‘Bemoei je niet met mijn zaken!.... Ik kan het niet missen.. dat is uit mijn kas, van de Bank.... ik had Zaterdag wat geld noodig, na het opmaken van mijn kas heb ik dat even genomen en vanmorgen moet ik het weer terugleggen.... heeft natuurlijk niets te beteekenen....’
Angstig riep Kitty uit, met lage stem:
‘Hoe dúrf je!.... Nou had je vanmorgen eens ziek moeten zijn, dat een ander van het personeel je kas overnam!....’
Enny schokte haar schouders:
‘Noujá.... áls.... als!....’
Toen schoot weer een andere gedachte Kitty door het hoofd:
‘Hoe heb je 't zoo gauw gekregen! Zaterdag uitgegeven en nou al weer terug!....’
Het gezicht van Enny verstrakte:
‘Geleend natuurlijk.... van een vriend....’
Kitty vermoedde. Maar haar luchtigheid verlangde naar bevrijding van deze pijnlijke stemming, die zij onwillens veroorzaakt had. Het drukte haarzelf ook, dat zij Enny in een onaangename situatie had gebracht. Daarom begon zij vlug te praten.
‘Zeker ook goed uitgeweest gisteren avond?....!
‘Nogal, ja....’
‘Nou ik ook, zeg.... laat geworden!.... En ook wel wat al té.... Ofschoon, nee, dát kan ik niet betreuren. Integendeel, dát is precies, wat ik verlang! Hevig, al maar heviger!....’
Zij tipte het poedersponsje op haar wangen.
In gedachten volgde Enny haar bewegingen; en zei opeens met wat ongewone hartelijkheid van intonatie:
‘Wacht, ik zal je eens wat extra-fijns geven!....’
En uit haar kast haalde zij een sierlijk doosje, waaruit een heel bijzonder parfum opsteeg.
‘O, wat aardig van je!’ dankte Kitty verrukt.
‘Nee, gebruik het nóu niet; voor het kantoor zou het jammer zijn, je mag het houden!’
Die houding van Enny roerde Kitty en drong haar tot een waardeering door intiemer mededeelzaamheid. Zij moest voldoen aan haar behoefte om het eenigszins hulpelooze van Enny's gebaar te steunen.
‘Zeg, En, zou jij dat kunnen, zoowat kalmpjes uitgaan op de