| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Wordt er te Genève of elders nog over wereldconferenties gesproken, gefluisterd, gezucht, vèrzucht? Gelukkig is een deel der menschheid, zelfs in de Vereenigde Staten, nog optimistisch gestemd. Ook in dit opzicht. Wat zou de arme menschheid zijn, indien zij niet optimistisch kon wezen? De blijde toon, wat geforceerd toch, wordt nu gegeven door den Noord-Amerikaanschen gedélégeerde ter ontwapeningsconferentie, ‘senator’ Norman Davis, die overtuigd is, zegt hij, dat in de a.s. conferentie te Genève, in October, de vlootbouw en de wedloop daarover tusschen Amerika en Japan zal toonen een practisch middel te zijn om den vrede te bewaren (sic). Algemeen immers is men nu overtuigd, dat een oorlog, zooals die thans mogelijk is, zelfs wordt voorbereid, in ontzetting alles zal overtreffen wat men tot heden heeft beleefd. Overwinnaar of overwonnene: zij zullen beiden gegeeseld worden tot zij neervallen.
Intusschen gaat de menschheid voort, gaan de volken voort, met bewapening, en zelfs de opper-optimist, voorzitter van de ontwapeningsconferentie, Henderson, van zijn vredespropaganda-tocht door de hoofdsteden van Europa eindelijk in Londen terug gekeerd, laat nu den moed zakken. En hoe zou ontwapening mogelijk zijn, waar Japan zich nu openlijk verklaart voor een ‘positieve politiek’ op het Aziatisch continent met een waarschijnlijken greep naar Australië - om niet eens te spreken van onzen Indischen archipel - en een losscheuring van alle in den loop der eeuwen door de Europeesche volken in dat werelddeel gewonnen gebieden. Dit is niet het werk van een handomdraaien. De nieuwe wereldoorlog is niet het gevaar
| |
| |
van morgen aan den dag. Maar elke zonsopgang brengt dit gevaar een schreefje nader en de Apokalyps is onafwendbaar: de menschheid is tot latenten waanzin vervallen.
Het is niet langer te loochenen, dat ook het ‘Derde Rijk’, vlak aan onze onbeschermde deur, zij 't ook op sluiksche wijs, zich opnieuw wapent en zich op een nieuwen oorlog voorbereidt. Laat ‘la France militaire’ de onmiddellijkheid van het gevaar overdrijven, wie ziet niet in, dat het Duitsche volk, krijgslustig als geen ander in Europa, krijgslustiger dan ooit te voren, door wapenoefening op den volgenden oorlog wordt voorbereid? Scholen, universiteiten, werkplaatsen, speelterreinen, de publieke opinie worden op den komenden strijd toegespitst; de nijverheid is daarvoor mobiel gemaakt; uniformen, bewapening van allerlei aard, zelfs machtige vechtwagens en groote kanonnen, worden in onderdeelen reeds klaar gemaakt, en behoeven slechts afgewerkt te worden. In het buitenland, ons land niet uitgesloten, doet de nieuwe regeering bestellingen bij de wapenindustrie; de binnenlandsche wapenfabrieken, welke tijdelijk van bestemming waren veranderd, hebben haar ouden arbeid weer opgevat en zelfs haar vroegeren naam. De Duitsche geest wordt door de tegenwoordige heerschers en hun geknechte dagbladpers opnieuw aangeblazen. ‘Duitschland is geroepen tot de leiding van het Westen’, zei dezer dagen de nationaalsocialistische gouverneur der Rijn-provincie, baron Von Lüninke, op den studentendag te Aken. Het is overduidelijk, dat wat er thans in dat land wordt voorbereid, ons werelddeel, in het bijzonder wel ons land, plaatst voor nieuwe, ofschoon niet vreemde toestanden. Zeventig millioen Duitschers worden door kunstmatige geestesverhitting voor den revanche-oorlog rijp gestoofd. ‘Een nieuw Duitschland is in wording’, sprak kort geleden een Tsjechisch staatsman, ‘een fanatiek, niets ontziend, gewelddadig en oorlogszuchtig Duitschland’. Geen wonder dan, dat Henderson moedeloos t'huis is gekomen. Ja, er worden hier en daar tusschen de volken ‘non-agressie’-overeenkomsten afgesloten, doch
hoelang zullen die ‘vodjes papier’ van kracht blijven? Japan in het Oosten, Duitschland in het Westen zetten ieder een parabellum-revolver op de borsten der overige volken, en gij wilt, dat die niet op afweer bedacht zijn?
| |
| |
Neen, neen, de tijd der veel belovende Geneefsche conferenties is voorbij, en het nog in aanbouw zijnde Vredespaleis dáár zal gesloten worden voor het is afgebouwd, droeviger dan het gegaan is met het Haagsche Vredespaleis, dat tenminste een eerbiedwekkende, zij 't ook geheel-theoretische bestemming heeft gekregen. Reeds sinds lang zijn vele leden van den Geneefschen Volkenbond slechte contributiebetalers en hun getal wordt voortdurend grooter. In de eerste tien jaren van zijn bestaan schoten reeds drie of vier staten in de betaling der kosten te kort; drie jaar geleden waren het er twaalf; twee jaar geleden zestien, vorig jaar acht en twintig. Het is waar: deze slechte betalers zijn voornamelijk de kleine staten. In dit opzicht althans wordt Nederland onder de groote gerekend. Natuurlijk, Sijmen is nog altijd goed van betalen, gelukkig. Het is onze trots. Duitschland, pas lid geworden, heeft op zijn verplichte contributiebetaling een echt-Duitsch (nieuw) foefje gevonden: het stort haar bij een bank in Duitschland. Doch dit bedrag kan niet buiten eigen land worden gebruikt. Het heeft immers geen ‘Heller’ meer om zijn schulden te betalen. Wij in Nederland weten van de Duitsche insolventie mee te praten. Maar het besteedt 550 millioen Mark-extra aan zijn reeds voortreffelijke spoorwegen; 50 millioen extra aan zijn posterijen; voorloopig, ‘maar’ 20 millioen aan extra-subsidie, voor de eerste vier maanden, zijner reederijen; 150 millioen voor huwelijksuitzetten van trouwlustige paartjes in de verwachting van binnen twintig jaar nog wat meer ‘Kanonnenvleesch’ slachtklaar te hebben. Dan zijn autowegen, de langste en beste van heel de wereld. Vergeet niet zijn ‘Nazi’-propaganda in het buitenland. Kortom, het nieuwe Duitschland smijt met geld, maar heeft geen Penning meer over voor het afbetalen zijner schulden, en houdt het geld, dat het aan den Volkenbond moet afdragen, in eigen portemonnaie.
Genève moet maar zien hoe het er daaruit krijgt.
Heeft dan Mussolini niet gelijk met te zeggen, dat het woord ‘Conferentie’ maar uit het woordenboek der menschheid moet worden geschrapt? Het is niet alleen hij, die in deze Conferenties een schoonen, doch bedwelmenden nabloei ziet van den ondergang der Democratie. Ook Caillaux, een der éminentste staatslieden van Frankrijk, nu in het Buitenland vrijwel vergeten,
| |
| |
sedert en door den oorlog. Hij werd daarin beschuldigd Duitschgezind te zijn en heeft er zelfs voor in de gevangenis gezeten met gevaar gefusilleerd te worden. Doch hij is nog steeds een der scherpzinnigste koppen van Frankrijk. Voorzitter der financieele Commissie van den Senaat, hield hij te Marseille een merkwaardige rede, waarin hij er den nadruk op legde, dat Frankrijks financieele welstand voor goed op het spel staat door het spelen met 's lands inkomsten door ‘roode baantjesjagers’.
‘De groote, kapitale en oorspronkelijke fout van den tegenwoordigen toestand is het ‘étatisme’, zei hij. ‘Zoodra de Staat, Vadertje Staat, zoo heilig voor de Democratie, de exploitatie van iets op zich gaat nemen, rent men naar een failliet. Dan doet de demagogie haar intrede en wordt er maar door alle kornuitjes geplukt van den hoogen boom. Om nu maar eens een heel klein voorvalletje te noemen: er werd daar maar eens 'n bedragje van twee millioen uitgetrokken om enkele heeren naar Londen te zenden voor de Economische Conferentie. Ze reizen gratis, worden van feestmaal naar feestmaal gesleept.... maar dan blijft er nog twee millioen zakgeld over. Nu zult u zeggen, dat dit maar een peuleschilletje is, een kleinigheidje op een begrooting van milliarden, maar juist dit voorvalletje (waar ieder wel eens een uitstapje naar Londen maakt is het niet moeilijk om te controleeren) illustreert zoo goed de toestanden. Maar welke enorme proporties neemt die verspilling aan, wanneer het om de instelling van groote lichamen gaat. Daar hebben we b.v. het zoo bij uitstek onpopulaire en ongemeen slecht georganiseerde instituut van de Sociale Verzekering, dat alleen aan nieuw aangestelde ambtenaren het dubbele van de inkomsten kost. Daar zijn de spoorwegmaatschappijen, die met een steeds vermeerderend tekort werken en dus steeds meer subsidies noodig hebben.... omdat de Staat te hooge belastingen eischt. Men is thans zoo ver gekomen, dat menige werkgever verkiest zijn zakencijfer zoo laag mogelijk te houden.... om niet in een nog hoogere belastingklasse te vallen. En dat in tijden van werkloosheid..... Het ‘etatisme’ baart altijd een leelijk kindje, dat ‘protectionisme’ heet. En dat brengt ons weer nieuwe verrassingen: een Fransch département, Algiers, (het is geen kolonie), berst letterlijk van overvloed aan wijn, koren, vruchten. Maar
| |
| |
door de hooge invoerrechten, welke het vaderland eischt teneinde de verbouwers op het vasteland tevreden te stellen, moet men ter plaatse de producten laten bederven. In jaren heeft men niet zulk een korenoogst gezien als thans.... reden waarom elke week het brood duurder wordt. En zoo gaat het maar voort, dag aan dag. De Staat gaat nu iets nieuws probeeren: in September krijgen we een Staatsloterij. Laten we er het beste van hopen.... maar wat zou men zeggen van een huisvader, die zegt: ‘kinderen, vandaag hebben we niet meer te eten, er zit niets anders op dan onze laatste centen te gaan wagen in een omgekeerde parapluie. Wie weet of we niet een groot lot winnen.... laten we ondertusschen maar op den pof een flesch champagne halen om op den goeden afloop te drinken....’
Het is een geluk, dat er in Figaro's land nog menschen zijn, die zijn spreuk toepassen: ‘ik haast mij om over de gebeurtenissen te lachen uit vrees er anders om te moeten huilen’. De humor is als een zonnestraal uit een met zwarte wolken dreigend uitspansel. In het land van Mark Twain echter schijnt de humor wel voor goed te zijn weg getrokken. Roosevelt tracht er met zijn vrienden van den ‘hersentrust’ zijn program af te werken, alle tegenwerking ten spijt, maar generaal Johnson, de leider der ‘National Industrial Recovery Act’ - verkort ‘Nira’ genoemd -, dezelfde, die kort geleden verklaarde, dat Amerika er binnen drie maanden bovenóp of er voor goed onder zou zijn, waarschuwt thans, dat de economische hel de straf zal wezen van het falen van dit programma. Nog steeds tellen de Vereenigde Staten, volgens de verklaring van den leider van het ‘Federal Relief’, 12 millioen werkloozen, en hun staat met den komenden winter een vreeselijk lot te wachten, wanneer de afzonderlijke staten niet de rijksuitkeering van een half milliard dollars behoorlijk aanvullen. Zelfs dit aanzienlijk bedrag is volgens hen slechts een druppel op een heeten steen. De straten van alle groote steden van wat eens ‘Gods own country’, of anders het ‘Land of the happy’ genoemd werd, wemelen van bedelaars. Mark Twain zou thans niets meer om te glimlachen in zijn geboorteland vinden. Trouwens als ‘A tramp abroad’ ook niets meer in Europa.
Groote gebeurtenissen heeft de afgeloopen maand niet gekend,
| |
| |
gelukkig. De gespannen toestand tusschen het ‘Derde Rijk’ en Oostenrijk gaat door. Groote gebeurtenissen liggen verborgen in den schoot der menschheid, de afgetobde moeder. Op het uur der verlossing wordt gewacht en het zal mogelijk een monster zijn, dat zij baart. Japan en Duitschland, Japan dààr, Duitschland hièr, zijn de vaders dezer gedrochtelijke zwangerschap, en dit tweevoudig vaderschap is op-zich-zelf reeds een monstrum.
Reeds nu, na Mandsjoekwo, strekt Japan de hand uit naar Mongolië, en generaal Araki, de almachtige minister van oorlog, spreekt openlijk over Japans roeping om de ‘Pax Japonica’ - den ‘Japanschen Vrede’ - te brengen over heel Azië, dat ‘bevrijd moet worden van de blanke overweldigers’. Die roeping is de ‘Kwodo’: het betreden en volgen van Keizerlijken Weg. ‘De staten van Oost-Azië’, zoo schrijft hij o.a., ‘zijn geworden tot slachtoffers der onderdrukking van het blanke ras. Het ontwaakte Japansche keizerrijk kan hun willekeurige gewelddaden niet langer dulden. Het is de plicht van het keizerrijk Japan de daden van onverschillig welke sterke mogendheid met kracht te bestrijden, zoodra zij in conflict komen met de “Kwodo”. Daarom, waar in Oost-Azië ongeregeldheden het hoofd opsteken, kan Japan niet stilzwijgend toezien, want vredebreuk is absoluut strijdig met de grondidée van het keizerrijk Japan. Het is daarbij steeds noodig zich bewust te blijven dat zelfs, wanneer Japan in gevallen van ongeregeldheden of van vredebreuk, van geweld gebruik moet maken, dit in den grond geen andere bedoeling heeft dan de rust te herstellen.’
Generaal Araki heeft met zijn ‘Kwodo’ allereerst het oog op Britsch-Indië, maar tegen het Soviët-Rusland, nu zoo veel dichter grenzend aan Japan, ziet hij evenmin op. Immers Mongolië is volgens hem een ‘vaag’ gebied. Niemand weet of het eigenlijk Russisch of Chineesch is, maar in ieder geval grenst het aan Japans ‘invloedssfeer’, en aan dit territoir moet dus ‘onafhankelijkheid, vrede en rust’ worden geschonken. Reeds is het Japansche leger in opmarsch naar de belangrijke Mongoolsche handelsstad Kalgan, van waaruit de handelswegen door de woestijn van Gobi worden beheerscht, en de Chineesche Christen-generaal Feng heeft er voor gezorgd, dat in dit geheimzinnige ‘vage’ land Japans geschenken van ‘onafhan- | |
| |
kelijkheid, vrede en rust’, zooals het die aan Mandsjoekwo en Dsjehol reeds deelachtig heeft doen worden, goedschiks of kwaadschiks ‘dankbaar’ zullen worden aanvaard.
Aan zijn Oostersche Christenen beleeft de veel geplaagde menschheid ook elders niet veel pleizier. Nu men sinds jaren niets meer verneemt van de Armeniërs, een dier Christelijke secten in Turkije en Rusland van voorheen, die zoolang het ‘klavier der volksconsciëntie’ in de Christelijke gemoederen van het Westen hebben weten te bespelen, doch door hun kuiperijen zelf oorzaak waren, dat zij door hun overheerschers werden onderdrukt, zijn het thans de rustelooze ‘Assyriërs’, door de politieke Westersche wijzen, die geen weg met hen wisten, bij het nieuw-geformeerde Oostersche koninkrijk Irak onder gebracht. Voor hun klein getal - nog geen 40.000 man, naar 't schijnt - verlangen zij onafhankelijkheid. Maar er liggen op hun gebied, het Mosoelgebied, petroleumbronnen. Dit verklaart hun overheersching door Irak, een vazalstaat van Engeland. Het zijn strijdbare mannen, deze Assyrische Christenen. De oorlog was hun een buitenkansje, de tegenwoordige vrede hun een nachtmerrie. Turkije, tot welks gebied zij voorheen behoorden, denkt er niet meer aan deze Roestams op zijn grondgebied toe te laten; Perzië is bang voor hen. Het beste wat Irak met hen wist te doen was de formatie van eenige Assyrische bataljons onder commando van den Britschen leger-bevelhebber. Maar Irak heeft een Mohammedaansche bevolking en, Christenen, als zoodanig door de verdwaasde Christenmenschen uit het Westen, steeds gecajoleerd, verbeelden de Assyriërs zich heel wat bòven de Islamitische bevolking, die hun tot landgenooten is gegeven. ‘Sedert oude tijden’, zegt een Nederlandsch dagblad, behooren zij tot het Christendom en staan daardoor op een betrekkelijk hoog beschavingspeil’. Alles is betrekkelijk. Zelfs, volgens Einstein, de betrekkelijkheid-zelve. Doch dat ‘beschavingspeil’ der Assyrische Christenen hooger dan dat der hun omringende Islamieten.... och, och, zullen de Christenen ooit tot
erkenning komen van het geestelijk failliet van het geloof, dat zij aanhangen, en dat zij zelf zoo hoog aanslaan en zoo laag toepassen?
|
|