voor de invloeden, die ik daareven noemde, èn door daarop te reageeren op eene, laat ik zeggen zeven-en-zeventig maal sterkere mate dan ik.
* * *
Heb ik ooit zelf het Hellas van heden, dat land, dat zoo vol is van overblijfselen, herinnerend aan het Hellas van vroeger, bezocht?
Soms denk ik haast van wel. Dat is door de herinneringen, die zoo sterk in mij leven, sterker schier dan die aan eenige reis, die ik in levenden lijve heb gemaakt, de herinneringen n.l. aan de reis, op welke d'Annunzio mij heeft medegenomen.
Velen mijner lezers zullen begrijpen wat ik bedoel.
Het zijn zij, die gelezen hebben de ‘Landi’, ook wel de ‘Lans Vitae’, de ‘Lof des Levens’ genoemd.
Dit is onder d'Annunzio's dichtwerk niet alleen het werk, dat het meest mijn sympathie heeft gewekt, maar ook het meest uitgebreide en uitvoerige, dat hij heeft voortgebracht, en is in rijmlooze verzen geschreven. Het is het verhaal van een reis naar Hellas door d'Annunzio op ongeveer 20-jarigen leeftijd ondernomen met een gezelschap van jeugdige vrienden per zeilschip van Brindisi uit.
Heb ik niet met hem de zon in vuurgloed zien ondergaan, toen wij de delta van den Achelöus naderden en den kreet hoorden ‘de oude Pan is niet dood’? Heb ik niet met d'Annunzio in den maannacht gewandeld tusschen de zuilbrokken en kapiteelen, waarmede de vlakte van Olympia ligt bestrooid? - toen ik struikelde over den herdersknaap, die daar lag te slapen en wij te zamen opkeken naar de Alpen van Arkadia, die den Oosterhemel afsluiten?
En hebben wij niet, verzadigd van de Oudheid, te zamen naar Rome teruggekeerd, in de Sixtijnsche Kapel, met den blik op de kracht- en jeugdgestalten der ‘Atlanten’ gezworen, den strijd van het Heden mede te strijden?
* * *
En het hedendaagsche Rome? - Ja, ik heb het wel eens bezocht; eenmaal zelfs op meer gevorderden leeftijd gedurende