| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Voorheen leefden er op de aarde volken, thans bewoont haar slechts de menschheid. Dit huisgezin der moeder-aarde heeft, sinds het zich van zijn economische eenheid bewust werd, geen banger tijd gekend dan de enkele laatste jaren, waarin de denkende en zorgende individuen den nacht om zich heen donkerder, dreigender, van rampen zwangerder zagen worden tot een algemeene benauwenis de borsten het ademen belette. Maar er is verruiming, verlichting gekomen juist op het oogenblik, dat de gebeurtenissen in Duitschland het gerommel van een naderenden vernietigingsorkaan verkondigden. In den dreigend-donkeren nacht is het luchtruim even geopend en de menschen hebben opnieuw het bemoedigende licht gezien. President Roosevelt heeft gesproken. Koningin Wilhelmina heeft daarop geantwoord, zooals enkel een Vrouw in haar hooge positie, doch een vrouw in uiterste benauwenis, met een kreet van herademing kòn antwoorden. Ook Adolf Hitler heeft gesproken en de uitdaging in den Rijksdag, welke men van zijn lippen verwachtte, is gebleken een bemoedigend en haast gemoedelijk woord van verzoening te zijn.
Toch verkeert het huisgezin der menschheid nog steeds in den nijpensten nood. Doch het bewustzijn schijnt baan te breken, dat deze niet kan gelenigd worden dan door algemeene samenwerking, toegevendheid en wederzijdsch vertrouwen. De individuen, en de groepen door dezen gevormd, verkeeren echter in een staat van gevaarlijke intoxicatie. Hun geweten is vergiftigd door een haast-eeuwenouden, onderlingen wedloop om materieel
| |
| |
bezit en materieel genot. De Oostersche Volken, die hem niet kenden, wier zieleoogen gericht waren op het onzichtbare leven en zijn verzaligingen, zijn, door de Westersche volken onderworpen en van hun levensdoel afgeleid, mee getrokken in de algemeen-heerschende ellende, gevolgd op het nimmer te vergeten conflict, dat vier jaren lang de menschheid tot woedenden waanzin bracht. En nu staan alle denkende individuen, alle nationale familiegroepen stil aan een voor hun voeten gapenden afgrond. Nog één stap verder op den in de laatste jaren afgelegden weg en het is de alles vernietigende chaos. Daar is als reddend element nog de Geneefsche Volkenbond, gesticht op het initiatief van een edeldenkend man, Woodrow Wilson, die, vreemd aan het leven, ofschoon President der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, noch zijn eigen Amerikanen noch, allerminst, de Westersche Volken met hun door nationalen haat benevelde staatslieden kende. Zijn schepping is echter, ondanks de nieuwe dreiging over de menschheid, welke uit de opkomst van Japan voor de toekomst donkert, en op het oogenblik, dat zij gevaar liep door vijandelijk-tegenstrijdige belangen der volksgemeenschappen, haar bezielende gedachte geheel te zien verdoezelen, opnieuw tot veerkracht gekomen door den oproep van President Roosevelt aan de staatshoofden der wereld, waarop onze koningin onmiddellijk een zoo heerlijk-spontaan antwoord heeft gegeven.
‘Er liggen drie étappes voor ons, zei de President, waarmede alle naties het eens behooren te zijn:
1o. onmiddellijke maatregelen in den zin van het ontwapeningsvoorstel van MacDonald.
2o. overeenstemming over het tijdstip en de methodes voor de uitvoering van de volgende stappen op ontwapeningsgebied.
3o. overeenstemming, dat tijdens de uitvoering van deze eerste schrede en de daarop volgende geen natie haar bewapening zal uitbreiden boven de door verdragen gestelde grenzen.
‘Gelijktijdig kom ik met een vierde voorstel dat parallel loopt met de overige voorstellen en dat gebaseerd is op den grondslag van de bestaande verdragsrechten:
Alle naties moeten een plechtig en formeel non-agressie-pact
| |
| |
sluiten en zij moeten nogmaals plechtig hun verplichtingen bekrachtigen die zij op zich genomen hebben ter beperking en vermindering van haar bewapening.
‘Voorts moeten zij zich, onder voorwaarde van loyale inachtneming van deze verplichtingen, door haar handteekening ertoe verplichten geen gewapende macht van welke soort ook, buiten haar landsgrenzen te zenden.
‘Het gezond menschenverstand kan beseffen dat, wanneer de een of andere sterke staat weigeren zou met oprechte eerlijkheid toe te stemmen in deze maatregelen, elke vooruitgang zoowel in Londen als te Genève verhinderd zou worden. Dan zal de beschaafde wereld die zoowel den economischen als den militairen vrede verlangt, weten wie verantwoordelijk is voor deze mislukking. Ik doe een dringend beroep tot elke natie geen dergelijke verantwoordelijkheid op zich te laden.’
In haar antwoord, dat zoo duidelijk het kenmerk draagt van een verademenden kreet van een hart in uiterste benauwenis, antwoordde ons staatshoofd - en lang zal zij leven! -
‘Het is, mijnheer de president, een groote voldoening voor mij, dat het antwoord van Nederland op uw telegrafisch beroep terstond en zonder voorbehoud kan worden gegeven. Dit volk, uit naam waarvan ik spreek, verafschuwt den oorlog. Het zou natuurlijk een aanval weerstaan, maar het verafschuwt den oorlog. Evenzeer als het uittarting en aanval tusschen burgers veroordeelt, veroordeelt het uittarting en aanval tusschen volken. Het meent, dat de tijden zijn aangebroken voor de volkengemeenschap om door daden te toonen, dat zij vast besloten is te breken met het recht van den sterkste als haar eventueele hoogste norm. Vreedzame regeling is de uitsluitende methode om nationale geschillen te beslechten. Mij is geen reden bekend, waarom vreedzame regeling niet de uitsluitende methode zou zijn om internationale geschillen te beslechten.’
‘Mijn land is diep overtuigd dat, wil dit doel kunnen worden bereikt, vèrgaande ontwapening thans gebiedend noodzakelijk is: immers voortgezette bewapening leidt tot wedloop in bewapening en, gelijk pijnlijke, doch al te spoedig vergeten ondervinding bewijst, tot onvermijdelijken oorlog.’
‘Nederland is bereid om met de andere volken der wereld
| |
| |
de vier stappen te doen, welke gij voorstelt als eerste en belangrijke bijdrage tot daadwerkelijke ontwapening. Het maakt geenerlei voorbehoud bij deze verklaring. Wat een non-agressieverdrag betreft, ben ik het met u eens, dat het onder de tegenwoordige omstandigheden wellicht goed is, dat bestaande en geldige non-agressieverdragen en geldende verplichtingen om te ontwapenen, plechtig worden bevestigd, teneinde hun bindende kracht opnieuw aan het geweten der wereld voor te houden.’
‘De aanstaande economische conferentie kan verzekerd zijn van den actieven en van ganscher harte gegeven steun van mijn regeering. De economische en financieele toestand vraagt onmiddellijke en doeltreffende maatregelen. Nationaal komt dit land op voor een gezond en geordend economisch en financieel leven. Internationaal komt het op voor onbelemmerd handelsverkeer, stabiele valuta en betere prijzen.’
‘Nederland hoopt, dat de Londensche conferentie een daadwerkelijke en duurzame verlichting ten gevolge zal hebben. Tevens vertrouwt het, dat deze conferentie en de daarin vertegenwoordigende regeeringen zich zullen laten leiden door de onveranderde wetten van economische waarheid en geen acht zullen slaan op hetgeen oppervlakkige en kortzichtige meening en individueele belangen gaarne zouden zien aanvaard. Het algemeen belang moet hier, zoo ooit, overheerschen.’
‘Met mijn regeering en volk deel ik ten volle in de hoop, dat de verwachtingen, waaraan gij uitdrukking hebt gegeven, in vervulling zullen komen.’
Kwam de oproep aan alle staatshoofden van den Noord-Amerikaanschen president op een ongelegen oogenblik? Hij kwam op het oogenblik, dat het sinds lang aan alle kanten zich oppakkende dreigende onweer losscheurde in een de bedrukte aarde en haar hijgende steden schel verlichtenden bliksemstraal. Immers ziehier wat ontleend kan worden aan het rapport der in ons land ‘voorbereidende commissie Trip’:
‘In Europa zijn 30 millioen werkloozen, ongeacht de gezinnen, die onder de werkloosheid van den kostwinner lijden. De prijzen der grondstoffen daalden tot 50 à 60 pct. der vroegere waarde. De graanprijzen te Winnipeg zonken beneden 't laagste
| |
| |
niveau, dat in vier eeuwen viel aan te wijzen. De onverkoopbare voorraden waren in 1932 het dubbele van die in 1925. De totale waarde van den wereldhandel bereikte in 1932 nog niet één derde van den omvang, dien 1929 te zien gaf.’
‘Nederland is ziek. Het nationale inkomen kromp sinds 1929 met ruim 40 pct. in. De uitgaven der overheid van rijk, provincie en gemeente zuigen nu de helft op van het totale bedrag, dat het Nederlandsche volk aan inkomen geniet. Onze invoer is slechts voor 65 pct. door uitvoer gedekt. De waarde van de export der agrarische producten daalde sinds 1928 in 1932 met 58 pct.’
‘Het aandeel van den totalen import in Indië, dat voor Nederland in 1913 ruim 33 pct. bedroeg, ging tot 15 pct. naar beneden. Het rendement van het in Indische ondernemingen belegde Nederlandsche kapitaal, dat in normale jaren 200 millioen besomde, moet thans pro memorie worden uitgetrokken.’
‘Het aantal werkloozen werd begin 1933 vastgesteld op 387.510, op 20 Januari klom het zelfs tot 401.468, en al ging het sinds dien ietwat naar beneden - wezenlijke ontspanning trad niet in. De uitgaven voor werkloozenzorg over 1932 hebben bedragen 132 millioen gulden. Het tekort op de nieuwe begrooting voor 1934 moet bij de gunstigste raming op 120 millioen gulden worden geschat. De toestand laat alzoo geen twijfel over: ‘de zieke man’ is niet langer een voor Turkije passende kwalificatie.
‘Ook Nederland is een zieke man!’
Maar geheel de wereld is een economisch pesthuis geworden.
Waarschijnlijk met opzet heeft dus president Roosevelt het oogenblik van zijn oproep aan de staatshoofden de wereld ingezonden den dag te voren, dat Duitschlands regeeringshoofd van het oogenblik, Adolf Hitler, den nieuwen ‘Nazi’-Rijksdag in het Berlijnsche ‘Kroll-theater’ had opgeroepen voor een regeeringsverklaring, welke temeer noodig scheen, wijl door Duitschlands ‘Nazi’-regeering in haar buiten de wet-stelling van de Joodsche bevolking, maatregel onmenschelijk hard, hoewel ten deele verklaarbaar, met ijzeren voet het bij de overige volken ontloken plantje van sympathie voor het eertijds zoo vereerde Duitsche volk had vertreden. Roosevelts oproep had een zucht
| |
| |
van verlichting gebracht, maar Hitlers woord in den Rijksdag kon als een molensteen op de borsten der menschheid vallen.
Welnu, zijn woord schonk aan de algemeene verademing nog verruiming. Hij heeft gesproken als een staatsman, die zich ten volle bewust is van zijn roeping ter verheffing van zijn volk, overwonnen en onderdrukt door overwinnaars in den titanenstrijd van 1914-1918, zelf eens soldaat uit dien strijd levend en vol van volkskracht opgekomen, thans aan het hoofd zijner nationale gemeenschap. Hij heeft ingezien, dat Duitschland niet langer het vervloekte ‘viel Feind, viel Ehr'’ mag huldigen.
Wat Adolf Hitler van de overige volken te Genève vereenigd voor zijn Duitschland opeischt is slechts wat het rechtmatig toekomt: gelijkgerechtigdheid. Het Tractaat van Versailles is op den rug van het Duitsche volk gebrandmerkt door zoogenaamde staatslieden door oorlogspsychose tot dolzinnigheid vervallen. God hebbe, voor zooveel zij reeds stierven, hun zielen. Maar Lloyd George, die nog leeft, en zijn volk beloofde, dat het den Duitschen keizer zou zien hangen, heeft zich intusschen als een tot nadenken gekomen zondaar weer ten gunste van het Duitsche volk uitgesproken, ofschoon de thans in Duitschland heerschende geest, de gematigde woorden van Adolf Hitler ten spijt, toch niet volkomen betrouwbaar is. Als Rijkskanselier zei hij onder algemeene toejuiching: ‘Een nieuwe oorlog zou geen oplossing der hangende vraagstukken kunnen brengen. Hij zou integendeel den economischen nood nog vergrooten en leiden tot een nieuwen chaos, nieuwe tegenstellingen, nieuwe crisis, nieuwe offers, nieuwe onzekerheid, nieuwen nood’. Maar enkele dagen te voren had de vice-rijkskanselier Von Papen, bewerende, dat Duitsche mannen er tègen zijn op hun bed te sterven, de blasphemische gedachte uitgesproken, dat wat het moederschap is voor de Vrouw het slagveld is voor den Man. Afschuwelijk! Krankzinnig! Ontzettend!
Staat deze gedachte waarlijk achter de beteekenis der revolutie in Duitschland, waarover Hitler in zulke gematigde termen sprak, en verklaarde, dat de drie gezichtspunten, welke haar beheerschen geenszins in strijd zijn met de belangen der andere landen, n.l.
1o. Vernietiging van het dreigende communisme, opbouw van
| |
| |
van een volksstaat, die de belangen van allen behartigt en handhaving van het particulier bezit.
2o. Oplossing van het ernstigste sociale vraagstuk door het weder inschakelen der millioenen werkloozen in het economische leven.
3o. Herstel van een stabiel en krachtig staatsgezag, gesteund door het vertrouwen der natie.
‘Als ik op dit oogenblik bewust als Duitsch nat.-socialist spreek, zei hij, verklaar ik namens de nationale regeering en namens de nationale verheffing, dat wij begrip hebben voor de gevoelens, opvattingen en aanspraken der andere landen. De jonge generatie, die slechts ellende heeft gekend, heeft te zeer geleden onder den waanzin, dat zij anderen hetzelfde zou willen aandoen. Wij respecteeren de nationale rechten der andere volken en wenschen van harte met hen in vrede en vriendschap te leven.’
Maar Duitschland wenscht, wìl gelijkgerechtigdheid met en onder de overige Westersche volken, en staat op den wensch, dat, door de overwinnaars ontwapend, dezen, zooals zij plechtig beloofd hebben, zich tevens ontwapenen.
De aldus uit den put der neerslachtigheid en ontmoediging opgetrokken Geneefsche besprekingen over de mogelijkheden der ontwapening, of qualitatieve en quantitatieve gelijke nationale bewapeningen, zijn door Duitschlands bereidwilligheid om zich desnoods geheel naar de voor de overige volken gekeerde overgebleven bewapening te ontwapenen, mits de omringende volken bereid zijn hetzelfde te doen, daarom niet minder netelig. Er moet onderscheid gemaakt worden tusschen bewapening en bewapening: verdedigings- en aanvalsbewapening. En terwijl de internationale kapitalistische ‘concerns’ der wapenfabricatie, in het bijzonder Frankrijk, met zijn gevaarlijk ‘Comité des forges’, dat nagenoeg geheel de dagbladpers van het land beheerscht, er op uit zijn om het wantrouwen in het naar vrede strevende deel der menschheid brandend te houden, zijn daar de beroepsmilitairen, die, uit den aard van hun opvoeding, ambt en levensinzicht er naar streven om den zoozeer gewenschten ontwapeningsnaijver der volken binnen de donkere muren van den nationalen angst te houden.
| |
| |
Opnieuw, gelukkig, heeft de benauwde menschheid in den heerschenden nacht een oogenblik kunnen zien, dat er nog sterren in den hemel lichten. Het kòn zoo niet langer. Door welke oorzaken ook, welke hier niet kunnen worden opgespoord, zijn de steeds nauwer op elkaar dringende volken gekomen tot een maatschappelijk conflict van verstikking, waarover de oud-minister van Justitie in Italië, professor Alfredo Rocco onlangs in een geschrift ‘La dottrina politica del Fascisme’ een licht heeft ontstoken, dat in zekeren zin ook schijnt op de jongste gebeurtenissen in Duitschland, en tevens op het in het staatsleven gebeurende der overige landen. De volken werden meegesleurd door den stroom van wat men in Italië noemt het ‘liberale demo-socialisme’, welke als in een Niagara-storting de Westersche menschheid en de volken, welke deze op haar breede en eertijds zoo machtige vleugels meevoerde, deed snellen naar den algemeenen ondergang. Het groote verschil tusschen de aldus naar algemeenen ondergang voortsnellende moderne democratie en het door Mussolini in het leven geroepen Fascisme - en het Hitlerisme in Duitschland - wordt thans gezien in de ‘atomistische staatsopvatting van het liberalisme’, dat slechts individuën ziet en het belang van den staat ondergeschikt maakt aan deze, en dezen slechts beschouwt als de som der individuën en de mensch als eindpunt stelt; waartegenover het fascisme als ideaal stelt den ‘sterken’ staat, die tegenover zijn burgers in de volheid zijner souvereine rechten kan verschijnen. De individu is dus slechts een deeltje van de maatschappelijke eenheid der nationale maatschappij, die eigen historische doeleinden bezit, welke met haar voortbestaan, haar expansie, en haar verbetering samenhangen, en die geheel verschillend kunnen zijn van de doeleinden der individuën, die op een bepaald tijdstip deel van haar uitmaken. Voor het liberalisme is het
individu doel, de maatschappij middel, voor het fascisme is het juist andersom.
Veertig jaar geleden heeft de schrijver hier aan het woord, toen nog dolende in een levensinzicht, dat hij sinds heeft opgegeven, in een als roman bedoeld werk, getiteld: ‘De Droomers’, mede betoogd, dat de mensch, het individu er eerder is geweest dan de Staat, dus een ouder recht bezit. Zeg echter voor ‘de
| |
| |
Staat’ de ‘Gemeenschap’, en geen verstandig denkend wezen zal deze ‘graue Theorie’ thans nog willen verdedigen. Van liberalen kant, wordt nu wel gezegd, dat de ‘liberale staatsidée niet is een verdedigen van het individu tegen den Staat, maar de Gerechtigheid. De Wet kortom. Dit is niets meer dan een holle volzin, iriseerend als een zeepbel. In de ‘Gerechtigheid’, in de ‘Wet’, lééft, héérscht de eene mensch met zijn beperkt levensinzicht over en tegenover den andere, en slechts de geblinddoekte Gemeenschap met haar weegschaal en haar zwaard kan tusschen den dwaalweg van den een en dien van den ander, de duurzaamrechte richting aanwijzen. Onverschillig of de mensch er eêr was dan de Gemeenschap.
Wat zeker niet het geval was.
|
|