De Nieuwe Gids. Jaargang 48(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 284] [p. 284] Verzen van Fred. Batten. Dedicace dans ‘Les Nourritures Terrestres’ d'André Gide, pour un ami plus jeune, plus sage. Mon ami, ah je t'envie, car tu attends - Le désir est-il tout? Mais le bonheur est trop lent.... Je sais que tout reste pour toi: la délivrance Des choses parmi la plus pleine abondance. J'attends aussi, voici, je balance.... Qui a raison et qui a tort? N'importe: Je tiens à toi, reste mon ami! Les grandes peurs ne sont pas mortes; Ne te souviens que les heures unies: ‘Notre résistance reste toute forte -’ La Haye, le 24 août 1932. [pagina 285] [p. 285] Wandelend: Regentesselaan † A.B.-R. Dit is dezelfde laan, waarin wij samen liepen, vóórdat uw arme lichaam verminkt in pijn sliep en ik alléén moest gaan.... Ik denk soms vaag aan u.... Uw sterven is voorbijgegaan: een jong blad of een vrucht voor scherpere zon bezweken. Ik denk aan u.... De lente laait weêr in de lucht, Herinneringen breken.... De wind is luw.... O dien middag aan uw graf, Die krans, en daarvan af dat lint naar beneden. En de twee woorden, die ik las -: ‘Lieve Annie’, àlles werd geleden; En ik wìst toen, dat je dood was.... Ik denk opeens aan je.... Dit is dezelfde laan, Waar ik alleen moet gaan.... Voel je den wind luw door de boomen, de blaren slaan? Zul je mijn zacht praten hooren? Je bent voor het leven verloren. Ben je ver weg, ben je dichtbij? Is er nu geluk geboren, ben je blij, O dènk dan, denk dan aan mij.... [pagina 286] [p. 286] Gramofoon in den avond (Robert Stolz: ‘Mädel, du süsses Mädel.’) Hoor, de wèèke gramofoon weêr! De avond doet oneindig zeer.... Een klein orchest aan welke boulevard, Menschen praten en zwijgen bij elkaar. De avond is zoo eindloos zwaar! Hoor, de stem van een doodmoede wijs! Worden wij dan àllen zóó moê en grijs? Moê als het praten van menschen, In café's met muziek, - en ze Komen en gaan om afscheid te wenschen. Lieve, mijn lieve, kom je, wanneer? De avond sterft met de bloesems neêr.... Zonder verlangen kan ik leven Stemmen stamelen zoo los en beven, Alles wil ik, àlles zoû ik geven - Kus mij als vroeger, kus mij weêr.... [pagina 287] [p. 287] Bergner: contour Haar lichaam is tenger, - nièt groot, Als een meisje is ze, dat zich al spelend, In een glimlach ontbloot. Haar oogen verbazen zich, deelen 't Zachtst geheim aan een ander.... Smal zijn haar handen en verheelen 't, Dat zij vréézen, als men elkander Eénzelvig in een ander ziet, Haar stem is zoo jong en schrander.... Zij kan niet kwetsen: zij kent zichzelve niet. Haar lichaam is een stengel in de zon, Als broze rozen brekend in verdriet. Vorige Volgende