| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Van alle jammerlijk-verloopen internationale conferenties was de zoo plechtig door den koning van Groot-Brittanië in het pas te Londen gebouwde Zoölogisch museum geopend monétaire en economische conferentie de medelijdenwekkendste. Immers zij werd ‘getorpedeerd’ door de regeering, door het staatshoofd-zelf, die haar had opgeroepen. Zij heeft allen denkenden menschen niets anders gebaard dan een diepe teleurstelling, welke ook slaat op dien pas in de Vereenigde Staten gekozen President, in wien men een groot staatsman meende te zien. Hij blijkt slechts een dilettant te zijn, die, ofschoon bekleed met dictatoriale macht, met enkele door hem verkozen vrienden, die hij zijn ‘hersentrust’ noemt, het economische leven van de republiek, door Walt Whitman eens ‘de athletische’ geheeten, thans verzwakt als een aan tering lijdende bokser, zoo weinig beheerscht als een kat, die over de toetsen van een piano huppelt en er slechts een kakophonie uit oproept.
In zekeren zin herhaalt zich met hem de tragedie van Woodrow Wilson's Vredesconferentie. Ook hij lijkt een man van goeden wil om zijn land, zijn volk en daarmee de overige volken, een vrede door welvaart te verschaffen. Maar zoo min als zijn voorganger kan hij òp tegen de eigenbaat van 's lands financiers, en den in de Vereenigde Staten reeds opkomenden chaos. Het zoo gevaarlijk-opgebouwde systeem verkernd in een ongekend economisch streven om de nering te zetten naar de tering, d.i. een voor iedereen tot het uiterste doorgevoerde poging om te leven op crediet, alles op afbetaling in termijnen, is ingestort.
| |
| |
Geen land heeft gedurende korten tijd dichter geleefd aan den rand van een communistischen afgrond. Een waar ‘fool's paradise’ als vervulling van de belofte, waarmee Amerikaansche jongemannen werden verlokt om dienst te nemen voor den oorlog ‘over there’, en dat bij hun terugkeer een land zou zijn ‘voor helden’. Een groot deel zijner leidende mannen schrijft de schuld dezer ontgoocheling natuurlijk op de Europeesche lei. Het kan echter aan geen inzichtigen beoordeelaar ontgaan, dat dit gemeenebest, nog niet zoo lang geleden het welvarendste van heel de wereld, immers door zijn goudvoorraad ook na den oorlog het rijkste geacht, er thans van alle volken het ergste aan toe is. Toch is zijn goudvoorraad onverminderd, maar ook het goud is tot zekere hoogte waardeloos geworden. Want waar zal men er mee heen, behalve naar landen, Frankrijk, Nederland e.a., die er reeds te veel van hebben?
De heele wereld lijdt aan kapitalistischen kanker, dien zijn economen nu trachten uit te snijden, uit te branden. De President is daarbij in den weer als een innerlijk gejaagde opérateur, die weet dat elke minuut tijdsverlies den patiënt noodlottig kan zijn en deze, ondanks het vlijm zijner dictatoriale bevoegdheden, onder de operatie kan sneven. Hij en zijn even machtelooze medehelpers hebben als narcotisch middel een ‘Industrial Recovery Act’ tot wet gemaakt, waarvan hij-zelf zegt, dat het waarschijnlijk de belangrijkste en invloedrijkste wet is, welke ooit is uitgevaardigd. Maar wie zal grif aanvaarden, dat de President zich ook in dit opzicht niet vergist? Deze wet bedoelt meer menschen werk te geven en hen daardoor in staat te stellen meer voortbrengselen van landbouw en nijverheid te koopen. De weefnijverheid zal al dadelijk voortaan een werkweek hebben van veertig uur en minimum-loonen van 12 dollars in het Zuiden, van 30 in het Noorden. Deze maatregel zal verder worden doorgevoerd. Het is voor heel de menschheid te hopen, dat het heilmiddel den economischen kanker, ook in Europa, keert. Zeker is, dat de werkloosheid in de Staten gevaarlijker is dan waar ook, en Roosevelts raadgevers, althans enkelen hunner, verklaren openlijk, dat indien de middelen, welke nu worden toegepast, niet helpen ‘Amerika tot Bolsjewisme’ zal vervallen!
Misschien is deze dreigende voorspelling een bewijs van de
| |
| |
stille erkenning, dat de volken in hun economisch lijden niet kunnen worden gebaat door, zooals Roosevelt wil, een kunstmatige inflatie, over de heele wereld. Met inbegrip van die volken, waartoe ook Nederland behoort, wier staatslieden en economisten een dergelijke manipulatie een ongeoorloofde handgreep achten. Hun afwijzing van Amerika's zoogenaamde ‘managed currency’ is een der oorzaken geweest waarom de Noord-Amerikaansche President, die 16 Mei ll. nog zooveel hoopte van de Londensche conferentie, haar 3 Juli den doodsteek toebracht. Vier of vijf volken handhaven met hun gezond verstand hun gezond geld. Nederland, klein maar dapper ook in dit opzicht, noemde, bij monde van den heer Trip, een zijner voormannen in economisch en financieel beleid, een kat een kat en de Noord-Amerikaansche pogingen kwade practijken. En opnieuw wordt Europa, in het bijzonder de zoogenaamde goudlanden, dan van dien kant bedreigd, dat Noord-Amerika voortaan ons werelddeel, dat, 't is waar, door zijn historische verdeeldheid wel heel erg bouwvallig is, aan zijn lot zal overlaten. Het zal zich in het vervolg oriënteeren naar de landen om den Stillen Oceaan: Japan, Rusland, ook Zuid-Amerika. Internationale conferenties in Europa? Men is er, beweert men in de leidende kringen van Noord-Amerika, en niet enkel meer daar alleen, beu van. Er is niets meer van te verwachten: noch van deze zoo jammerlijk mislukte monétaire en economische conferentie - stank onder den neus van Z.M. den Britschen Koning-zelf - noch van de ontwapeningsconferentie, noch van welke ‘pacten’ ook.
Kan men hun ongelijk geven, die de meening koesteren, dat, zoolang Europa zich niet tenminste economisch weet te reorganiseeren, zich hervormt tot een economisch ‘Pan-Europa’, het de kankerhaard zal blijven van 's werelds ellende? Allerminst. Het ziet er in de financieele huishouding der Europeesche landen bedenkelijk uit. In Rusland heerscht een economisch systeem, dat staatkundig zoowel als staathuishoudkundig, het nog steeds heerschende kapitalistische stelsel der wereld openlijk vijandig gezind is. Wat men er ook tegen doe om de gevaren van dien kant te keeren, zijn gepredikt wereldinzicht siepelt voortdurend overal door. Groot-Brittanië heeft met zijn koloniën en ‘dominions’ een economisch verbond gesloten, welks tolmuren de
| |
| |
mededinging van andere volken hermetisch afsluiten. Japan concurreert alle overige volken dood. In het bijzonder ons in Nederlandsch-Indië. Zij kunnen zich, om welke reden ook, niet tegen de ondermijning hunner welvaart door deze gele mollen der nijverheid beschermen. Echter kan ook Amerika in de toekomst van dit laatste land nog pleizier beleven. Het heeft reeds in de Mandsjoerij'sche aangelegenheid getoond, dat het zich niets van Noord-Amerikaansche bedreiging aantrekt, er slechts op uit is het Chineesche communisme en het Russische bolsjewisme, welke beide het tot nu met zoo veel kracht en macht bestrijdt, buiten zijn volksmentaliteit en gezagsfeer te houden.
Is de menschheid nog te redden van een chaos, welke dreigt de bestaande beschaving te vernietigen, in vele opzichten slechts een dun vernisje, dat sinds lang op vele plekken zijn schamelheid toont? Wanneer de schrijver hier aan het woord nadenkt bij het ziekbed der menschheid en haar rochelend ademhalen beluistert, dan is hij zich bewust van eigen ontmoedigend levenslot, dat hem in zijn arbeid voor den N.G. dwingt als een secondewijzer te zijn op het uurwerk van het wereldleven: één jaar twaalf seconden, vijf jaar slechts een minuut, drie honderd jaar niet meer dan een uur. Deze onbeduidendheid van voortschrijden lijkt niet onevenredig aan de langzame ontwikkeling der gebeurtenissen. Het is niet deze langzaamheid, welke hem ontmoedigt. Het is het feit, dat de secondewijzer soms door vlagen van verstandsverbijstering lijkt beheerscht te worden, en nu eens achter uit schiet en dan weer in redelooze en redenloozen drift vooruit. Het is welhaast vijftien jaar, dat hij in dit veelbeteekenend maandschrift dit werk van den secondewijzer waarneemt. Met jubelende blijdschap aanvaardde hij zijn taak omdat toen, er de wereldoorlog geëindigd, een algemeene kreet op ging, waarmee hij instemde: ‘Nooit meer oorlog’! Ook hij geloofde in dit ideaal, welks verwerkelijking werd aangegeven door de stichting van Woordrow Wilson's Geneefschen Volkenbond. Hij geloofde ook, ondanks den oorlog en zijn verwoestingen, in de bestaande Beschaving. Duitschland was ontwapend. De andere volken zouden zich haasten hun bewapeningslasten, welke hen dreigden te verpletteren, af te werpen. Maar de menschheid had er geen besef van, of zij had hen weggejaagd, hoezeer haar leiders, door natio- | |
| |
nale wraakzucht en nawerkenden oorlogswaanzin beneveld, in den zwoegenden arbeid de opstelling van het z.g. Vredestractaat van Versailles bekonkelden. Misschien in den waan, dat zij daarmee een goed werk deden. Allerwege hebben zij het vuur van weerwraak er door
aangewakkerd. Bovendien was deze oorlog een uitbarsting geweest van kapitalistisch paroxisme, het betreurenswaardig systeem, dat sinds een eeuw en langer, in steeds erger mate, de volken door de verheerlijking van het particulier initiatief en de gewetenlooze jacht op materieel bezit en materieel genot, had bedwelmd.
Wie is er nu nog zoo onnoozel om het niet uit te schateren, als hij den trouwens niet meer aangeheven kreet van ‘Nooit meer oorlog’ zou vernemen? In de tegenwoordige duisternis bekeken is de wereldcrisis misschien zelfs een zegenrijk element in het bestaan der volken. Wijl, zoolang als hij duurt, zoolang de volken muren optrekken om zich af te sluiten, geen volk aan de mogelijkheid van een nieuwen algemeenen oorlog kan denken. Wijst iemand op Japan? Ongetwijfeld is Japan een verontrustend element, zelfs voor Noord-Amerika. Maar men zal dan kunnen verwijzen naar zijn jongste optreden tegen China, wijl het communisme in dat deel der wereld, in het belang der Chineesche volken-zelf, het tot een krachtige bestrijding noodzaakte, welke slechts Japan met succes kon doorvoeren. Dit Chineesche communistische vuur is nog allerminst geheel gebluscht. Doch voorloopig hebben de overige natiën, Japan er het naast bij betrokken, nog slechts weinig brandgevaar er van te duchten.
De lezer zal het dezen overzichtschrijver ten goede houden, dat hij een oogenblik wees op den ontmoedigenden kant van zijn arbeid, wijl ieder die over het wereldgebeuren van maand tot maand nadenkt door de onvergelijkbare tragiek van het tegenwoordig bestel der wereld moet worden getroffen. Ja, er zelfs aan den lijve door lijdt. Maar als dan geconstateerd moet worden, dat de maandelijksche secondewijzer van het uurwerk der menschheid door een zeer aanwijsbaren magneet ‘dol’ slaat, er mag toch niet aan getwijfeld worden, dat, zooals elk uurwerk een monument is van menschelijke mechanische logiek, hetzelfde menschelijke genie, dat dit heeft bedacht, er ook eens toe zal
| |
| |
komen om den chronometer van 's menschen strijd en leven te bevrijden van storende invloeden op zijn regelmatige ontwikkeling.
Daar is bijvoorbeeld het dezer dagen te Rome door de Vier groote Europeesche mogendheden: Italië, Frankrijk, Duitschland en Engeland geteekende handvest, dat hen, met het oog op de verdragen van Locarno en de verplichtingen van het Kellogpact, in hun verband tot den Volkenbond zal doen afzien van toekomstig wapengeweld.
Noemt gij, sceptisch, zoo niet cynisch, dit slechts ‘een vodje papier’? Met evenveel recht en met meer geloof, zoo niet in de deugd dan toch in het gezond verstand der menschheid, kunnen anderen deze onderteekening onder leiding van Mussolini, die aan het tot standkomen ervan wel het belangrijkste deel had, een zwakken lichtschijn noemen in de heerschende duisternis. Twijfelzucht en cynisme hebben individuen noch volken ooit gebaat. Indien men het Paulinische woord, dat van Geloof, Hoop en Liefde ‘deze drie’, de laatste ‘de meeste’ is, nog slechts in zwakke mate op het leven van volken en individuen kan toepassen, zonder hoop op een betere toekomst voor heel de menschheid is zij tot katastrophalen ondergang gedoemd.
En al bezit dan het schrijven van een maandelijksch overzicht van wat er in de wereld gebeurt zijn onafwijsbare tragiek, niets overtreft het in verlevendiging van de aandacht en de belangstelling van den aanschouwenden en denkenden mensch. Alleen reeds wat er gebeurt bij onze naaste buren, zij die zich ‘Arisch’ gelooven bij uitnemendheid - en wie glimlacht niet van medelijden om dezen ‘Germaanschen’ waan? -, misschien voor de natiën in de nabijheid verontrustend genoeg, het zou voldoende wezen om het geheele maandelijksche overzicht met spannende lectuur te vullen. Hitler's ‘Derde Rijk’ is, lijkt het oppervlakkig, op weg om den Eenheidsstaat te worden, welke men voor de toekomst van het Duitsche volk noodzakelijk acht. Geen partijen meer. Zelfs het eertijds zoo machtige ‘Centrum’ verdwenen! Wel nog verschil van godsdiensten, althans van kerken. Doch deze, ten spijt van een pas met Rome gesloten concordaat, beheerscht door de nationale gedachte. Evenals het Fascisme heeft het Hitlerisme met Rome gestreden om ‘de ziel van het Kind’, en schijnbaar overwonnen.
| |
| |
Op zich-zelf is het opmerkelijk wat de regeeringen der volken, door welke historische oorzaken ook, tot de noodzaak gebracht om voortaan met ijzeren vuist hun individuen in bedwang te houden, durven doen om, door den godsdienst en zijn verteedering heen, in hun ziel te grijpen. Het Rusland van Lenin en Stalin, het Turkijë van Kemel-pasja, het Italië van Mussolini, nu het Duitschland van Hitler hebben doen zien, dat, wil men de volken hervormen naar den geest hunner leiders, het voorbeeld van Peter den Groote, dien de baarden zijner Russen deed afknippen, slechts een belachelijke vertooning was. Godsdienst kan echter niet door dwingelandij worden afgeschaft. Hij behoort tot den menschelijken aard, zooals zijn ademhaling. Lodewijk Napoleon schreef gedurende den Blauwen Maandag, dat hij koning van Holland was, aan zijn machtigen broer, dat zoomin als deze den menschen kon beletten te zweeten, het mogelijk was om den Hollanders af te leeren handel te drijven, al ging dit ook tegen het ‘Continentale stelsel’ in. Zoo zal de Bolsjewistische strijd tegen het Russisch-Orthodoksche Christendom, en de niets ontziende strijd van den Turkschen dwingeland van het oogenblik tegen den Islam en zijn heilige instellingen, op den duur slechts een degenstoot in het water blijken te zijn geweest. Menschkundiger dan de despoten van Rusland en Turkijë, hebben de verlichte despoten van Italië en Duitschland de verschillende godsdiensten in hun land oogenschijnlijk in eere gelaten, doch slechts op voorwaarde, dat de Jeugd ook daardoor geheel in het heerschende staatsbesef zou worden opgevoed.
Wil dit zeggen, dat de individuen in Duitschland in overdrachtelijken zin nu allengs zullen hergroeien tot Germaansche blondheid? Zullen er voortaan in die landen geen individuen meer zijn, socialistisch, communistisch, internationaal en zelfs, hyper-vredesgezind, zij die het ‘Esperanto’ bestudeeren, en dus staatsgevaarlijk geacht worden? Gedachten zijn niet slechts tolvrij, maar bezitten machtiger vleugels dan die, welke Balbo's luchteskader veroorloofden zijn Italiaanschen zegetocht te maken van het Fascistische vaderland naar het zoo benarde, maar niet te min in zijn berucht en bijna failliet Chicago feestvierend Noord-Amerika. Waar evenwel de menschheid niet meer gediend is van een ongebreidelde overheersching van de kerken en dier vaak
| |
| |
fanatieke en kortzichtige dienaren, zij is nog niet gediend van een ongebreidelde bekeeringswoede van even fanatieke en kortzichtige priesters der Socialistische en op haar volgende Communistische gedachte.
Reeds te lang hebben de, door de liberalistische ideeën tot ouderdomszwakte vervallen regeerders der volken deze laatste propaganda toegelaten. Het gevolg is geweest, dat de economische verwording er, allen mooien frasen ten spijt, door is verergerd. Indien men het Fascistische Italië en het ‘Derde Rijk’ van Hitler en zijn mannen dijken mag noemen tegen een communistischen zondvloed, waardoor Europa, doch ook de Vereenigde Staten, uit het Oosten wordt bedreigd, dan geeft men hun slechts de eer, welke hun toekomt. Al wil men daarmee nog niet beweren, dat hun voorbeelden toepasselijk zijn voor directe navolging. Reeds eens hebben de volken zich op noodlottige wijs vergist, toen zij het Parlementaire regeeringsstelsel van het Engelsche volk overnamen. Het Fascisme is in Italië opgespoten zooals een petroleumbron opspuit uit den bodem indien een voorzichtig aanboren de gevaren er van niet voorkomt. Het Italiaansche Fascisme was een noodzakelijk gevolg van de socialistische, juister nog de Communistische beroeringen, welke er in bedoeld land aan vooraf gingen. Het sociaal-democratische Duitschland, dat uit de nederlaag ontstond en practisch thans door de ‘Nazi's’ is geworgd, tegelijk met andere staatkundige partijen, dit Duitschland, voor korten tijd zoozeer veler Joden wellust, is door de Hitler-beweging weggevaagd. De Joden, zelfs de onschuldigsten, moeten van deze staatkundige schoonmaak echter de kosten betalen. Het is evenwel niet onmogelijk, dat de belachelijke jacht op wat in het oog van Hakenkruis-gepeupel niet voor honderd procent ‘Arisch’ is - alsof dit nog ergens ter wereld bestaat - zich vooral door hun machtigen intellectueelen en kapitalistischen invloed over heel de wereld, op het ‘Derde Rijk’ zal wreken.
|
|