| |
| |
| |
Nieuwe Gids-correspondentie.
(Vervolg van blz. 262.)
Amsterdam, 26 Februari '86.
Govert Flinckstraat 81B.
Geachte Heer,
Het zou mij zeer aangenaam zijn, wanneer gij mij thans reeds kondt opgeven, of gij iets voor de April-aflevering denkt in te zenden en zoo ja, welken omvang ongeveer uw bijdrage zal hebben (op een paar bladzijden komt het natuurlijk niet aan). Gij zult mij deze vraag ten goede houden, wanneer ik u zeg, dat ik liefst nu al de volgende aflevering in hoofdzaak zou willen ‘opmaken’, omdat zich anders op het eind de onaangenaamheid voordoet, dat ik òf andere gevraagde actueele bijdragen moet laten liggen, òf zooals vorige keeren, het maximum van tien vel druks overschrijden moet.
Hierbij zend ik u een exemplaar ‘Recht voor allen’, waarin iets over u.
En eerstdaags doe ik u toekomen:
1. | Een katholieke partij, door Mr. J. Verwer. |
2. | Geen katholieke partij (aan Schaepman), door Mr. J. Verwer. |
3. | Neerland's verval, door Jhr. v.d. Wyck. |
4. | Nalezing op de marinebegrooting van '86, door Junius. |
5. | Volksvertegenwoordiging en kiesstelsel, door Jhr. Rochussen. |
Hoogachtend,
na groeten
de uwe
WILLEM KLOOS.
Den Heer Mr. Lotsy.
| |
| |
| |
Amsterdam, 1 Maart '86.
Govert Flinckstraat 81B.
Geachte Heer,
Uw besluit om voor de volgende aflevering niets of slechts zeer weinig in te zenden, spijt ons zeer: maar vindt u 't inderdaad niet rationeel, dat wij uw stukken zouden voortrekken bij die van andere, minder bekende medewerkers, die buitendien minder goed schrijven? Alleen om die heeren, als wij ze om een bijdrage gevraagd hadden, vervolgens niet noodeloos voor het hoofd te stooten, deed ik u mijn vraag en ik gaf er de opheldering bij, opdat de vraag u niet al te vreemd zou voorkomen.
Wij staan thans uitstekend, in aanmerking genomen, dat we er pas vijf maanden zijn. De geheele pers, nagenoeg, is thans tegen ons; de Spectator, waar al met de tweede aflevering iets begon te brommen, is ook van ons afgevallen, omdat we Vosmaer's persoonlijken vriend, Mr. Joan Bohl, afgekeurd hebben. We konden echter niet anders: we zeggen geen woord, waarvan we niet overtuigd zijn, dat wij het kunnen verantwoorden, en over vijftig jaar, als wij dood en begraven zijn, zal men niet meer vragen: waren die jongelui dertig of zestig jaar, toen zij dat schreven? maar: hadden zij gelijk, en zeiden zij de waarheid naar hun beste vermogen? Doch, ik word te lyrisch.
Bij deze zend ik u:
1. | Nederland's verval, door Jhr. Mr. H.C. van der Wyck. |
2. | Volksvertegenwoordiging en Kiesstelsel, door Jhr. Rochussen. |
3. | Opmerkingen, door Mr. J. Moolenburgh. |
4. | Gewone en buitengewone uitgaven, door G.M. Boissevain. |
5. | De 2 brochures van Mr. Verwer. |
Ik merk echter tot mijn schrik, dat deze reeds zeer oud zijn: zij lagen echter nu pas op het Leesmuseum alhier, en ik heb er niet aan gedacht naar het jaartal te kijken: enfin, ik stuur ze nu toch maar, al valt er waarschijnlijk niet meer over te schrijven.
De zaak met Dr. Jelgersma is in der minne geschikt: hij weet niet, dat wij u zijn stukje gezonden hebben.
Ferguson en de afdrukjes hebt gij zeker reeds lang ontvangen?
Hoogachtend,
na groeten
de uwe
WILLEM KLOOS.
Den Heer Mr. Lotsy.
| |
| |
| |
Amsterdam, 2 Maart '86.
Govert Flinckstraat 81B.
Zeer geachte Juffrouw,
Ik heb u reeds te lang op antwoord laten wachten, dan dat ik mij niet zou haasten, nu ik een vrijen avond heb, u te schrijven.
Het spijt mij u te moeten mededeelen, dat de Redactie van de Nieuwe Gids, die bij meerderheid van stemmen over al of niet opname der ingezonden stukken beslist) de door u ter plaatsing aangeboden sonnetten minder geschikt voor haar tijdschrift heeft geoordeeld.
Hierbij heb ik mijn plicht als secretaris vervuld en ik kan mij tot iets aangenamers wenden. U vraagt mij om mijn opinie over uw gedichten en zeer gaarne zal ik u die, als u het toestaat, mededeelen. Ik geef ze natuurlijk voor niets anders uit, dan voor een opinie, waarvan ik ten volle overtuigd ben, maar die een ander slechts behoeft aan te nemen, in zooverre hij zijn eigen inzichten wijzigen kan.
Gij hebt m.i. ongetwijfeld talent, maar een talent, dat nog geen vastheid bezit, dat - permitteer mij de uitdrukking - zijn weg nog niet weet. Dat leid ik af uit de regels:
En leidt haar zachtkens ter gewijde stede,
Waar uwe klachten haar niet kunnen krenken.
Zij was zoo schoon eenmaal; wil haar vergeven,
Dat zij ook sterflijk is.
die ik fraai vind. Alles is hier even eenvoudig en natuurlijk gezegd. De klank is niet intensief, maar zeer zuiver.
Die intensiteit is meer te vinden in den mooien regel van het andere sonnet.
En bloesems van gezang ontluiken waar wij treden.
Maar - om op het eerste terug te komen. Daar op die plaats hebt gij gevoeld, evenals in de eerste twee regels, van hetzelfde
| |
| |
gedicht, en het zou mij niets verwonderen, wanneer uw sensatie, toen gij de regels 4-5 neerschreeft, veel minder sterk was. Ik leid dit o.a. af uit de figuurlijke uitdrukkingen (dat ‘kloppen’ en die vriendschapsbanden’) welke u daar gebruikt. Figuurlijke uitdrukkingen nu, door de menschen gewoonlijk beeldspraak genoemd (wat echter m.i. heel iets anders is), d.i. uitdrukkingen, overgeleverd van poëtengeslacht op poëtengeslacht, als de speciale taal, de rigueur der dichters, uitdrukkingen, die al de manieren van echte, zelfgevoelde beeldspraak hebben, maar het niet zijn, omdat men er niet lang op mag kijken, op straffe van iets mals, iets onbeduidends of heelemaal niets meer te zien - zulke uitdrukkingen moeten m.i. Mejuffrouw! ten strengste uit onze kunst geweerd worden.
Dezelfde opmerking vind ik, geldt in hoogere mate nog van uw sonnet: Poëzie. Maar... mag ik u een raad geven? Ik weet niet, of u de Engelsche poëten kent: leest u anders woord voor woord, en u ieder woord voorstellende, Mrs. Browning, Tennyson, Keats en Shelley, en - leest u vooral geen hollandsche dichters, behalve nu en dan Vondel, Hooft, Poot en Jacques Perk, maar alle vier met behoedzaamheid. Maar ik word onbescheiden en verg te veel van uw aandacht. Daarom eindig ik, mij teekenend, hoogachtend,
Uw dw. dnr.
WILLEM KLOOS.
Mejuffr. I.W. Croiset.
| |
Amsterdam, 2 Maart '86.
Govert Flinckstraat 81B.
Hooggeachte Heer,
Uit naam van de Redactie van de Nieuwe Gids neem ik bij deze de vrijheid, u te vragen, of gij ons het genoegen en de eer zoudt willen doen, ons voor onze April-aflevering een bijdrage te zenden over het ‘Kerkelijk conflict’ alhier.
| |
| |
Ingeval ge hiertoe genegen mocht zijn, zou ik gaarne de conditiën, die gij stelt, van u vernemen. De over het conflict verschenen brochures zouden u natuurlijk toegezonden worden.
In afwachting, heb ik de eer te zijn,
met de meeste hoogachting,
Uw dw. dnr.
WILLEM KLOOS.
Secretaris-redacteur van de Nieuwe Gids.
Den Heer Dr. A.L. Poelman.
| |
3 Maart '86.
Den heer J. Clausen, alhier.
Waarde Heer,
Hierbij het eerste stukje: morgen krijgt u een lang stuk van 2½ vel; ik heb geen haast met de copij gemaakt, omdat ik het niet noodig vond. Ik krijg toch nooit proef van u vóór de helft van de maand. En hoe zou het wel moeten gaan, als wij om de maand verschijnen? dan zou het best kunnen gebeuren, dat u den vijftienden van de maand de copij krijgt. Wij kunnen onze medewerkers niet zoo jachten, als u het mij doet.
Achtend,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
| |
| |
| |
Amsterdam, March 4th, 1886.
Govert Flinckstraat 81B.
Sir,
Having lately been informed by the newspapers of the foundation of a Shelley-society under the direction of you and Dr. Furnvall, I take the liberty to address me to you, begging to be considered as a member of thas society. As secretary of ‘de Nieuwe Gids’, a literary and political review, I hope to be able to promote the interests of your society in this country.
I send you by this post the sum of one guinea as contribution for the first year.
I am, Sir,
yours truly
WILLEM KLOOS.
Secretary ‘de Nieuwe Gids’.
William M. Rossetti, Esq.
5, Endsleigh Gardens, London, N.W.
| |
5 Maart '86.
Amice,
Het boek, dat je verlangt, is door den uitgever aangevraagd, maar nog niet gearriveerd. Versluys zei mij, toen ik er naar vroeg, dat W. erg slordig met zulk soort dingen is; dat duurt soms wel zes weken. Als het boek niet te duur is, zal ik het voor rekening N.G. koopen. Weet je ook den prijs? Heb je die buste van Plato al weêrom? Waarom kom je niet eens oploopen?
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heere Dr. Ch. v. Deventer.
(Wordt vervolgd.)
|
|