‘Geluk wordt slechts met moeite benaderd langs den weg van het goede’.
N.G.
| |
Wij en de dieren.
Een zeer mooi, interessant, ja, universeel belangrijk boek deed Siegfried van Praag bij de Wereldbibliotheek verschijnen. Er zullen weinig menschen zijn, die niet op de een of andere wijze iets met dieren te maken hebben gehad, hetzij dat ze met hen woonden in hetzelfde huis, hetzij dat zij verhalen van anderen hoorden, of er over lazen. De film heeft in dit opzicht prachtig werk gedaan, en ons ingevoerd in een wonderwereld, waarvan wij vroeger geen begrip konden hebben; wij zijn nu vertrouwd geraakt met de gewoonten en het bedrijf der dieren in het oerwoud, en wij bespieden de bewoners der diepzeeën even gemakkelijk, als wij de visschen in een aquarium beschouwen. Door alle, zelfs de vroegste eeuwen heen, heeft er tusschen menschen en dieren contact bestaan; de mensch vond het dier nuttig, om
| |
| |
het tot voedsel te laten dienen, om het zijn wol of zijn huid af nemen, of om het zijn lasten te laten dragen. Vele dieren, doordat zij in de nabijheid der menschen leefden, werden door hen goed gekend, maar het is toch eerst in de laatste jaren, dat er een nieuwe wetenschap, die der dierpsychologie is ontstaan. Wat een diepgaand onderzoek heeft men er voor over, om te weten te komen, of het dier een ziel heeft, of het met rede is begaafd, dan enkel het abstracte, onbepaalde ‘instinct’, bezit, of het geestelijk gevoel heeft, geheugen, intellect, overleg, - dan wel, of het slechts handelt uit onbewuste aandriften en altijd impulsief, dat is, zonder studie of logica reageert. Onzes inziens kan men in deze bezwaarlijk spreken van ‘het’ dier, aangezien elk dier evenals elk mensch weer anders is. Ook kan men, dunkt ons, geen grenzen trekken, en zeggen: tot zóóver reikt de kennis of het begrip van het dier, aangezien bij het dier die kennis en dat begrip steeds fluctueert, zoodat den eenen dag een dier volkomen vlug van begrip is, en den anderen dag weer, zooals wij dat noemen, volkomen dom. Maar gezien het medeleven van het dier met het gezin, waarin het is geplaatst, zijn liefde, toewijding, gehoorzaamheid en onderdanigen deemoed voor zijn meester, (voor le Dieu, zooals Maeterlinck het misschien karakteristieker noemt), zijn snel begrijpen van elk bevel of gunstbewijs, zijn medejuichen met de vroolijken en treuren met de bedroefden, bewijst ten stelligste, dat het dier gemoed heeft, en dat de menschelijke sentimenten hem allerminst vreemd zijn. Ja, er zijn er genoeg, die de onverdachte betrouwbaarheid van het dier boven den mensch stellen, (men kent Ouida's bittere uitspraak: Plus j'ai connu les hommes, plus j'ai aimé les chiens) en nog niet vergeten is Charivarius' hoonenden uitval tegen zijn kat, die een wreedheid had begaan, - het was in den oorlog, - Ga weg, jij
mensch!....
Een dier is spontaan en natuurlijk en ongecompliceerd. Men kan gewoonlijk wel berekenen, wat men ervan te wachten heeft. Het maakt niet, zooals de mensch, listige stratagemen, het lastert niet, het kent geen rancune....: is zijn opgewekte woede uitgevierd, dan is het bij hem voorbij. Ook om nog andere redenen is het dier in gelukkkiger conditie dan de mensch: het leeft in het oogenblik, en kent geen verleden verdriet en kent geen toe- | |
| |
komstangst, die beide ontzaglijke kwellingen van den doorsneêmensch.
Een mensch denkt voortdurend terug en vooruit, en ziehier zijn noodlot in een paar woorden samengevat! Hij is altijd vervuld van grieven om teleurstellingen en onaangename ondervindingen, die al lang voorbij zijn, en die hem misschien niet eens kwaad hebben gedaan, of allerlei verschrikkingen warrelen hem door het hoofd, die zouden kunnen gebeuren. En op werkelijke menschenkennis is deze Oud-Hollandsche spreuk gebouwd:
Een mensch lijdt dikwijls 't meest
Door lijden dat hij vreest,
En dat nooit op komt dagen....
Een dier denkt daarentegen niet meer aan het gevaar, als het voorbij is. William Long verhaalt ons van een hert, dat ten doode toe nagejaagd door jagers en honden, met opengesperde oogen en trillende flanken en snuivenden adem, een sloot overspringt, zich veilig weet, en.... onmiddellijk rustig begint te grazen. Hoe lang zou een mensch, na een dergelijk gevaar noodig hebben, eer zijn zenuwen waren bedaard, en hij zijn normale functies weer kalmpjes waarnemen kon??
Siegfried van Praag heeft op zeer kundige en inzichtige wijze zijn boek in twee deelen verdeeld, een beschouwend en een verhalend gedeelte. Dierenverhalen zijn bijna altijd interessant, en er zijn er in de literaturen van alle landen en volken zóóveel, dat de keuze moeilijk wordt. Sprookje en fabel leveren ruimschoots stof, en daaronder zijn verhalen, die door klein en groot worden gekend: Andersen's Het leelijke jonge eendje, b.v. en een onmetelijk aantal kinderboeken zijn er, die het leven van een dier vertellen: Les aventures d'un caniche, Black Beauty, De avonturen van een witten olifant, enz. enz. enz. Moderne romans zijn er, zooals het een paar jaar geleden geweldig opgang gemaakt hebbende: Lady into fox van David Garnett, een vrouw, die plotseling in een vos verandert, welk motief door Garnett evenwel was ontleend aan Japansche sprookjes, waarin het veranderen van een mensch in een dier herhaaldelijk voorkomt.
Het is bizonder aangenaam in dit boek, zorgvuldig gerang- | |
| |
schikt en onderscheiden, veel, heel veel bijeen gebracht te vinden, van wat er in literatuur, wetenschap, godsdienst en menschelijken omgang bekend is geworden over het dier. Hij onderzoekt de voorliefde van den mensch voor een speciale diersoort, (vogel, paard, hond of kat); behalve Baudelaire, die van de kat zei: Chat séraphique, chat étrange, en qui tout est comme en un ange, aussi subtil qu'harmonieux, - spreekt ook Otto Weininger van de ‘hexenhaft wöhltätige Einflusz, welche die Gesellschaft von Katzen auf reizbare, geistige Menschen übt.... Ook Mohammed, Richelieu, Crébillon, Rousseau en Wieland prefereerden katten boven alle andere dieren.
Mijn ondervinding van dieren strekt zich voornamelijk over honden uit; achtereenvolgens hadden wij vijf puckhonden, een Italiaansch hazewindje, een bulldog en een newfoundlander, maar van al deze dieren was alleen het windhondje volstrekt ontoegankelijk voor menscheninvloed. Al de anderen kregen door het voortdurend met menschen verkeeren een ontwikkelde intelligentie, zoo fijn en scherpzinnig, dat hun slechts de spraak ontbrak, om een geheel menschelijken omgang mogelijk te maken. Ook de vriendschap, die dieren onderling sluiten, is hoogst merkwaardig om na te gaan. Een innige verstandhouding b.v. bestond tusschen onzen puck en onzen newfoundlander, en toen de eerste eens was gestolen, werd hij door den laatste in een heel ander gedeelte van de stad nagespoord en ontdekt.... En onze poes, die wij eenige jaren geleden moesten verliezen, is door ons betreurd als een kind. Hij was een zwerveling, die met zachte hardnekkigheid bij ons zijn tehuis had gekozen. Wat waren zijn oogen tragisch-mooi, als hij bij ons binnen sloop.... dof goud waren ze, tegen het doffe zwart van zijn vacht. Als een vluchtige schaduw gleed hij door onze kamers, droevig en geduldig, nam bezit van een stoel, en legde zich daarop neer, te trotsch, om iets te verzoeken, te fijn, te trotsch, om iets te accepteeren. Het vreemde, - ergens, nergens vandaan gekomen katje met het onbewegelijke, uitdrukkingslooze maskertje, zocht onze nabijheid, als gehoorzaamde hij aan een onontkoombaren drang. Langzaam, heel langzaam, veroverde hij het heele huis. Hij kreeg zijn mandje met een kussen, zijn etensbakje, zijn halsbandje, zijn bal. En allengs gedoogde hij, dat wij hem koesterden
| |
| |
in onze armen, dat wij hem leerden eten, en dat wij hem leerden spelen. Wij leerden hem wat liefde en teederheid was, totdat hij spinnend van welbehagen met een krampachtigen ruk zijn zachte, zwarte kopje duwde in ons gezicht.
Het schamele katje werd een prachtig, panterslank wezen, rank en bevallig, lenig en snel, sterk, moedig, fier. En zijn oogen glansden nu als amberen sterren tegen het gladde, satijnzachte zwart van zijn huid....
Zijn bloei was maar kort. Te veel had hij in zijn jeugd geleden en ontbeerd. En onze liefde en zorg heeft hem niet kunnen behoeden, - aan een hartziekte is hij heengegaan, om een leegte na te laten, die wij nimmer meer hebben aangevuld willen zien.
Zóó, bij allen die het boek van den heer van Praag lezen, zullen associaties worden gewekt, die hun, naast de belangrijkheid, dit boek ook dierbaar maakt. Een grooten lezerskring en een groot succes zij aan dit mooie werk toegewenscht.
J.K.-R.v.S.
| |
Friesche cultuur-problemen.
Tegenwoordig, nu het Friesche vraagstuk aan de orde van den dag is, en er over gedebatteerd wordt, of het streven der Friezen alleen een kwestie is, dat zij strijd voeren om het behoud hunner taal, of dat hun geheime bedoeling is, zich geheel van Holland los te maken, zij hier even gewezen op het geschrift Friesche cultuurproblemen door D.M. de Jong Hzn., ‘Friesche cultuurproblemen’, is eenigen tijd geleden bij de firma G.W. den Boer te Middelburg verschenen, waarin door den schrijver de volgende vragen worden gesteld:
1e. Kan er gesproken worden van een Friesche cultuur?
2e. Zoo ja, in hoeverre verdient deze om haars zelfs wil in stand gehouden te worden?
3e. Welk belang heeft Nederland bij de Nieuwe Friesche cultuur?
die hij, op rationeele wijze, eenvoudig en begrijpelijk beantwoordt. Bovendien krijgen we zeer interessante beschouwingen over de verschillende Friesche taal-idiomen. De lectuur van dit weldoordachte geschrift zij dus iederen belangstellende aanbevolen.
N.G.
|
|