| |
| |
| |
Fransche letteren door Frans Erens.
Figures et Souvenirs. Souvenirs de la Princesse Pauline de Metternich. 1859-1871. Paris, Librairie Plon.
Het oude Parijsche uitgevershuis Plon doet op het oogenblik een serie verschijnen van historische werken. De naam, die zij daaraan heeft gegeven ‘Figures et Souvenirs’, is zeer zeker toepasselijk op hetgeen daar van reeds is uitgekomen. Het zijn ook uiterlijk, aantrekkelijke en handige boekjes, allen gecartonneerd, wat hun levensduur aanmerkelijk verhoogt, en verkrijgbaar voor den prijs van 5 francs en 75 centimen. Het kunnen dus wel wonderen worden genoemd in de boekenwereld, vooral door ons Nederlanders aan Nederlandsche stijve prijzen gewend. De texten bestaan uit autentieke souvenirs, zooals die van de princes von Metternich of uit monografiën, geschreven door goed beslagen deskundigen.
Het eerste nummer dezer serie, de Souvenirs van Pauline von Metternich, is een buitengewoon aantrekkelijk en interessant werkje, geschreven door een beminnelijke en geestige vrouw. Haar moeder was een dochter van den bekenden Oostenrijkschen kanselier, haar vader was graaf Sandor, een Hongaarsch magnaat, zelfs in dat land van wilde ruiters bekend om zijn vermetele ritten. Toen zij twintig jaar oud was, trouwde zij met haar oom Richard von Metternich, een broer van haar moeder, die tien jaar ouder was dan zij; zij was dus tegelijk de kleindochter en de schoondochter van den Kanselier. Het huwelijk was bizonder harmonisch en haar man had een grooten invloed op haar geest en karakter. Zij was zeer ontwikkeld, had
| |
| |
een scherp verstand en een goed oordeel, waartoe de intieme omgang met haar grootvader, die bizonder op haar was gesteld, waarschijnlijk zal hebben bijgedragen. Zij en haar man waren beiden zeer muzikaal en aan haar heeft Wagner de opvoering van zijn Tannhäuser in de Parijsche Groote Opera te danken, die ondanks groote tegenwerking plaats had op het persoonlijk bevel van Napoleon III. Dit is gebeurd in den tijd dat Richard von Metternich Oostenrijksch gezant was in Parijs. De princes had buiten alle politiek om een grooten invloed aan het hof en werd als een autoriteit beschouwd op het gebied van kunst en goeden smaak. Zij was een der meest schitterende vrouwen van het schitterend hof van het tweede keizerrijk. Geestig en elegant lanceerde zij modes, die door iedereen werden nagevolgd; zij ontdekte den grooten costumier Worth en bracht hem tot succes. Aan het hof zette zij tableaux vivants, tooneelvoorstellingen en muziekuitvoeringen in elkaar. In haar salon kwam niet alleen de uitgaande wereld van Parijs; zij stelde er prijs op ook de mannen van de kunst en de wetenschap bij zich te zien.
Een ware vriendschap was ontstaan tusschen het keizerlijk echtpaar en de Metternichs, een vriendschap, waarvan deze laatsten vooral blijk gaven in de triestige tijden van den oorlog van '70. Het was Richard von Metternich, die Eugenie vóór de plundering uit de Tuileriën weghielp. Toen zij buiten door een jongen werd herkend, had de gezant hem de keel toegeknepen, zoodat hij geen geluid meer kon uitbrengen om de volksmenigte aan te trekken, totdat de keizerin in een huurrijtuig was verdwenen.
Pauline von Metternich heeft haar Herinneringen gedeeltelijk in het Fransch en gedeeltelijk in het Duitsch geschreven. In 1920 is van haar hand verschenen ‘Geschehenes, Gesehenes, Erlebtes’. (Wiener Litterarische Anstalt.) Haar souvenirs uit de serie van Plon zijn levendig, geestig en pittoresk. Zij ademen tegelijk een groote goedheid uit en nooit is de geestigheid tegen iemand gericht dan op een filosofische wijze tegen de auteur zelf. Zij is een schitterende vertelster en uit haar vertellingen ontstaan de meest verschillende tafereelen van het hofleven van het tweede keizerrijk, teekeningen van personen en gebeurtenissen en ten slotte rijzen er uit op de rampen van 1870, wier
| |
| |
nadering en verwerkelijking in haar woorden duidelijk tot het bewustzijn doordringen.
Vol humor is de teekening van den ex-koning van Beieren Ludwig I, die niet wilde, dat de keizer hem zijn ministers zou voorstellen. Op diens vraag of hij dat genoegen mocht hebben, antwoordde koning Ludwig: ‘O, neen, dat vind ik veel te vervelend.’ Napoleon brak uit in lachen en de ministers stonden beteuterd te kijken.
Daar hij doof was, sprak hij gewoonlijk zeer luid, maar tegelijkertijd profiteerde hij daarvan om den betreffenden allerlei onder de neus te duwen. Daar had hij plezier in en hij was dan ook in de gezelschappen gevreesd. Tijdens een soirée aan het hof, waarbij ook onze koningin Sofie tegenwoordig was, vroeg de koning van Beieren aan princes von Metternich wie een zeker heer was, die daarbij stond. ‘Prins Joachim Murat’, gaf zij hem ten antwoord. Om zijn doofheid moest zij tot haar wanhoop dien naam altijd luider uitschreeuwen. Toen de koning haar eindelijk had verstaan, zei hij: ‘O, Murat! Ik weet nog goed, dat de overleden prins von Metternich de minnaar van koningin Caroline is geweest.’ (Een der zusters van Napoleon, Caroline, die getrouwd was met Murat, heeft een stormachtige liaison gehad met den lateren kanselier von Metternich, die in dien tijd Oostenrijksch gezant was in Parijs.) De zoons der twee minnenden wisten niet wat zij voor een gezicht moesten zetten. Prins Metternich keek naar de punten van zijn schoenen, totdat prins Joachim de ontspanning bracht, door dat hij het van den vroolijken kant opnam en zeide: ‘Nu ja, omdat wij er niets aan kunnen veranderen, zullen wij er maar om lachen.’
Het is een kostelijk boekje; ik zou het haast een meesterstuk willen noemen. Napoleon III wordt ons hier nader gebracht dan in wijdloopige historische werken.
| |
Figures et Souvenirs. 2. Maurice Paléologue. Le roman tragique de l'Empereur Alexandre. - Paris, Libraire Plon.
Het tweede nummer van de serie Figures et Souvenirs is een stuk van den levensroman van Czar Alexander II van Rusland.
| |
| |
De auteur van dit boekje, Maurice Paléologue, de laatste Fransche gezant aan het Russische hof, die zijn leven in de diplomatie heeft doorgebracht, was door zijn grondige kennis van de wereldpolitiek, door zijn uitgebreide relaties en door zijn schrijverstalent, iemand die van dit onderwerp een historisch getrouw en meesleepend verhaal moest maken. Op iedere bladzijde boeit hij den lezer en deze voelt een ziel in dit werk.
Alexander II, die op den 13den Maart 1881 als slachtoffer viel van een nihilistischen aanslag, was een goed vorst. Hij was de zoon en opvolger van den despotischen Nicolaas I. Hij is het, die de lijfeigenschap afschafte in zijn onmetelijk rijk; zooveel mogelijk stelde hij grenzen aan de willekeur der bureaucratie; hij is de bevrijder der Bulgaren van de Turksche overheersching en hij heeft de Russische macht en invloed tot in centraal Azië doen doordringen. Hij was bemind door zijn volk. Op den dag van zijn dood had hij het decreet geteekend, dat aan Rusland het begin schonk van een constitutie. Hij had het bevel gegeven dat den volgenden morgen te publiceeren en de nieuwe Czar, Alexander III had het plan den vaderlijken wil getrouw te doen uitvoeren. Hij was echter het tegendeel van zijn vader; zwak en weifelend stond hij vooral onder den invloed van zijn vroegeren gouverneur Pobedonostsew en de reactionaire partij, die den afschuwelijken moordaanslag gebruikte om zich tegen alle vrijzinnige maatregelen te verzetten. De nieuwe Czar, die geheel onder dien invloed geraakte, liet het decreet niet afkondigen en langzamerhand deed hij alle personen uit zijn omgeving verdwijnen, die de geestesrichting van zijn vader hadden gedeeld.
De vrijzinnigheid en de mildheid van Alexander II waren gehaat geweest door de uiterst-linkschen en de uiterst-rechtschen; aan de eersten werd door den verlichten keizer immers de reden van hun bestaan ontnomen, de tweeden meenden zichzelf en het land in gevaar gebracht door het zachtere regiem.
Catharina, princes Dolgorouky, zijn geliefde, leefde met hem zijn geheele gevoels- en gedachteleven mee. Met haar besprak hij den politieken toestand van zijn land en alle maatregelen, welke hij wilde nemen. Zij leefde alleen voor hem en bemoeide zich in het geheel niet met de buitenwereld; bij haar kon hij
| |
| |
hardop denken en met haar sprekende, sprak hij met zichzelf. Na den dood zijner vrouw, die jaren lang ziek was geweest, had hij haar gehuwd; hij was zelfs van plan haar tot keizerin te verheffen. Zijn schoonste droom van geluk in deze wereld was geweest daarna afstand te doen van den troon en met zijn vrouw en kinderen uit die vereeniging geboren, als privaatpersoon in het zuiden van Frankrijk te gaan leven. De afschuwelijke aanslag van 13 Maart 1881 verhinderde die illusie werkelijkheid te worden. De morganatische echtgenoote werd door de omgeving van den Czar gerespecteerd. Zij bleef bij hem na zijn verwonding tot aan zijn dood en bij de begrafenis knielde zij bij het lijk in de kathedraal van St. Petersburg en kuste haar man volgens Russisch gebruik het onbedekte gelaat. Zij is gestorven in Nice in 1922.
De auteur van dezen doorleefden roman, Maurice Paléologue, was na den aanslag door de Fransche regeering naar St. Petersburg gezonden om de betuiging van deelneming van zijn land in de groote rouw over te brengen. Daar vond hij als gezantschapssecretaris Eugène Melchior de Vogué, de schrijver van het bekende werk ‘Le roman Russe’, die in '83 reeds naam had gemaakt door zijn letterkundige arbeid. De opmerkingen en overdenkingen van dezen scherpzinnigen geest over den vermoorden Czar en zijn levenswerk, die door Paléologue worden weergegeven, zijn treffend en belangwekkend.
| |
Figures et Souvenirs. 3. Henry de Jouvenel. La vie orageuse de Mirabeau. - Paris, Librairie Plon.
Het derde nummer van deze serie geeft een kort overzicht van het leven van den grooten redenaar, wiens werkelijke avonturen wonderlijker zijn dan de meest fantastische vondsten. Gabriel de Mirabeau werd geboren met twee tanden, een vastgegroeide tong en een verdraaide enkel. De dokter die daarbij aanwezig was, zeide dat hij zeer moeilijk zou kunnen spreken. De van natuur al leelijke jongen kreeg de pokken en werd nog leelijker. Zijn moeder was te weekhartig geweest om hem te laten inenten tot verdriet en woede van den markies, zijn vader.
| |
| |
Toch was de aantrekkingskracht, die gedurende zijn geheele leven van Gabriel uitging, zoo groot, dat in zijn afwisselende gevangenschappen zijn bewakers voor hem partij kozen en hem op allerlei manieren begunstigden. Hij verovert als vrouw een jonge rijke erfgename, Mlle de Marignane. Gevangen gezet in het fort van Joux wekt hij de liefde op van Sophie de Ruffey, als zeventienjarig meisje uitgehuwlijkt aan den ouden heer de Monnier. Hij vlucht met haar naar Amsterdam, woont er in de Sint Luciensteeg; het paar maakt schulden en leeft zoo goed als het gaat van vertaalwerk en van allerlei tractaten, die Gabriel schrijft, totdat het ongeluk aan de liefdeshistorie een eind maakt en zij beiden op aandrijven van hun familie, met toelating van de Hollandsche autoriteiten, door Fransche regeeringsambtenaren gevangen naar Frankrijk worden teruggebracht.
In 1783 is Mirabeau vrij; hij is arm en woont in Parijs. Zijn geweldig temperament sleurt hem in allerlei avonturen, waaronder het samenzijn met een juffrouw de Nehra, een oase is van kalmte en genegenheid. Dit meisje was de onechte dochter van Willem van Haren en een Fransche vrouw; haar haar naam was de omzetting van van Haren. Zij wordt beschreven als een fijn blond meisje met blauwe oogen, stil en in zichzelf gekeerd. De eerste keer dat zij het monster had gezien, had zij afschuw voor hem gevoeld, maar weldra kon zij niet meer buiten hem; zij ging met hem leven en wijdde zich geheel aan hem toe. Zij bracht orde in zijn zaken en in zijn verward huishouden en als Gabriel, die niet kon rekenen, allerlei kostbare geschenken voor haar kocht, ging zij dadelijk naar de winkels en bracht ze weer terug. Door haar voorspraak behoedde zij hem tweemaal voor een nieuwe gevangenschap; het waren de zestiende en zeventiende lettre de cachet, wier gevaar zij van hem afwendde, zooals zij zelf in een brief verhaalt. In haar groote teederheid was zij onverschillig voor de wilde liefdesavonturen, die hij met andere vrouwen beleefde. Mirabeau heeft die groote onbaatzuchtige liefde eerst begrepen toen hij haar had verloren na een samenzijn van vier jaren. Opgezweept door zijn onevenwichtige natuur maakte hij haar het leven zoo ondragelijk, dat zij van
| |
| |
hem wegvluchtte en Frankrijk verliet. ‘Die toestand was te hevig, schreef zij, het ging boven mijn krachten, ik voelde dat ik zou sterven. Ik nam een besluit, het was het uiterste; den 10den Augustus verliet ik het huis van M. de Mirabeau en den volgenden dag verliet ik Frankrijk.’ De vrienden van Mirabeau betreurden de breuk met deze vrouw, die zijn beschermengel is geweest; na haar vertrek werd hij geheel en al teugelloos, een schip zonder roer.
Gekozen in de Êtats Généraux voor Marseille en voor Aix, kiest hij deze laatste vertegenwoordiging en geeft reeds na de eerste zitting het eerste nummer uit van zijn ‘Journal des Êtats Généraux’. Hij levert met de stervende regeering een duel voor de persvrijheid en blijft overwinnaar. In 1790 ontstaat er toenadering tusschen de koning en de koningin en Mirabeau. Hij werkt een plan uit voor een constitutioneel koninkrijk, maar de ongelukkige koning en zijn onmiddellijke omgeving zijn bang en aarzelen bij al die nieuwigheden. Tevergeefs heeft Mirabeau hen bezworen zich met de Revolutie in te schepen: ‘Jacobijnen die minister worden, zijn geen Jacobijnsche ministers,’ had hij hun gezegd. Ware hem tijd gelaten, wellicht had hij de Revolutie op een beteren weg kunnen leiden, maar een korte ziekte maakte op den 2den April 1791 een einde aan zijn leven.
Dit populaire boekje geeft een goede voorstelling van den man, die in alles uitstak, die buitengewoon leelijk was van uiterlijk en buitengewoon aantrekkelijk, buitengewoon vol van deugd en ondeugd. Had hij bij zijn begaafdheid genoeg zedelijke kracht gehad om zich te beheerschen, hij zou de grootste man van zijn tijd zijn geweest.
| |
Figures et Souvenirs. 4. Paul et Victor Margueritte. Les braves gens. La chevauchée au Gouffre. (Sedan.) Librairie Plon.
Bij de lezing van dit boekje wordt onmiddellijk gevoeld, dat men hier met ras-schrijvers te doen heeft. Alle phasen van het drama van Sedan ziet men langzaam aankruipen, zich ontplooien en eindelijk vastliggen in de gruwelijke werkelijkheid.
| |
| |
De figuren, die zich te midden van deze gebeurtenissen bewegen, zijn menschen vol warm leven, zooals b.v. de trompetter Gebon, voor wien niets anders in het leven van belang was dan zijn trompet. ‘Zij alleen vulde zijn uren, waarin geen gedachten waren en geen genegenheid... Al wat hij aan ziel had, kwam na lange poozen van stilzwijgen naar buiten in de stem van het koper.’
De gebeurtenissen haasten zich, zij halen elkaar in en zij zijn er vóór nog iemand ze kon denken en te midden daarvan verschijnt de triestige figuur van den zieken Napoleon III, overweldigd door de catastrophe. Inconsequenties, vergissingen, heldenmoed in daden, heldenmoed in lijden en ten slotte de schitterende maar nuttelooze aanval van de divisie Margueritte worden door de schrijvers verwerkt tot een levende ontroerende voorstelling. Deze aanval was de chevauchéc au gouffre, die aan den ouden koning Wilhelm I den uitroep ontlokte ‘les braves gens’, zooals de Franschen het hebben vertaald.
Met het hijschen van de witte vlag op de citadel van Sedan besluit het boek, ‘de witte vlag die uitwoei als een lijkkleed, begroet door de hoeras der overwinnaars... de laatste vlag van het keizerrijk.’
De schrijvers wier vader, de generaal Margueritte, sneuvelde in de gevechten bij Sedan, waren door traditie en door hun groot schrijverstalent aangewezen tot het vastleggen van deze voor hun land zoo tragische en beteekenisvolle gebeurtenissen.
| |
Figures et Souvenirs. 5. Louis André. Madame Lafarge, Voleuse de diamants. - Paris, Librairie Plon.
In dit boekje wordt een beroemde rechtszaak uit het verleden opnieuw in het licht gezet. Omstreeks 1840 heeft het proces Lafarge in Frankrijk veel beroering gemaakt en de belangstelling, die het wekte is ver buiten de landsgrenzen uitgegaan. De triestige heldin van deze schandaalzaak was een mooie jonge vrouw Marie Cappelle. Nog als kind had zij haar ouders verloren, haar familie trok zich het meisje aan. Een
| |
| |
harer tantes liet haar een zeer zorgvuldige opvoeding geven en zocht haar een goed huwelijk te doen sluiten. Zij verkeerde in zeer goede kringen; baron Paul Garat, secretaris-generaal der Fransche Bank was haar oom. Zijzelf beweerde (en dat is door latere onderzoekingen bevestigd) dat Philippe Êgalité, de revolutionaire prins, en vader van Louis Philippe, de toen regeerende koning, tengevolge van een relatie met de bekende Madame Genlis, haar overgrootvader was. Zij was dus een achternicht van den koning, al zou zij het wapen der Orleansen met een dwarsbalk hebben moeten voeren.
Marie Cappelle was een verwend kind, eerzuchtig, eigenzinnig, wispelturig en excentriek. Degenen die haar van kind af goed kenden, beweerden, dat zij leugenachtig en geveinsd was; het schijnt dat zij uit natuur loog en veinsde, niet altijd met een bepaald doel. Uit alle gegevens blijkt, dat zij een gevaarlijke intrigante was, die men op zijn levensweg beter niet ontmoet, zooals degenen die met haar in relatie kwamen hebben ondervonden.
Toch had deze vreemdsoortige jonge vrouw ook haar vrienden en bewonderaars, van wie er een o.a. getuigde: ‘Zij heeft een buitengewoon talent voor de piano en zij zingt met veel methode. Zij is op de hoogte van verschillende wetenschappen, zij vertaalt en verklaart Goethe voor de vuist weg, zij kent verschillende talen, zij improviseert Italiaansche verzen met evenveel gratie en evenveel stijl, als zij dat in het Fransch doet.’
Deze vrouw, jong, mooi en talentvol, laat zich na eenige romantische liefdesavonturen, die zich alleen in haar gevoelsleven en in haar fantasie afspeelden, tot een verstandshuwelijk overhalen met een industrieel uit Uzerches in de Limousin. Het huwelijk wordt gesloten in de Notre Dames des Victoires, de bekende Parijsche kerk en het echtpaar vertrekt naar zijn woonplaats. Maar een treurige zijde van dit verstandshuwelijk is, dat de jonge vrouw een afschuw heeft van haar echtgenoot, een gevoel, dat haar gedurende haar geheele verdere leven is bijgebleven. Zeventien jaar later schrijft zij: ‘Ik heb mijn bruidschat, mijn wil, mijn leven overgegeven aan dengene, die mij heeft getrouwd om zijn zaken op gang te helpen
| |
| |
met mijn fortuin en zijn salon te meubelen met mijn persoon...’
Na het huwelijk had men opgemerkt, dat de houding van mevrouw Lafarge tegenover haar man plotseling veranderde van een sterken tegenzin in een uiterste teederheid, een gevoel dat echter niet lang behoefde te duren, want hij stierf na vijf maanden getrouwd te zijn geweest, na een verschrikkelijk lijden aan een onbekende ziekte. De justitie vertrouwde het geval niet en mevrouw Lafarge werd gevangen genomen onder verdenking haar man met arsenicum te hebben vergiftigd. Terwijl zij in preventieve hechtenis was, werd tengevolge van een andere verdenking een huiszoeking gehouden op haar kasteeltje en daarbij kwam een rond rose doosje te voorschijn vol waardevolle diamanten en paarlen; op het doosje was met zegels in roode lak een etiquette bevestigd, waarop in het handschrift van mevrouw Lafarge stond geschreven Marie.
Tijdens het verblijf van Marie Cappelle vóór haar huwelijk bij de boezemvriendin van haar jeugd Marie de Nicoläi, inmiddels getrouwd met de vicomte de Léautaud-Donine, was aan die jonge vrouw een diamanten parure ontstolen, het bruidsgeschenk van haar man. Er was geen dader gevonden, maar zoetjes aan hadden zich de vermoedens op de excentrieke Marie Cappelle vastgezet. De familie de Léautaud had echter geen onderzoek in die richting laten doen, Marie Cappelle was getrouwd en woonde in Uzerches. Maar toen er geruchten begonnen rond te gaan als zou de heer Léautaud zelf de diamanten aan zijn vrouw hebben ontfutseld, omdat hij ze niet zou kunnen betalen, werd door de bestolene aan de justitie verzocht een huiszoeking te doen plaats hebben bij mevrouw Lafarge, in wier secretaire de diamanten en parelen werden gevonden. Nu volgt de inbeschuldigingstelling der mooie jonge vrouw, niet alleen wegens verdenking van moord maar ook wegens verdenking van diefstal. Het proces van de juweelendiefstal wordt in dit boekje gegeven. De zaak maakte de repuatie van den toen twee-en-twintigjarigen advocaat Lachaud, later het meest beroemde lid der Parijsche balie. Wanneer in den loop der debatten Marie om haar streken en haar onbetrouwbaarheid door haar andere advocaten in de steek wordt gelaten, blijft Lachaud haar trouw. Er werd zelfs beweerd, dat hij verliefd op haar was.
| |
| |
De geschiedenis van dit proces, waarin de beschuldigde zich op de meest vindingrijke en fantastische wijze verdedigde, is geworden tot een boekje om verslonden te worden. De werkelijkheid overtreft er in de spinsels der meeste crimineele romans in vreemdheid en geheimzinnigheid.
| |
Figures et Souvenirs. 6. Louis Madelin. La France du Directoire. - Paris, Librairie Pion.
Het was een gelukkige gedachte van de uitgevers in deze interessante serie ook een studie op te nemen over het Directoire. Afgezien van de enkelen, die bepaalde historische studies hebben gemaakt, weet het beschaafde, lezende publiek weinig van deze periode, die in den geest van het nageslacht is verdrongen door den chaos der Revolutie, het Schrikbewind en het Napoleontische tijdperk. Eigenlijk waren de regeeringsjaren van het Directoire een heel ellendige tijd voor Frankrijk: was tijdens de Revolutie moord zulk een gewone zaak, dat niemand er zich meer over verwonderde, tijdens het Directoire waren de levensomstandigheden zóó benauwd, dat zelfmoord uit nood een algemeen verschijnsel was en beschouwd werd als een fatsoenlijke uitkomst voor fatsoenlijke menschen.
De heer Louis Madelin, lid van de Académie française, heeft in den winter van 1922 vijf lezingen gehouden, die tot onderwerp hadden ‘La France du Directoire’ en het hier aangekondigde boekje is de verzameling van deze causerieën. Hij begint met zich te verontschuldigen over het bundelen van deze gesproken historie. Zoo iets moet eigenlijk niet in druk worden uitgegeven, zegt hij. Bij een conference gaat de spreker tegen zijn menschen praten; hij wil hun zijn eigen kennis meedeelen en hij wil ze ook boeien, afleiden van hun dagelijksch leven; hij wil ze ontroeren. Zet hij zich tot schrijven voor menschen, die hem later zullen lezen, dan verkeert hij in een heel ander geval. De stof blijft dezelfde, maar de manier van behandelen wordt anders. De heer Madelin bekent hier een fout te hebben gemaakt, maar zegt hij, zooveel toehoorders hadden hem om die fout verzocht, dat hij zijn conférences
| |
| |
maar gedrukt de wereld had ingestuurd. De verzoeken waren erg vleiend voor hem geweest en litteratoren, die veel met fictie omgaan, gelooven graag een beetje aan vleitaal (alsof andere menschen dat niet doen!). Aan den gesproken vorm had hij niets veranderd; hij had zijn kennis van het tijdvak daar nu eenmaal ingegoten en dat moest zoo blijven. Het is ook maar gelukkig, dat de auteur dat niet heeft gedaan; hij zou het leven misschien hebben uitgeblazen aan den stijl van zijn lessen, die nu een opeenvolging zijn van prettige historische vertellingen.
De eerste conferentie heeft tot middelpunt Barras, de koningsmoordenaar, de man van het Schrikbewind, vrouwenjager, verkwister, dief op de allergrootste schaal, de representatieve man van het Directoire. De eerste vrouw van de regeeringskliek was de schoone Theresia Cabarrus, de ex-maîtresse van Tallien. In den tijd dat de ex-markiezin Theresia de Fontenoy, geboren Cabarrus, in Bordeaux de minnares was geworden van den toen in die stad oppermachtigen pro-consul Tallien, had de mooie vrouw, die een goedhartig schepsel was, van den dictator heel wat gratieverleeningen verkregen, waardoor het paar bij Robespierre verdacht was geworden en naar Parijs ontboden. Van uit het cachot in La Force, waar de ratten in haar mooie voetjes beten, had Theresia dol van angst iederen dag briefjes en boodschappen naar Tallien gezonden, waarin zij hem bezwoer haar te redden. De liefde had den bangen, middelmatigen man zoo vindingrijk en stoutmoedig gemaakt, dat hij den 9de Thermidor naar de tribune was gestormd en aan Maximillien den doodelijken stoot had toegebracht, waarop heel Parijs, verlost van de nachtmerrie van het Schrikbewind, aan Theresia den naam had gegeven van ‘Notre Dame de Thermidor’ en Notre Dame de la Délivrance. Later had zij Tallien losgelaten en was nauw bevriend geworden met Barras, die in deze vriendschap werd opgevolgd door den zeer rijken bankier Ouvrard. De goedhartige Theresia Cabarrus eindigde als princes, door haar huwelijk met den prins de Caraman-Chimay.
Terwijl de elegante clique met Barras en Theresia aan het hoofd den tijd doorbracht met feesten, werd groote ellende
| |
| |
uitgestaan in het geheele land. De monetaire inflatie maakte handel, landbouw en industrie onmogelijk. Het geheele volk haatte de regeering, maar er was zooveel geleden sedert 1789, dat de energie tot een omkeer ontbrak. De voortdurende oorlogen putten het land uit aan menschen en aan geld. ‘Wij moeten oorlog houden, had Barras gezegd, want als wij vrede maken, wat moeten wij dan met onze generaals doen?’ De elegante schurk was bang die staf jonge, vermetele en eerzuchtige oorlogslieden binnen de landsgrenzen te krijgen en gaf hun liever elders wat te doen door ze als conquistadores op Europa los te laten.
Ten slotte kwamen de generaals op de hoogte van de verrotting van het gouvernement en sommigen van hen begonnen aan het dictatorschap te denken. ‘Ik zal met twintig grenadiers dat zaakje opknappen en die advocaten-regeering in de Seine jagen’, had Joubert gezegd. ‘Dat is veel te veel, had de Gasconjer Bernadotte geantwoord, één korporaal en vier mannen, dat is genoeg om die advocaten hun biezen te laten pakken.’ Dan was er nog Moreau, die op de gematigden steunde, Jourdan en Augerau op de republikeinen.
Al die generaals wilden wel een slag wagen, maar ze bewaakten elkaar; de een wilde niet, dat de ander tot de macht kwam en zoo kwamen ze er geen van allen. Ook verschilden ze te weinig van elkaar om de absolute macht te dragen. Generaal Bonaparte werd eenigszins anders beoordeeld dan zijn collega's; bij de meest verschillende groepen was hij goed gezien. Bij het leger om zijn militaire triomfen, bij de geleerden omdat hij hun omgang had gezocht en uit hun midden een staf deskundigen mee naar Egypte had gevoerd, waaruit l'Institut d'Egypte ontstond. De Katholieken waren vóór hem, omdat hij, zooals men vertelde, in Italië den Paus had ontzien; de filosofen meenden in hem een Voltairien te vinden, de Jacobijnen een Cromwell, de liberalen een Washington, de royalisten een Monck. De boer, de financier, de werkman, de burger, allen verwachtten van hem alles. Maar de abbé Sieyès, die zichzelf de eenige zuivere republikein waande en Moreau als dictator had uitgekozen om zelf niet al te veel macht te verliezen, meende den gevaarlijke wel gebarricadeerd achter het Engel- | |
| |
sche eskader, totdat hij aan zijn uitverkoren generaal, die zich een paar dagen had willen bedenken, op den 18de Vendémiaire moest meedeelen, dat generaal Bonaparte te Fréjus was geland. ‘Dat is uw man, antwoordde daarop de verstandige Moreau, hij zal beter uw staatsgreep doen dan ik’. En een ieder schikte zich en boog voor den dictator, ook de dogmatische republikeinsche abbé. Het was een opluchting voor het Fransche volk, dat het Directoire den laatsten adem had uitgeblazen en het is evenzeer een opluchting voor den lezer dezer conférences den val bij te wonen van deze minderwaardige kliek.
Een nieuwe periode brak aan omdat iedereen voelde, dat dat moest gebeuren en omdat de rechte man was gekomen. Hij had toen nog vrienden; de hoogmoed had hem nog niet te veel in zijn macht. Zijn gezegde: ‘Als ik niet was gekomen, dan zou een ander zijn gekomen. Een mensch is maar een mensch’, is een sympathiek woord van een groot intellect.
| |
Figures et Souvenirs. 8. Karl Rosner. Der Koenig. Au quartier général du Kaiser. - Paris, Librairie Plon.
Het achtste boek van de serie Figures et Souvenirs is een relaas van een stuk van den oorlog van 1914. Het is geschreven door een ooggetuige en het ademt een werkelijk leven uit. Karl Rosner heeft als oorlogs-correspondent voor een groot Berlijnsch blad in de nabijheid van Keizer Wilhelm aan het Duitsche front in Frankrijk vertoefd. Hij heeft den Obersten Kriegsherr gevolgd door de verwoeste provincies; hij heeft hem scherp waargenomen van het oogenblik af, dat de plannen van Ludendorf begonnen te wankelen tot aan de eindelijke ineenstorting.
Met hem kunnen wij de reizen volgen van den koning-keizer en dringen wij binnen in het groote hoofdkwartier bij Hindenburg en Ludendorf. Wij kunnen luisteren naar de gesprekken van de officieren van den generalen staf, sceptisch geworden door veel ontgoochelingen; wij zien het werk der Duitsche oorlogsbureaus. In die dramatische omgeving trekt alle belangstelling zich samen op den persoon van Wilhelm.
| |
| |
Karl Rosner heeft dit boek na den oorlog geschreven als een poging tot eerherstel voor den gevallen vorst. Het resultaat van zijn werk is een gevoel van medelijden, dat opkomt in den lezer. Niet dat de schrijver het daar op toe heeft gelegd, maar de verouderde man, zenuwziek en verteerd van angst, die hij aan zijn lezers voorstelt als de keizer, de befaamde Wilhelm II, doet in ons het geval opkomen, dat wij in de tegenwoordigheid zijn van een stervende of een doode en wij buigen het hoofd bij de geweldige slagen, die wij zien vallen. Waarschijnlijk heeft die keizer-koning dikwijls gewenscht te sneuvelen als zoovelen zijner onderdanen, maar een ander lot en een ander leed zijn het deel van den vorst.
Dit boekje is een interessant document voor den oorlog van 1914 en voor de persoonlijkheid van Keizer Wilhelm II. Wij Hollanders zullen er verstandig aan doen het in de Fransche vertaling te lezen, die zeer goed schijnt en die veel goedkooper is dan het oorspronkelijk werk. Men heeft in dit geldelijk voordeel een compensatie voor het nadeel, dat aan iedere vertaling is verbonden. Dit nadeel is trouwens bij een dergelijk werk niet zoo gewichtig.
| |
Figures et Souvenirs. 7. Henri Bordeaux. Le Chevalier de l'air. Vie héroïque de Guynemer. Paris, Librairie Plon.
Het zevende nummer van de serie Figures et Souvenirs brengt ons terug in de dagen van den oorlog van 1914. Guynemer was een ridder van de lucht. Hij was de Fransche vliegenier voor ons buitenstaanders, die de oorlogs-echos uit de couranten te hooren kregen. In Frankrijk wisten de schoolkinderen te zeggen, dat hij 666 uren had gevlogen, dat hij 800 luchtgevechten had geleverd, waarvan 53 overwinningen, d.w.z. dat het vijandelijk vliegtuig daarbij werd vernietigd en dat alles in den tijd van 2½ jaar. Die niet de praktijk kent van het leven van den vliegenier en vooral van den vliegenier in oorlogstijd, kan zich niet den moed, de volharding, de zelfoverwinning voorstellen, die noodig zijn om zulke feiten te volbrengen. Wij weten niet wat zoo iemand heeft doorgemaakt, maar kunnen wel begrijpen,
| |
| |
dat hij in een zeer sterke spanning moet hebben geleefd; ook gelijkt het gezicht van Guynemer niet op dat van een drie-en-twintigjarigen jongeman, die hij was, maar op dat van iemand, die de dertig voorbij is.
Het schijnt dat in dezen heldhaftigen vliegenier een sterk zieleleven woonde. Uiterlijk was hij mager en gespierd. Zijn portret doet een scherp gesneden kop zien, een heerscherskop, om op munten te worden afgebeeld. Er ligt in zijn gelaatsuitdrukking iets van meedogenloosheid, maar niet in den verkeerden zin. Het is een meedogenloosheid meegebracht door een onverzettelijke plichtsvervulling; meedogenloosheid met zich zelf en met het offer, dat moest vallen. Het was immers oorlog en ieder vliegtuig, dat viel, was een meerdere veiligheid voor de eigen mannen.
De liefde voor zijn land was zeer sterk in Guynemer en dat natuurlijke gevoel en ook zijn plichtbesef, zijn offervaardigheid, zijn moed werden gezuiverd en versterkt door zijn geestelijk leven. Herhaaldelijk keerde hij zich in zichzelf en als zoovele uitnemende Franschen bleef hij met zijn geheele wezen op den godsdienst steunen.
Op Dinsdag 11 Sept. 1917 is Guynemer opgestegen in Vlaanderen en is niet meer weergekeerd. Hij had zich ver boven de vijandelijke linies gewaagd en een Duitsche kogel had een eind aan zijn leven gemaakt.
|
|